Het was een hoogtepunt in de verkiezingsshows: Bart De Wever, Antwerps lijsttrekker van de N-VA, bij Bracke & Crabbé. Op de sofa, naast Inge Vervotte (CD&V) en Saïd El Khadraoui (SP.A). Invalshoek van het mini-debat: voor het eerst op een verkiesbare plaats. Visueel gesproken viel De Wever meteen uit de toon: zo gewoon als hij daar zat (doordeweeks plunje, ernstige blik), zo mediageniek waren zijn collega’s (afgeborsteld, stralende lach). Een politicus naast twee fotomodellen.

Het contrast werd groter met de minuut. Zoals zijn partijvoorzitter Geert Bourgeois zich in De laatste show ooit zichtbaar zat af te vragen waar hij in godsnaam aan begonnen was, zo voelde De Wever zich duidelijk niet op zijn gemak in de hem toebedeelde format. Een spookrijder op de snelweg van het infotainment. Toen de politieke vedettencultus ter sprake kwam, ging het ongeveer als volgt.

De Wever: ‘Mensen die op tv met een dweil in hun mond en Tanja Dexters op hun rug over de vloer kruipen, die kunnen wij bij de N-VA missen als kiespijn.’

Bracke: ‘Over wie hebt u het nu?’

De Wever: ‘Ik wil zijn naam niet noemen, maar in het Frans klinkt het als achterwerk.’

Bracke: ‘Euh, cul, Q… U bedoelt Vincent Van Quickenborne! Waar hebt u dat gezien?’

De Wever: ‘In Mediamadammen, op VT4.’

Crabbé: ‘Daar kijken wij niet naar. Maar ik begrijp het: de NV-A is een kleine partij, dus jullie kijken naar kleine zenders.’

De Wever: ‘Ik moet zeggen: als ik moet kiezen tussen Doe de stemtest en Temptation island, dan is mijn keuze snel gemaakt.’

De kiesdrempel heeft hij niet gehaald op 18 mei (Q is ondertussen staatssecretaris), maar als ondervoorzitter van de N-VA, straks al dan niet in een kartel met CD&V, blijft De Wever politiek actief. Als ideologische spookrijder, bekende hij vorig weekend in De Standaard: ‘Geen politicus in Vlaanderen die zich conservatief noemt. Een hardnekkige karakterstoornis, die me in de ogen van velen wellicht tot een arrogant en irritant kereltje maakt, geeft me alleen al daarom zin het predikaat conservatief enthousiast te aanvaarden als geuzennaam.’

In een knap essay over Edmund Burke (‘de aartsvader van het conservatisme’) beargumenteerde De Wever waarom het conservatisme is overeind gebleven ‘als sokkel van mijn politiek denken en doen’: ‘Ten eerste is er de overtuiging dat een samenleving in wezen organisch is, en dus niet maakbaar. Wie als politicus iets ten goede wil veranderen, kan bijgevolg best optreden als een chirurg: met voorzorg, subtiele precisie en nazorg. (…) Ten tweede is er de overtuiging dat een samenleving méér is, of zou moeten zijn, dan een contract tussen individuen, die er zich in wezen mee beschermen tegen elkaar. (…) Het is hoog tijd om als politicus terug met klem te durven spreken over de noodzaak van civiele waarden als vriendschap, trouw, solidariteit, respect, intellectuele eerlijkheid, moed, erkentelijkheid en uiteindelijk burgerzin voor de uitbouw van een harmonieuze samenleving.’

Steve Stevaert, ook begonnen als spookrijder (maar dan op de bus, en zonder te betalen), zou daaraan toevoegen: ‘Vlaanderen zit vol conservatieven, alleen weten ze het nog niet allemaal.’

Joël De Ceulaer

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content