DE LANGE LIJDENSWEG VAN DE SLACHTOFFERS

SPREEKKAMER De sociaal verpleegkundige heeft de politie gebeld. © LIES WILLAERT

Spectaculaire tv-series zoals Code 37 helpen blijkbaar niet. Nog altijd doet de overgrote meerderheid van de Belgische verkrachtingsslachtoffers geen aangifte. Omdat ze zich schamen, bang zijn om niet geloofd te worden, of denken dat de dader toch nooit zal worden veroordeeld. Een reconstructie op basis van gesprekken met slachtoffers en hulpverleners.

Man verdacht van verkrachting stiefdochter. Tiener verkracht bejaarde vrouw. Gents gerecht zoekt nu al vier verkrachters. Het zijn kleine berichtjes in de krant. Week na week. Dag na dag. In 2012 werden bij de Belgische politie 3421 verkrachtingen en 3507 gevallen van aanranding van de eerbaarheid aangegeven. Maar de werkelijke cijfers zouden nog vele malen hoger zijn. Volgens de laatste ‘veiligheidsmonitor’ wordt tot 90 procent van de seksuele delicten niet bij de politie gemeld. Minister van Binnenlandse Zaken Jöelle Milquet (CDH) zal binnenkort dan ook een campagne lanceren die slachtoffers ertoe moet aanzetten aangifte te doen.

Sommigen van hen zijn jarenlang misbruikt door iemand die ze heel goed kennen, anderen zijn van straat geplukt en verkracht door een onbekende dader. 95 procent van de slachtoffers die aangifte doen zijn vrouwen en de helft van hen is meerderjarig. 44 procent van de verkrachtingsdossiers wordt uiteindelijk geseponeerd bij gebrek aan bewijs of omdat de dader nooit wordt gevonden. Van de zaken die wel voor een rechter komen, eindigt ongeveer 75 procent met de veroordeling van de dader.

Maar voor het zover kan komen, wordt er heel wat van een slachtoffer gevraagd: ze moet in detail vertellen wat er met haar is gebeurd en ondergaat bijzonder onaangename medische en forensische onderzoeken. Om het haar zo makkelijk mogelijk te maken, proberen de betrokken diensten hun werk meer op elkaar af te stemmen. In Gent dan toch. Daar heeft het parket al jarenlang een samenwerkingsovereenkomst met het UZ Gent: in zaken van seksuele agressie wordt het sporenonderzoek in dat ziekenhuis uitgevoerd. Dat is geen toeval, want in het UZ werd jaren geleden al een procedure voor de opvang en behandeling van slachtoffers van seksueel en fysiek geweld uitgewerkt en die ervaring geeft het nu ook aan andere ziekenhuizen door. ‘Het is een groot voordeel dat het UZ die rol op zich heeft genomen’, zeggen ze bij de Gentse politie. ‘Daardoor is er altijd een gynaecoloog beschikbaar die met het onderzoek vertrouwd is. Bovendien kennen wij elkaar ondertussen: zijn er al eens strubbelingen, dan kunnen we daar gemakkelijker over praten.’

Dat is soms ook nodig. Zoals vorig jaar in mei nog. Artsen van het UZ Gent schreven toen een open brief aan minister van Justitie Annemie Turtelboom (Open VLD) waarin ze niet alleen een lans braken voor de invoering van een verplichte hiv-test voor verkrachters, maar ook beweerden dat de politie en het parket soms te laks waren. Dat kon de Gentse procureur des Konings Johan Sabbe niet over zijn kant laten gaan, en dus kroop hij op zijn beurt in zijn pen. Maar uiteindelijk kwam er iets positiefs uit alle heibel: sinds november 2013 komen artsen van het UZ, experts van het International Centre for Reproductive Health (ICRH) van de Gentse universiteit, magistraten en politici geregeld samen voor een rondetafelgesprek over de opvang van verkrachtingsslachtoffers.

10 uur na de feiten. Een jonge nogal verwarde vrouw stapt het politiebureau binnen. Ze wordt ondersteund door een grijze dame. Haar tante, zo blijkt. Aan de balie vertelt ze dat ze de avond ervoor is aangerand toen ze na een feestje naar huis fietste. Haar gezicht gaat schuil achter haar ongekamde haren. Ze huilt zachtjes.

Sommige verkrachtingsslachtoffers wachten jarenlang om aangifte te doen. Anderen doen dat zelfs nooit. ‘De drempel is nog hoog’, zegt Chris Van Gaever, diensthoofd van de lokale recherche in Gent. ‘Dat komt onder meer doordat veel slachtoffers bang zijn dat ze niet geloofd zullen worden.’ Zoals het meisje dat een paar jaar geleden een politiekantoor binnenliep en vertelde dat ze in een auto door twee jongens was verkracht. ‘Jullie weten het nu. Trek er jullie plan maar mee’, zei ze nog. Verder werkte ze niet mee: ze wilde geen sporenonderzoek ondergaan en weigerde een beschrijving van de daders te geven voor robotfoto’s. Wat bleek? Een vriendin had haar verteld dat ze door de politie was uitgelachen toen ze een verkrachting ging aangeven. En dat wou dat meisje dus niet meemaken.

Veel slachtoffers zijn ook als de dood voor het verwijt dat ze de feiten zelf hebben uitgelokt. Door hun diepe decolleté, doordat ze dronken waren, of ’s nachts in hun eentje door het stadspark liepen. ‘Zo denken het parket en de politie er nochtans echt niet over’, zegt de Gentse substituut Bernadette Baeyens. ‘Maar de publieke opinie soms wel.’ Dat bleek vorige zomer nog toen een jonge vrouw, Aurore Ruyffelaere, na een bezoek aan de Gentse Feesten vermoord werd teruggevonden. De internetforums logen er niet om: veel mensen vonden het ontzettend stom van haar dat ze ’s nachts alleen naar haar auto was gelopen. Op een onverlichte plek dan nog. ‘Verschrikkelijk boos word ik van zulke reacties’, zegt Baeyens. ‘Iedereen heeft het recht om op elk moment van de dag op straat te lopen zonder overvallen te worden. Net zoals studenten zich mogen amuseren en eens goed dronken mogen zijn zonder verkracht te worden.’

Wat slachtoffers volgens de Gentse politie ook afschrikt, zijn spectaculaire televisieseries zoals Code 37. ‘Daarin wordt een beeld van de zedenpolitie opgehangen dat totaal niet met de werkelijkheid strookt’, luidt het. ‘Wij zouden slachtoffers nooit zo brutaal behandelen, en daders trouwens ook niet. Maar dat weten de tv-kijkers natuurlijk niet.’ Ook de sensationele berichtgeving in sommige kranten zou de drempel verhogen. ‘Nieuwe slachtoffers zijn dan bang dat ze in die mediastorm zullen worden meegesleurd’, zegt Van Gaever. ‘Bovendien slinkt ook hun vertrouwen in de politie, want ze denken natuurlijk dat wij die verhalen hebben gelekt. Nochtans wordt er nooit over zedenfeiten gecommuniceerd. Uit respect voor het slachtoffer én om het gerechtelijk onderzoek niet te schaden.’

Wie ondanks al die obstakels toch aangifte doet, wacht daar meestal even mee. Een paar uur, een dag of twee, een week, soms zelfs jaren. ‘De meesten gaan eerst naar huis en denken even na. Jammer genoeg nemen ze dan vaak al een douche en wassen ze hun kleren, waardoor er heel wat sporen verloren gaan’, aldus Van Gaever. ‘Als ze onmiddellijk naar ons toe komen, is dat vaak omdat ze iemand in vertrouwen hebben genomen die hun daartoe heeft kunnen overhalen.’

11 uur na de feiten. Een agent luistert naar het verhaal dat ze met horten en stoten vertelt. Hij vraagt haar wat de man precies deed, waar hij haar heeft aangeraakt. Ze probeert op automatische piloot over te schakelen. Ze moet zich nu alles herinneren. Ze wil zich eigenlijk niets herinneren. Wat zou hij van haar denken? Onopvallend trekt ze haar jurkje wat naar beneden.

‘Als ik lesgeef aan de politieschool vraag ik altijd wie mij wil vertellen wanneer en met wie hij of zij voor het laatste seks heeft gehad en welke handelingen er precies zijn uitgevoerd’, zegt Bernadette Baeyens. ‘Af en toe is er wel eens iemand die stoer doet, maar erg veel komt er nooit uit. De meesten zijn zelfs gechoqueerd door de vraag. Nochtans is dát wat we verwachten van iemand die verkracht is.’ Slachtofferbejegening is een verplicht onderdeel van de basisopleiding voor politieagenten, en dus zou elke agent perfect moeten weten hoe je met slachtoffers omgaat. Maar dat is niet altijd zo. Zeker als het om seksuele agressie gaat, zakt sommige agenten de moed al in de schoenen zodra de oproep binnenloopt. ‘Daarom proberen we onze collega’s van de interventiediensten en de politiebureaus, waar die slachtoffers meestal terechtkomen, zo veel mogelijk te sensibiliseren’, zegt Chris Van Gaever. ‘We organiseren zelfs cursussen over het eerstelijnsoptreden bij slachtoffers van seksueel en fysiek geweld.’ Op die manier zou er in elk kantoor minstens één agent met kennis van zaken moeten rondlopen die meteen een onderzoek kan opstarten als er een verkrachtingszaak wordt gemeld.

Zo is het beter om een slachtoffer van seksuele agressie dat een politiekantoor binnenstapt meteen apart te nemen. Dan hoeft ze haar verhaal tenminste niet te doen te midden van mensen die de diefstal van hun identiteitskaart willen melden of hun ingetrokken rijbewijs komen inleveren. Tijdens een eerste gesprek probeert een agent dan zicht op de situatie te krijgen. Is de betrokkene in gevaar? Kan ze gewoon naar huis of is de dader iemand uit haar directe omgeving? Wanneer hebben de (laatste) feiten zich voorgedaan? Wat heeft de dader met haar gedaan? Waar is ze precies verkracht? Heeft het zin om op haar lichaam naar sporen te zoeken?

12 uur en 15 minuten na de feiten. De politieman aan wie ze haar verhaal heeft gedaan, brengt haar en haar tante met de auto naar het UZ Gent. Hij voert het woord aan het loket en wijst haar in de wachtzaal een formica stoel aan. Wil ze koffie? Of iets eten? Wat een idee. Dan moet ze het nog eens vertellen. Aan een verpleger, dit keer. Ze ondergaat het allemaal in een waas. Alsof ze onder een stolp zit.

Op de spoeddienst van het UZ krijgen ze elke week wel een slachtoffer van seksuele agressie binnen. Soms samen met iemand van de politie, soms alleen of met een vriend of vriendin. Nadat die zich aan het loket heeft gemeld, moet ze even in de wachtzaal gaan zitten, tussen mensen met een hersenschudding, een gebroken arm of pijn in de borst. ‘Als alles goed gaat, hoef je hier hoogstens tien minuten te wachten voor je aan de beurt bent voor een opnamegesprek’, zegt Steve D’Hokers, hoofdverpleegkundige van de spoeddienst. ‘Blijkt het om een geval van seksuele agressie te gaan en zijn er geen dringende medische zorgen nodig, dan wordt de patiënt niet naar de spoeddienst zelf gebracht, maar naar een spreekkamertje vlakbij. We halen er dan ook meteen onze sociaal verpleegkundige bij.’

Voor zulke zaken is er op de spoeddienst altijd iemand van de sociale dienst beschikbaar. Ook ’s nachts. ‘Ik zorg er dan voor dat het slachtoffer haar verhaal kan doen en dat ze achteraf – als ze dat wil – psychologische hulp kan krijgen’, zegt sociaal verpleegkundige Elien Demeyer. Ondertussen zoekt ze in een overvolle kast een broek, een T-shirt en ondergoed bijeen. ‘Reservekleren’, legt ze uit. ‘Die geef ik mee aan vrouwen die een sporenonderzoek moeten ondergaan, want die zijn er vaak niet op voorbereid dat ze hun kleren zullen moeten afgeven.’

Heeft de patiënte nog geen aangifte gedaan, dan raden ze haar op de spoeddienst aan om dat zo snel mogelijk te doen. ‘Eventueel bellen wij zelf de politie’, zegt Demeyer. ‘Meestal komt er dan een agent naar het ziekenhuis om het slachtoffer te verhoren.’ Maar niet elke patiënt ziet het zitten om de politie bij de zaak te betrekken. Sommigen willen alleen medische zorg en verder niets. ‘Daar kunnen wij – soms tot onze grote frustratie – niets aan doen’ zegt Ines Keygnaert van het ICRH, die in het UZ een stuurgroep rond de aanpak van seksuele agressie leidt. ‘Dat is en blijft de keuze van de patiënt.’

13 uur en 30 minuten na de feiten.Via de luchtbrug wordt ze van de spoeddienst naar een onderzoekskamer in het verloskwartier gebracht. De agent wacht in de hal. Een gynaecoloog legt haar uit wat er te gebeuren staat. Ze zullen naar sporen zoeken: in haar schaamhaar, haar mond, haar vagina ook. Meer dan anderhalf uur duren de onderzoeken. De hele tijd klemt ze de hand van haar tante vast en denkt ze zich in dat ze ergens anders is. ‘Probeer je te ontspannen’, zegt de gynaecoloog. Dat vindt ze zo absurd dat ze even grinnikt.

Als het slachtoffer een paar uur of hoogstens een paar dagen na de feiten aangifte doet, geeft het parket meestal de opdracht om een sporenonderzoek te laten uitvoeren. Daarbij wordt gezocht naar alles wat een bruikbaar spoor van de dader kan opleveren: sperma, haren, speeksel, zelfs zweet. Het onderzoek gebeurt door middel van een zogenaamde Seksuele Agressie Set (SAS): een verzegelde kartonnen doos met een uitgebreide handleiding, steriele verpakkingen en materiaal om stalen af te nemen. ‘Soms gaan wij voor een SAS-afname naar de spoeddienst’, zegt gynaecologe Kristien Roelens van de Vrouwenkliniek van het UZ Gent. ‘Maar als we ondertussen ook een paar vrouwen moeten volgen die in de verloskamer liggen, is het voor ons handiger om zo’n slachtoffer hierheen te laten komen. Bovendien heeft ze hier meer privacy dan op de spoeddienst.’

Eens de doos is opengemaakt, moeten de dokters elke stap precies uitvoeren zoals die in de handleiding beschreven staat. Kwestie van geen enkel spoor verloren te laten gaan. Eerst moet het slachtoffer zich uitkleden op een groot vel wit papier dat op de grond wordt uitgespreid. Haar schoenen en kleren worden daar dan in gewikkeld en zo naar het lab gestuurd. Daarna volgt een minutieus fysiek onderzoek dat anderhalf tot twee uur duurt. Geconcentreerd voert de gynaecoloog dan de 24 stappen uit de handleiding uit. In stap 13 wordt bijvoorbeeld gezocht naar bewijs van orale betrekkingen of sporen ter hoogte van een beetwonde. Bij stap 17 wordt de pubisstreek letterlijk uitgekamd, stap 22 bestaat uit vaginale afnames en stap 23 uit anale afnames. ‘Voor een vrouw die niet is verkracht, is zo’n inwendig onderzoek al onaangenaam’, zegt Ines Keygnaert. ‘Hoe zwaar moet het dan niet zijn voor een slachtoffer van seksueel geweld. Jammer genoeg kunnen we die onderzoeken niet vermijden. Wel proberen we het makkelijker te maken door niet alleen medische zorgen maar ook psychosociale begeleiding te bieden. Daarom proberen we voor een SAS ook altijd twee mensen in te zetten: een gynaecoloog zorgt ervoor dat al het forensische materiaal goed wordt afgenomen en de andere gezondheidswerker praat de patiënt door de onderzoeken heen en geeft wissers of instrumenten aan. Zo gaat het ook veel sneller vooruit.’

Ook als een slachtoffer geen aangifte wil doen, stellen ze haar voor om een soort pseudo-SAS af te nemen. Daarbij worden zo veel mogelijk stalen verzameld die dan een jaar lang in de diepvries worden bewaard. ‘Dat is bijvoorbeeld gebeurd in het geval van een jonge vrouw die brutaal was verkracht door drie bekenden’, zegt Kristien Roelens. ‘Wij onderzochten haar, maar ze wou geen aangifte doen omdat ze bang was voor represailles. Toen ze dat een paar maanden later toch deed, kon de politie de ingevroren stalen komen ophalen.’

DNA-stalen zijn meestal cruciaal in verkrachtingszaken. ‘Materieel bewijs is in onze branche nu eenmaal het belangrijkst’, zeggen ze bij de zedenpolitie. ‘Maar in dat domein zijn er nog altijd veel restricties.’ Op dit moment mag alleen het DNA van mensen die zijn veroordeeld voor zedenfeiten of diefstal met geweld in een databank worden bewaard. ‘Soms helpt dat ons’, vertelt substituut Baeyens. ‘Ik herinner me een zaak waarbij we wel een goed DNA-staal hadden maar de dader toch niet konden vinden. Tot hij jaren later een diefstal met geweld pleegde en zijn DNA in de databank terechtkwam. Dat is natuurlijk geluk hebben.’

Nogal wat politiemensen zouden de factor geluk liever uitschakelen en staan dan ook achter de recente oproep van de Antwerpse procureur-generaal Yves Liégeois om het DNA van elke pasgeboren baby en nieuwkomer in ons land op te slaan. Maar voorlopig lijkt de politieke wereld niet veel zin te hebben om zich aan zo’n verregaande en dure ingreep in onze privacy te wagen.

15 uur na de feiten. Ze moet pillen slikken. Veel pillen. Omdat het best kan dat de dader hiv-positief is of aan een andere seksueel overdraagbare ziekte lijdt. Ook dat nog. Wekenlang zal ze die medicijnen elke dag op hetzelfde tijdstip moeten innemen. Dertig keer zal ze om 17.00 uur worden herinnerd aan wat ze zo snel mogelijk wil vergeten. En dan moet ze ook nog weken wachten voor ze er helemaal zeker van kan zijn dat ze niet besmet is.

Onder het adagium better safe than sorry moeten de meeste verkrachtingsslachtoffers, naast de morning-afterpil en medicatie om seksueel overdraagbare aandoeningen te voorkomen ook zware hiv-medicijnen slikken. Die post-exposure profylaxis (PEP), die ze in het Aidsreferentiecentrum van het UZ voorgeschreven krijgen, vermindert de kans op hiv-besmetting aanzienlijk. Als de behandeling tenminste binnen de 72 uur wordt opgestart. Nadeel is wel dat PEP duur is en dat de patiënt een aanzienlijk risico loopt op bijwerkingen. Alleen als het slachtoffer is verkracht door iemand met wie ze een paar dagen eerder nog vrijwillig seks heeft gehad of als er absolute zekerheid bestaat dat de dader niet besmet is, is het verantwoord om geen PEP te nemen.

Maar vaak is de dader 72 uur na de feiten nog niet bekend, en wordt hij wel gevonden, dan kan hij niet worden verplicht om een hiv-test te ondergaan. En dat is dus wat de artsen van het UZ en experts van het ICRH zó frustreert dat ze er vorig jaar die open brief over schreven. Kamerlid Carina Van Cauter (Open VLD) las de brief, schoof aan bij de rondetafelgesprekken in het UZ en diende uiteindelijk een wetsvoorstel in om daders te verplichten een hiv-test te ondergaan. ‘Tegenstanders komen altijd aanzetten met de privacy van de dader’, aldus Van Cauter. ‘Maar in mijn ogen is dat ondergeschikt aan de bescherming van het slachtoffer. Dát is het hoogste doel.’ Toch heeft ze haar wetsvoorstel nog wat bijgeschaafd: de testresultaten zouden in een apart dossier terechtkomen en alleen in het strafdossier worden opgenomen als daar een goede reden voor is. Als de dader zijn slachtoffer moedwillig wou besmetten, bijvoorbeeld. Of ze voor haar voorstel, dat eerdaags in de commissie Justitie van de Kamer wordt besproken, een meerderheid zal vinden, weet Van Cauter nog niet.

Dus moeten verkrachtingsslachtoffers voorlopig nog op de goodwill van hun aanrander rekenen. In het UZ geven ze de politie nu een standaardbrief mee waarin ze de dader vragen om zich te laten testen. Af en toe gaat iemand daar op in, maar de meesten willen niet meewerken. Omdat de vraag hen onverschillig laat, omdat ze niet willen weten of ze besmet zijn, of omdat ze dat maar al te goed weten. ‘Het is ook niet evident om elke verdachte meteen te vragen of hij zo’n test wil doen’, zeggen ze bij de politie. ‘Soms weten we gewoon niet wie de dader is. Weten we het wel, dan willen we de zaak soms eerst verder onderzoeken om genoeg materieel bewijs te verzamelen voor we hem oppakken. Als we een dader in die fase een brief moeten bezorgen met de vraag zich te laten testen, weet hij natuurlijk meteen hoe laat het is.’

Een dag na de feiten. Ze meldt zich bij de zedenpolitie voor een verhoor. Weer is haar tante erbij. Ze praat stil. Te stil soms. De wel erg directe vragen doen haar huiveren. Ze heeft er nu echt genoeg van. Hoe kan ze beginnen met vergeten als ze er altijd maar weer over moet praten? Waarom zoeken ze de dader niet gewoon? En is het haar verbeelding of kijkt die ondervrager haar de hele tijd laatdunkend aan?

Het is niet eenvoudig om een slachtoffer van seksuele agressie te verhoren. Dat wordt dan ook overgelaten aan politiemensen met de nodige kennis van zaken. ‘Typisch is bijvoorbeeld dat zulke slachtoffers vaak feiten overdrijven of extra in de verf zetten. Meestal omdat ze denken dat ze dan sneller geloofd worden’, zegt Bernadette Baeyens. ‘Aan de andere kant zijn er soms dingen die ze verzwijgen omdat die te vernederend waren.’ Zo was er een meisje van wie de onderzoekers wisten dat de dader haar schaamhaar had weggebrand. Maar volgens haar was dat nooit gebeurd. Zelfs toen de dader het zelf vertelde, bleef zij dat halsstarrig ontkennen. ‘Zoiets moeten we respecteren’, meent Baeyens. ‘Het is natuurlijk belangrijk dat de politieagent die zo’n slachtoffer verhoort, weet dat de kans bestaat dat ze iets verzwijgt of aandikt. Maar hij mag haar daar niet mee confronteren.’

Nochtans kunnen halve waarheden de politie danig op het verkeerde been zetten. Zoals in de zaak van een vrouw die haar aanrander, die al andere slachtoffers had gemaakt, op een foto herkende. Bij de politie begrepen ze er niets van: de typische werkwijze van die man kwam totaal niet met haar getuigenis overeen. Bij een volgend verhoor gaf de vrouw dan ook toe dat haar verhaal niet helemaal klopte: ze had sommige feiten verdraaid.

Drie dagen na de feiten. Ze was van plan om weer gewoon te gaan werken, maar krijgt al een paniekaanval als ze naar haar auto verderop in de straat loopt. Ze voelt zich bekeken. Telkens als ze een man ziet, slaat ze haar ogen neer en vraagt ze zich af of hij het soms was. Ze besluit nog een paar dagen thuis te blijven.

In een klein deel van de aangegeven zedenzaken kent het slachtoffer haar aanrander. Hij is haar partner, haar ex-lief, een vriend of een familielid. In dat geval wordt meteen onderzocht of ze wel veilig terug naar huis kan. Bijlange niet elke vrouw die door haar partner is verkracht, wil ook bij hem weg. ‘In zo’n geval is het meestal iemand anders die aangifte heeft gedaan: een van de kinderen, een buur of een vriendin’, zegt substituut Baeyens. ‘Wil het slachtoffer bij de dader blijven, dan onderzoeken wij hoe we haar veiligheid zo goed mogelijk kunnen garanderen. Maar dat betekent natuurlijk niet dat er geen bestraffing kan volgen. Als maatschappij mogen we dergelijke zaken echt niet door de vingers zien.’

Vaak kent het slachtoffer de dader niet en is de politie vooral op sporenonderzoek aangewezen om hem te vinden. Daarnaast kunnen ook de beelden van een bewakingscamera helpen, iets wat de dader tegen zijn slachtoffer heeft gezegd ook, of tips die binnenlopen als er een robotfoto is verspreid. Het komt ook voor dat een slachtoffer de aanrander niet bij naam kent, maar hem wel geregeld op zaterdagavond in een café heeft gezien. ‘Dan zorgen wij ervoor dat we daar de volgende zaterdag ook zijn’, zegt Chris Van Gaever van de Gentse politie. ‘Er zijn ook slachtoffers die de dader plots op straat zien lopen en ons dan bellen.’

Is er een verdachte, dan wordt die opgepakt, verhoord en daarna eventueel aangehouden. ‘Eigenlijk bejegenen wij een dader op dezelfde manier als een slachtoffer: rustig en beleefd’, bedenkt Van Gaever. ‘Vergeet niet dat veel daders vroeger zelf slachtoffer zijn geweest. Bovendien vlot een verhoor veel beter als je kalm blijft. Al is dat niet altijd even gemakkelijk.’

Vier maanden na de feiten. Aan de hand van een DNA-staal is de politie haar aanrander op het spoor gekomen. Toch blijft hij ontkennen dat hij haar heeft verkracht. Als de zaak voorkomt, twijfelt ze lang of ze wel naar de rechtbank zal gaan. Ze doet het uiteindelijk toch. De hele tijd schuift ze heen en weer op haar stoel. Naast haar zit haar tante. De dader kijkt haar niet aan. Zij staart naar haar laarzen. Hij wordt schuldig bevonden. Opluchting. Hij gaat voor vijf jaar de cel in. Een beetje minder opluchting.

Vijf jaar de gevangenis in. Dat is de hoogste straf die je in België kunt krijgen voor de verkrachting van een meerderjarige. ‘De meeste burgers zien graag dat hij die ook effectief krijgt’, zegt substituut Baeyens. ‘Het probleem is wel dat hij dan na vijf jaar onveranderd buitenkomt en ik hem niet meer in de gaten kan laten houden. Zo iemand is een echte tijdbom.’ Daarom vraagt de substituut liever drie jaar gevangenisstraf en twee jaar onder voorwaarden. ‘Dan kan ik de dader tenminste nog via een justitieassistent laten opvolgen’, zegt ze. ‘Vooral omdat velen onder hen blijven ontkennen dat ze een probleem hebben, is het belangrijk dat ze een aantal jaren worden begeleid en behandeld. Als een kinderverkrachter dan bijvoorbeeld op het punt staat om met een vrouw met jonge kinderen te gaan samenwonen, kunnen we nog ingrijpen.’ Maar een dader kan niet gedwongen worden om voorwaarden te aanvaarden: hij kan er ook voor kiezen om zijn straf helemaal uit te zitten. Dan hoeft hij geen behandeling te ondergaan en wordt hij na zijn vrijlating ook niet meer in de gaten gehouden.

‘Wij mogen daders van zedenfeiten ook niet in kaart brengen’, zegt een Gentse rechercheur. ‘Ken je de film The Flock? Daarin speelt Richard Gere een Amerikaanse ambtenaar die de seksuele delinquenten in zijn regio moet opvolgen. Elke dag zoekt hij in de krant naar meldingen van feiten of verdwijningen, en dan gaat hij na wie van zijn cliënten daar in de buurt woont. Zoiets zou men hier beter ook doen, want onder zedendelinquenten is de recidive groot. Maar een kleine minderheid komt uiteindelijk tot inzicht en blijft op het rechte pad. De meesten beginnen gewoon opnieuw, en opnieuw.’

Twee jaar na de feiten. Uiteindelijk is ze toch maar bij een psycholoog in behandeling gegaan. Het werd gewoon te erg. Eerst durfde ze ’s avonds niet meer alleen over straat, daarna kreeg ze het benauwd als ze op een drukke zaterdagnamiddag door de winkelstraat liep, en nu begint ze ook al in een parkeergarage te zweten. Ze wil zich weer sterker voelen. Wat blijft er anders van haar over als hij straks vrijkomt?

DOOR ANN PEUTEMAN, FOTO’S LIES WILLAERT

‘De meeste daders beginnen gewoon opnieuw, en opnieuw.’

‘Een student heeft het recht om eens goed dronken te zijn zonder verkracht te worden.’

‘Een verkrachter die na vijf jaar onveranderd uit de gevangenis komt, is een tijdbom.’

‘Slachtoffers overdrijven of verzwijgen sommige feiten omdat ze denken dat ze dan sneller geloofd zullen worden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content