De Belgische profclubs vechten tegen een immense schuldenberg. Ook de rentebetaling is een traag sluipend gif.

De hevige ruzie die onlangs is losgebarsten tussen het Gentse stadsbestuur en het bestuur van voetbalclub AA Gent, heeft eens te meer de schijnwerpers gericht op de sluimerende kwaal die het Belgische profvoetbal al meer dan vijftien jaar bedreigt: een onoverzienbare schuldenberg. Maar voetbalclubs zijn zoals de Belgische staat: schulden of geen schulden, ze leven rustig verder.

Er komt altijd wel iemand opdagen – desnoods vanuit Georgië – die, in ruil voor het voorzitterschap, de dringendste lopende uitgaven voor zijn rekening neemt: de salarissen van spelers en personeel, de sociale zekerheidsbijdragen, btw en belastingen, en de bondstaksen. De mecenas levert daarenboven extra fondsen voor een paar spraakmakende transfers, eventueeel met een zwarte bonus onder de tafel. Van één ding is zo iemand zeker: dat geld is hij kwijt. Maar blijkbaar deert dat sommige mensen niet. Het is overigens geen fenomeen dat zich alleen in België manifesteert. Grote buitenlandse reuzen als Benfica Lissabon of Real Madrid hebben een schuldenberg van meerdere miljarden frank.

Zolang die bedragen verschuldigd zijn aan enkele kapitaalkrachtige groepen of personen, is er geen man overboord. Meestal schelden die de schuld liever volledig of gedeeltelijk kwijt, dan ze te innen en de belastingen in hun nek te krijgen. Ook als het de overheid is, die het geld door de subsidiekraan heeft laten stromen, wordt de zaak wel in der minne geregeld. Er zijn altijd verkiezingen op komst, en dus is een politicus best wat voorzichtig met de voetbalclub. De schulden laten vallen is misschien te delicaat, maar ze bevriezen kan altijd.

De steun van de overheid verloopt doorgaans langs de infrastructuur. Veel clubs kunnen aan de slag in een gemeentelijk stadion, en naar het voorbeeld van het buitenland hebben de talloze Belgische regeringen gulle steun verleend aan de renovatie van vier stadions, waarin gevoetbald wordt tijdens het Europees Landenkampioenschap 2000.

SPELERS VERKOPEN BLIJFT EEN MIDDEL

Schulden vormen pas een probleem, als de schuldeisers hun geld terug willen, of als de rentebetalingen boven de mogelijkheden van de club groeien. En alle insiders weten dat dat laatste het geval is bij het gros van onze 22 profclubs. Waren het gewone bedrijven, ze tuimelden regelrecht het faillissement in.

De kosten zijn immers hoger dan de inkomsten. Ook Anderlecht, qua organisatie een modelclub, rekent in dit sportief tegenvallende seizoen met een exploitatieverlies van tegen de tweehonderd miljoen frank. Vooral de salarissen, die zestig tot zeventig procent van een clubbudget wegslurpen, wegen door. De inkomsten die daartegenover staan, zijn onvoldoende. In vergelijking met het buitenland komen er veel te weinig toeschouwers kijken, zijn de sponsoringtarieven laag, en brengen de televisierechten niet meer op dan een habbekrats.

Vroeger werden kastekorten en dringende schulden afgelost door op tijd en stond een paar spelers te verkopen. Door ze als activa in de boekhouding op te nemen, konden ze als onderpand voor een lening dienen. Na het arrest- Bosman is die mogelijkheid grotendeels verdwenen, maar niet helemaal. Spelers die onder contract liggen, kunnen immers nog altijd verkocht worden. En in het internationale topvoetbal draait de transfermarkt gewoon door zoals vroeger. Een half miljard voor een technisch beperkte houthakker is geen uitzondering. Dat zal zo blijven duren, tot een andere Bosman ook hier een gerechtelijke stok in de wielen steekt. Want het verkopen van een voetballer met contract is uiteraard even oorbaar of onoorbaar als het verkopen van een voetballer zonder. Het blijft mensenhandel.

In afwachting daarvan komt het er voor de clubs op aan hun spelers langdurige verbintenissen aan te bieden. Het risico daarvan is dat spelers gekwetst kunnen raken, of slecht presteren. Het voordeel is dat je net als vroeger ineens een smak geld kan binnenrijven, als een grote, en dat is per definitie een buitenlandse, club interesse heeft.

Club Brugge heeft de voorbije jaren op die manier gouden zaken gedaan. En de hoofdvogel is dit seizoen zonder concurrentie afgeschoten door het veel geplaagde AA Gent. Dat slaagde erin twee beloftevolle jongeren voor in totaal liefst 140 miljoen frank te verkopen. Het ging om de pas van Racing Jet Waver overgenomen negentienjarige Laurent Delorge, die aan het Engelse Coventry is verkocht. Waar hij overigens na twee weken een been brak, en out is voor de rest van het seizoen. De tweede was de ook al negentienjarige Günter Vanhandenhoven, vorig seizoen weggehaald bij KV Mechelen, en vóór de start van dit seizoen naar het Franse FC Metz versast. Honderd veertig miljoen voor twee spelers die nauwelijks eersteklasse-ervaring hebben en nog alles te bewijzen hebben, dat is de jackpot trekken. Helaas voor clubs als Gent volstaat ook zo een voltreffer niet meer om de put te dempen.

EEN DOOLHOF VAN VZW’S

Ondanks alle onheilsberichten houden de meeste clubs stand. En als de boot echt zinkt, is er nog altijd het redmiddel van een fusie met een buurploeg die net wat meer zuurstof heeft. Maar zelfs zo ver komt het zelden.

De meeste clubs bestaan immers uit een doolhof van vzw’s. Die kunnen niet failliet gaan, enkel in vereffening. Vrijwillig, of na vervolging door de procureur des Konings (zie kader). De enige vzw die solvabel moet blijven, is degene die de eigenlijke club beheert, en via het stamnummer is aangesloten bij de Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB). Zij is ervoor verantwoordelijk dat de salarissen en de sociale lasten betaald worden, en de rekeningen aan de bond.

Stadion, jeugd, oefencomplexen, en de aankoop van spelers, zitten achter andere vzw’s, nv’s of cv’s verborgen (zie kader). Dat die verzuipen in de schulden is niet zonder gevaar, maar zolang de schuldeisers gepaaid kunnen worden is alleen de rentelast een acuut probleem. Nergens evenwel worden zo’n gunstige rentetarieven toegepast, als bij leningen aan voetbalclubs. Soms nul procent intrest. En ook een schuldherschikking, of een verlenging van de looptijd, wordt nergens zo gul verleend.

En toch staat het water de meeste clubs tot aan de lippen. Ze blijven onverantwoorde bedragen betalen voor de aankoop van voetballers, het aantal spelers in de ruime kern gaat hun mogelijkheden ver te boven, de salarissen en de premies die ze betalen staan soms buiten alle verhoudingen, en het aantal ontslagen trainers dat meerdere seizoenen moet worden doorbetaald is indrukwekkend.

Die hoge loonlast is voor een deel noodgedwongen, omdat anders de rijkere buitenlandse clubs elke talentvolle kracht wegkopen. Anderzijds voert hij recht naar de afgrond. Nieuwe kredieten moeten worden opgenomen, en er kan de banken geen onderpand meer worden aangeboden. Op het stadion heerst al een hypothecaire volmacht, en ook de spelers kunnen in het post-Bosmantijdperk niet langer als waarborg dienen.

DE BOND LAAT MAAR BEGAAN

In tegenstelling tot voetbalfederaties in ons omringende landen, houdt de Belgische voetbalbond zich niet bezig met de financiële draagkracht van de clubs. In Nederland en Duitsland moeten die een licentie hebben, die pas na een grondige financiële doorlichting wordt verleend. De Belgische bond speelde ooit met het idee om ploegen in schuldenlast te verbieden nog transfers te doen, maar in de praktijk kwam daar nooit iets van.

Zolang de bondsbijdragen betaald zijn, en de spelers bij de commissie voor het statuut van de spelers geen klacht indienen omdat hun salaris, sociale zekerheid of groepsverzekering niet betaald werden, is er geen vuiltje aan de lucht. Clubs onderschatten wel eens de verplichting van die groepsverzekering, een vorm van pensioensparen bij Assubel. Sommige staan meerdere termijnen achter, wat strafbaar is, want de groepsverzekering is een deel van het loon.

De bondsbijdragen bestaan uit zeven procent taksen op de entreegelden, de lidgelden van de spelers, eventuele boetes, en transfergelden en “opleidingsvergoedingen” die de clubs aan elkaar verschuldigd zijn en die via de bond passeren.

In deze laatste materie grijpt de KBVB alleen in na een klacht van een andere club, of op verzoek van het uitvoerend comité. Binnenkort kan mogelijk het bondsparket een onderzoek starten, maar het is niet zeker dat de clubs tuk zijn op bemoeienissen van meester Verstringhe. En het zijn de clubs, die het bondsreglement bepalen.

Voor de bond telt alleen de vzw – tegenwoordig steeds vaker de nv – die het stamnummer beheert. Die vereniging heeft een voorzitter, een secretaris en een gerechtigd correspondent, en vijf bestuursleden die hun handtekening zetten op de aansluitingskaart.

Pas als de stamnummerhouder zijn verplichtingen niet meer nakomt, kan de bond ingrijpen, de club in aanleg van schrapping stellen, en eventueel schrappen of met één afdeling degraderen. Dat kan ook als er een overdracht is van het patrimonium, lees het stamnummer, met de bedoeling financiële problemen te omzeilen. Beerschot, Sint-Niklaas en Racing Jet, hebben in een recent verleden deze twijfelachtige eer mogen genieten. Andere clubs, zoals FC Boom, hielden er doodgewoon mee op en begonnen onder een andere naam opnieuw in provinciale.

Met al de rest heeft de bond geen uitstaans. Als één of andere rijke borst zijn geld niet terugkrijgt, moet hij langs gerechtelijke weg stappen ondernemen. Bondsvoorzitter Michel D’Hooghe mag graag onderstrepen dat de voetbalbond bestaat uit 2.200 clubs, waarvan de 22 profclubs maar een kleine minderheid vormen. Voor de profclubs zelf, op Standard na gegroepeerd in de Profliga, is de financiële situatie van al die neven-vzw’tjes natuurlijk wel een besogne. De Gentse voorzitter Jean Van Milders sprak vorig jaar van een gecumuleerde schuld van 2,2 miljard frank.

Van Milders zette zich aan het hoofd van een Task Force 2000, die voorstellen moest uitwerken om het profvoetbal te redden. De transparantie van de boekhouding was daar één punt uit, een nieuwe verdeelsleutel voor de televisie- en Champions-Leaguegelden een andere. In die tijd heette het dat Anderlecht, dankzij de deelneming aan de lucratieve Champions League, voor eeuwig onbereikbaar zou worden voor de andere Belgische clubs. De geschiedenis ondertussen kennende, is dat een lichtjes voorbarige bewering gebleken.

DE BUFFALO’S IN HET SLOP

Nemen we het geval van AA Gent, als één van de vele voorbeelden van hoe een voetbalclub in de problemen geraakt. ARA La Gantoise (voetbal, tennis, hockey) was vroeger een bastion van de Franstalige Gentse bourgeoisie. In de jaren tachtig volgde een korststondige bloei onder het voorzitterschap van wegenbouwer Albert Demeester, die met harde hand de club leidde, er veel geld in pompte, maar bij zijn vertrek een bestuurlijke puinhoop achterliet. In 1988 zakte Gent onder voorzitter Robert Naudts naar tweede.

Enkele Gentse zakenmensen belegden toen, op initiatief van Marc Mortier van Flanders Expo, bij niemand minder dan premier Wilfried Martens (CVP) een vergadering om de club weer op de rails te krijgen. Er werd naast de vzw KAA Gent een coöperatieve vennootschap KAAG Management opgericht om de club te leiden, en een coöperatieve vennootschap Foot Invest, die geld bijeenbracht om spelers te kopen, onder wie Ronny Martens, Eddy Voordeckers en Stef Agten.

Jean Van Milders, ex-voorzitter van Verbroedering Geel en baas van wegrestaurantketen Carestel, werd de nieuwe voorzitter. Het verblijf in tweede duurde één seizoen. Trainer Erwin Vandendaele werd ontslagen en vervangen door de gekwetste en fin-de carrière zijnde speler René Vandereycken. Die loodste de Buffalo’s door de eindronde naar eerste klasse, en daar meteen naar de subtop.

AA Gent bestaat dus uit een vzw, met daaronder twee coöperatieve vennootschappen, en één naamloze vennootschap. Dat is de nv Stadion Gent, waarin enkele geldschieters via een vereniging in deelneming tegen een gunsttarief de lening verstrekten voor de bouw van de nieuwe hoofdtribune. Die wordt door de vzw geleased. Daarbuiten is er nog een coöperatieve vennootschap, de cv ARAG, een overblijfsel van het oude bestuur van La Gantoise, die de grond waarop het stadion staat ter beschikking stelt van de nv Stadion Gent. Dat is niet onbelangrijk, want het gaat om bouwgrond midden in de woonwijk van Gentbrugge, en die is een fortuin waard.

Het is met de aankoop van de tweede nieuwe zittribune, dat de club boven haar krachten is gegaan. Daarvoor moest een lening van 300 miljoen worden aangegaan bij een consortium van shirtsponsor VDK spaarbank en bouwonderneming CFE, en de afbetaling daarvan zorgt voor problemen. Dat, plus een transferbeleid waarbij de prijs van de aangekochte versterkingen niet altijd in verhouding stond met de kwaliteit. Begin jaren negentig ging het om spelers als Erwin Vandenbergh, Frank Dauwen, Eric Viscaal, Mark Verkuyl, Mark Van der Linden, en anderen.

Over die aankooppolitiek waren de leden van het directiecomité het onderling vaak oneens, maar aanvankelijk leidde hij wel tot sportief succes onder trainer Vandereycken. Met als hoogtepunt een derde plaats in 1991, en daaropvolgend een succesvolle Europese campagne waarin Lausanne, Eintracht Frankfurt, en Dinamo Moskou opzij werden gezet, en pas in de kwartfinale de uitschakeling door Ajax volgde.

Maar inkomsten uit Europees voetbal liggen vaak heel wat lager dan clubleiders hopen, en wegen niet op tegen het bedrag dat is geïnvesteerd om Europees voetbal af te dwingen. Gevolg is dat veel clubs in de plaats van dankzij de Europacup een stap vooruit te kunnen zetten, integendeel een stap terug moeten doen.

Zo ook AA Gent, waar zowel de vzw als de cv Management in moeilijkheden geraakten. De afbetalingen voor tribune en transferuitgaven wogen te zwaar, en de schulden aan btw en rsz groeiden onheilspellend. Daarnaast investeerde Gent ook nog in het trainings- en jeugdcomplex aan de Warmoezeniersweg, verderop in Melle. Met een renteloze lening van 30 miljoen van de stad weliswaar, en op terreinen van de Vlaamse Gemeenschap, maar de club zelf moest ook weer gaan lenen om de resterende 20 miljoen te betalen, en moet de stadsteun over tien jaar gespreid terugbetalen.

DE KAART VAN DE JEUGD

Dat beterde er niet op toen vorig seizoen een ambitieus vijfjarenplan werd ontwikkeld, met een sterke jeugdschool als centraal element. Daarmee overvleugelde Gent veel concurrenten. Het ging, tot woede van andere clubs, overal beloftevolle jeudspelers weghalen. De opleidingsvergoedingen die tussen de clubs betaald moeten worden zijn relatief laag, en de uitverkoren jongeren werden gelokt met interessante contracten en premies. Om dat jeugdig talent te doen renderen, werd Johan Boskamp aangetrokken, die enkele vrienden-trainers in zijn zog meebracht. En trainers alleen is voor een dergelijk project niet genoeg, er moet ook een vakbekwaam scoutingsapparaat worden uitgebouwd. Dat alles kost handenvol geld.

Het opzet kende wel snel succes. AA Gent is dit seizoen het voorbeeld van een club waar jong talent een kans krijgt. Pieter Collen en de zeventienjarige Thomas Chatelle maakten indruk. En zoals gezegd werden Delorge en Vanhandenhoven al van de hand gedaan, voor minstens het twintigvoud van wat ze hadden gekost. Dat compenseert het risico dat andere clubs op hun beurt jonge Gentse jeugdspelers komen wegkopen.

Maar de aan Boskamp gedane beloften bleken al snel financieel niet haalbaar. En toen de trainer geconfronteerd werd met medewerkers en spelers die op hun geld moesten wachten, maakte hij publiekelijk zijn ongenoegen bekend. Daardoor kwam hij in conflict met manager Michel Louwagie en voorzitter Van Milders, en stapte in oktober ontgoocheld op. Na een tussenpauze met interimtrainer Herman Vermeulen, ging in januari de Noor Trond Sollied aan de slag. Gent kende een onwaarschijnlijke inzinking eind oktober, toen het onmiddellijk na het vertrek van Boskamp voor de beker met 5-2 van het zwakke Kortrijk verloor, vervolgens in eigen huis met 0-4 werd ingeblikt door Club Brugge, en uiteindelijk de diepste schande ooit moest ondergaan: een 8-1 afstraffing op Germinal. Daarna klom de ploeg gezwind weer uit het dal, en stoomde op naar de vierde plaats in de stand.

Maar de schulden blijven als een zwaard van Damocles boven het Jules Ottenstadion zweven. Ook al moet AA Gent normaal gezien bij machte zijn om de courante rekeningen, waaronder de spelerssalarissen, uit te betalen. Voorzitter Van Milders heeft zich daarvoor bij de spelers zelf garant gesteld. Wat niet helemaal zonder risico is.

DE SCHEPEN TEGEN DE VOORZITTER

De schuldenlast van AA Gent ligt naar schatting tussen de vierhonderd en vijfhonderd miljoen frank. Zoals gezegd lopen de achterstallen bij btw en rsz gevaarlijk op, en de afbetaling op de al afgesloten leningen bedraagt ruim vijftig miljoen per jaar. Daarom probeerde AA Gent een schuldherschikking te bekomen van een bankenconsortium onder leiding van de BBL. Die eiste een waarborg. De club is wel eigenaar van de tribunes, maar daarop rust al een hypotheek.

En dus vroeg de BBL aan de stad Gent om zich borg te stellen. En vroeg de stad aan de club inzage in de boeken, met een overzicht van de onroerende goederen en de uitstaande schulden. Na negen maanden zwoegen diende de club eind januari een financieel dossier in, dat door schepen van Financiën Frank Wijnakker (VLD) zonder lang nadenken naar de prullenmand werd verwezen. Beschamend en knoeiwerk, waren de terzake gebruikte beoordelingen. Gent was vroeger nochtans de club van de liberalen, Willy De Clercq was lid van de raad van bestuur, maar in die band zit intussen de rek. Zowel voorzitter Van Milders als VDK-topman Frans Verheeke worden in CVP-hoek gesitueerd, mogelijk tegen hun zin.

Ook de verzuchting van de club dat Gent één van de weinige gemeenten is die geen enkele steun verleent aan een op haar grondgebied opererende eersteklasseclub, kon de schepen niet vermurwen. AA Gent is, samen met Standard, de enige club die eigenaar is van van zowel zijn eigen stadion als van de grond waarop het staat. Waarbij moet worden aangestipt dat de tribunes van Standard gefinancierd zijn door een consortium rond huidig voorzitter en bouwondernemer André Duchène, dat in ruil gedurende lange tijd de opbrengsten van de loges en de business-seats op zak steekt. En de vernieuwing van Sclessin wordt mede gefinancierd door het Waalse Gewest.

Anderlecht bijvoorbeeld, is wel eigenaar van zijn eigen stadion, maar de grond is van de gemeente. In Brugge is zowel de grond als het stadion van de stad. En met het oog op Euro 2000 heeft de overheid in Brussel, Brugge, Luik en Charleroi zwaar geïnvesteerd in de modernisering van de infrastructuur. De stad Antwerpen doet hetzelfde voor de renovatie van het Beerschotstadion, waar volgend jaar de nieuwe fusieclub Germinal Beerschot Antwerpen gaat spelen. En de 230 miljoen kostende hoofdtribune van het Genkse Thyl Geyselinckstadion, betaald met het reconversiegeld van de KS en door de gemeente Genk voor 30 miljoen overgenomen, steekt nog altijd de ogen van het hele Belgische voetbal uit.

AA Gent betaalt dus alles zelf, en hamert er dan ook op dat het van de stad Gent niet eens subsidies vraagt, enkel een borgstelling. Maar volgens schepen Wijnakker bestaat de totale schuldenberg van AA Gent uit 944 miljoen, als ook rekening wordt gehouden met vorderingen uit de jaren tachtig, en dat risico wil hij niet lopen.

Die 944 miljoen is wellicht wat overdreven. Uit de jaren tachtig dateert onder andere een deel van de fiscale boete, die werd opgelegd na het onderzoek van Guy Bellemans naar zwart geld in het voetbal. Zowat alle clubs kregen toen een meer dan forse rekening gepresenteerd, maar weinige hebben die effectief betaald. De klachten dienaangaande zijn, vijftien jaar na datum, nog steeds hangende. De feiten, helaas voor vele clubs, verjaren niet. AA Gent zou meer dan 56 miljoen moeten ophoesten. Verder staat de club nog in het krijt bij de families Demeester en De Clercq, maar dat gaat slechts om enkele miljoenen.

De hardnekkigheid van schepen Wijnakker heeft mogelijk te maken met een scherpe aanvaring met voorzitter Van Milders, tijdens een vergadering vorig jaar bij toenmalig minister van Onderwijs Luc Van den Bossche en burgemeester Frank Beke. Als er een persoonlijke vete speelt, blijft een regeling dus mogelijk. Van Milders weg, een grondiger dossier, en een herstructurering van de club in twee solide pijlers (immo en exploitatie), en de stad Gent zal wel bijdraaien. Borgstelling betekent schuldherschikking, waardoor de afbetalingen zowat gehalveerd worden. En in dat geval, staat AA Gent er heel wat beter voor dan veel andere eersteklassers.

Het reilen en zeilen van AA Gent is één voorbeeld. De bedragen en de details zullen bij andere clubs variëren, maar hun moeilijkheden zijn dezelfde. De oplossing is eenvoudig: bouw geen nieuwe tribunes, betaal geen transfergelden, vermijd hoge salarissen. En zak naar tweede.

Frank De Moor Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content