Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Waar ligt de grens tussen voedselcrisis en hongersnood? En wanneer is voedselhulp efficiënt? Een analyse van de situatie in Ethiopië.

In ramp- en oorlogsgebieden troepen journalisten altijd samen in dezelfde hotels. Dat heeft zo zijn nut, zeker als de oorlog of crisis nog niet echt is losgebarsten. Dan is het zaak de berichtgeving te stroomlijnen, zodat iedereen met hetzelfde verhaal naar buiten komt en er op zijn minst de indruk ontstaat dat er iets gewichtigs aan de hand is – goed voor de journalisten in kwestie, want zo verkopen ze meer beelden of verhalen. Dode lichamen vormen een essentieel onderdeel van dat ‘bewustmakingsproces’.

Als die niet te vinden zijn, kunnen ook hongerige vluchtelingen dienen. Toen eind 1996 in het toen nog Zaïrese stadje Goma een vrachtwagen vol hulpgoederen bestormd werd en geplunderd, gingen beelden van dit – eenmalige – incident de wereld rond, voorzien van het commentaar dat hongerige vluchtelingen zich in wanhoop op het eerste voedsel hadden gestort dat binnenkwam. Terwijl de makers van de beelden zeer goed wisten dat de plunderaars geen vluchtelingen waren, maar goed doorvoede handelaren die een doos hulpgoederen wensten te bemachtigen om ze in een nabijgelegen vluchtelingenkamp te gaan verkopen.

Ook hulporganisaties durven wel eens crisissen in scène te zetten om hun omzet te bevorderen. En lokale milities maken graag gebruik van de logistieke middelen van de hulporganisaties. Niet zelden worden vluchtelingen als lokaas gebruikt om hulpgoederen aan te trekken die vervolgens soldaten aan een nabijgelegen front moeten voeden. Hulpverlening is in vele onstabiele regio’s de belangrijkste pijler van de economie geworden.

Enkele weken geleden werd – nog maar eens – alarm geblazen voor Ethiopië. Er dreigde een nieuwe hongersnood. De berichtgeving werd naar goede gewoonte gelardeerd met beelden van uitgemergelde kinderen, afgewisseld met uitgedroogde karkassen van vee. De media snelden toe. Maar de verrassing was groot. Fotograaf Wim Van Cappellen, die crisissen in vele hoeken van de wereld versloeg, keerde na enkele dagen ‘hongersnood’ in de Ogaden-woestijn terug naar Ethiopiës hoofdstad Addis Abeba, waar hij een reportage maakte over de ravage die aids aanricht.

‘Ik had niet de indruk dat er in de Ogaden hongersnood heerst,’ legde Van Cappellen uit. ‘De media zoemden allemaal in op hetzelfde beeld van sterk verzwakte kinderen. Velen kwamen toe en wilden niet zonder sterk verhaal naar buiten komen – zelfs als er geen sterk verhaal was. Er is zeker een probleem van ondervoeding in de streek, maar dat blijft beperkt tot kleine gebieden. Er is in geen geval hongersnood op grote schaal. Terwijl aids momenteel wel voor ernstige moeilijkheden zorgt. Volgens Artsen Zonder Grenzen zijn 2,6 miljoen Ethiopiërs seropositief. Een miljoen mensen zou al aan aids gestorven zijn. Die lieten 840.000 aidswezen achter. Maar veel aandacht krijgt dat niet. De meeste journalisten snellen de woestijn in. En de hulporganisaties planten hun vlaggen daar waar ze in beeld kunnen komen.’

ACHT MILJOEN SLACHTOFFERS

Hongersnood dreigt een woord te worden als ‘genocide’, dat heel gemakkelijk in de mond genomen wordt om een crisis te beschrijven. En wat het aantal slachtoffers betreft wordt er met miljoenen gegoocheld alsof het om kippen in een dioxinecrisis gaat: acht miljoen mensen op de zestig miljoen Ethiopiërs ‘zouden’ met de hongerdood bedreigd zijn. ‘Er zijn geen betrouwbare schattingen van de omvang van het probleem,’ nuanceert Cyrus Pacques van Artsen Zonder Grenzen (AZG) in Brussel. ‘Maar het woord hongersnood zou ik zeker niet in de mond durven te nemen. Daarvoor is het probleem te lokaal. Het beeld ter plekke is heel anders dan wat de meeste media erover ophangen. De indruk bestaat dat de Ogaden vol stervende kinderen ligt. Maar dat is niet het geval. Er zijn wel kernen met zware ondervoeding. Dat geeft soms vreemde situaties. Door het stadje Imi, bijvoorbeeld, loopt een rivier. Op de oostelijke oever is er voedsel genoeg, op de andere oever lijden de mensen honger. Het gaat om twee clans die geen contact met elkaar willen.’

Ook het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) wil het woord hongersnood niet gebruiken. Het levert voedsel aan ongeveer 180.000 nomaden. ‘Onze mensen ter plekke hoorden, bijvoorbeeld, dat ten noorden van het stadje Godé de situatie heel erg was en stuurden onmiddellijk een evaluatiemissie uit,’ vertelt Axel Vande Veegaete van het Rode Kruis in Brussel. ‘Maar ze kwamen terug met de boodschap dat het er helemaal niet zo erg was. Begin dit jaar was de toestand in de streek nog normaal. Vanaf april kwamen nomaden uit de woestijn naar de centra afzakken voor hulp. Er is dus duidelijk iets aan de hand. Maar wij hoeden ons ervoor om hetzelfde sterke taalgebruik te hanteren als het Wereldvoedselprogramma van de VN deed.’

Nu rijst de vraag of het verstandig is rampberichten de wereld rond te sturen om te vermijden dat er echt een catastrofe komt. ‘Het is een complex probleem,’ zegt Vande Veegaete wat omzwachteld. ‘Wegens het conflict met Eritrea waren vele donorlanden nogal terughoudend om hulp naar Ethiopië te sturen. En de internationale gemeenschap zit nog altijd met het trauma van 1985, toen er veel te laat gereageerd werd en een miljoen mensen is gestorven. Niemand wil deze vergissing opnieuw begaan.’

Ook Cyrus Paques van AZG omzeilt de vraag: ‘Het gaat eigenlijk om een structureel probleem. De nomaden werden in de jaren veertig door de Italiaanse kolonisator gestimuleerd om het verkeerde vee aan te kopen. Ze vervingen hun kamelen en geiten door koeien. Maar die beesten moeten om de twee dagen drinken, terwijl een kameel zes dagen zonder water kan. Koeien sterven in een periode van langdurige droogte dus veel sneller dan kamelen. En de mensen blijven zonder middelen van bestaan achter.’

BUREAUCRATISCHE ONHANDIGHEDEN

De problemen in Ethiopië zijn talrijk. Klimaatsveranderingen boven de oceanen zorgen al drie jaar voor grote droogte in de hele Hoorn van Afrika (vorige week begon het in de Ogaden plots te regenen, waardoor de hulpverlening als gevolg van modderige pistes in het honderd dreigt te lopen.) Het land kent een enorme bevolkingsexplosie: het aantal mensen is van 31 miljoen in 1980 verdubbeld tot 60 miljoen nu. Het milieu heeft zwaar onder deze druk te lijden. Erosie is algemeen en irrigatie zo goed als onbestaande. Het talrijke vee putte gras- en watervoorraden verder uit. Sommige regio’s zijn gewoon niet geschikt om veel mensen te huisvesten.

De oorlog en het slechte wegennet zorgen daarenboven voor een mank lopende distributie. In sommige delen van Ethiopië is er zelfs een graanoverschot, maar dat raakt niet tot in de getroffen regio’s. Als gevolg van bureaucratische ‘onhandigheden’ werden de strategische graanreserves niet aangevuld. De stroom van hulp naar de Ogaden dreigt de lokale nomaden daarenboven met een extra-probleem op te zadelen. Er sijpelen berichten door dat criminele bendes uit het naburige Somalië aangetrokken worden door de tonnen voedsel en de Landcruisers die in de woestijn circuleren. De onveiligheid in de streek maakte de traditionele migraties sowieso al moeilijker.

Critici stellen openlijk de vraag of een land dat het voorbije jaar zijn uitgaven voor defensie verviervoudigde, recht heeft op structurele ontwikkelingshulp. Voorbeelden uit de buurlanden Soedan en Somalië suggereren dat lokale krijgsheren erin slagen hun macht te versterken door een ‘handig’ gebruik van de mogelijkheden geboden door voedselhulp.

Het moet ook niet verrassen dat zelfs in ‘normale’ omstandigheden voedselhulp niet de meest behoeftige mensen bereikt. De Ethiopische econoom Ayalew Tekabe, momenteel verbonden aan de KU Leuven, publiceerde enkele papers waarin hij het probleem voor het hele land analyseerde. Hij citeerde onder meer uit onderzoek waaruit bleek dat bijna de helft van de Ethiopiërs courant onvoldoende te eten heeft. Tekabe wees er ook op dat voedselhulp wel levens redt, maar dat de eigen strategieën van de bevolking veel belangrijker zijn, zoals minder eten en kleine dieren verkopen.

En op alle niveaus is er een opvallend slechte targeting van de hulp. Er is geen enkel verband tussen de voedselbehoeften van een gezin en de hoeveelheid hulp die het krijgt. Van de kwetsbaarste gezinnen krijgt 58 procent geen hulp, terwijl 41 procent van de gezinnen die in feite geen hulp nodig hebben toch van het aangevoerde voedsel profiteert. Naast lokale ‘manipulatie’ en foute criteria in het bepalen welke gezinnen kwetsbaar zijn, was een belangrijke oorzaak van deze afwijking het feit dat hulporganisaties bij voorkeur voedsel uitdelen in de regio’s waarin ze al actief zijn. Zo blijft er hulp toestromen naar gebieden waar in feite geen nood is.

Vorige week verscheen een cartoon in een Ethiopische krant: een moeder met een stervend kind in haar armen, omgeven door microfoons en camera’s. ‘Is dat brood?’ vraagt het kind. ‘Nee,’ antwoordt de moeder, ‘het zijn de bakkers.’

Dirk Draulans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content