‘DE BELG IS FINANCIEEL ONGELETTERD’

De clichés over sparen en beleggen in België zijn bekend: we spreken niet graag over geld, we potten het liever op. We sparen ons arm, want de rente op spaargeld ligt lager dan de inflatie. Weten we wel genoeg over sparen en beleggen? Knack liet drie experts hun licht schijnen over de resultaten van een grote spaar- en beleggersenquête met tweeduizend respondenten uit Vlaanderen en Wallonië: Paul Huybrechts (voorzitter van de Vlaamse federatie van beleggers), Nancy Huyghebaert (professor bedrijfsfinanciering aan de KU Leuven) en Pascal Paepen (docent Thomas More Kempen en HUB).

SPAREN 1De bank is de baas

De Belgische spaarder laat zich vooral informeren door zijn bankadviseur of door de website van de bank. Niet meer dan twee procent werkt met een effectenmakelaar. Is dat verstandig?

Paul Huybrechts: In elke transactie heb je twee partijen, een koper en een verkoper. Bijna altijd beschikken de verkopers over meer informatie dan de kopers. Dat is een structurele ongelijkheid. Het moet de bedoeling zijn om die altijd minder geïnformeerde koper toch zo goed mogelijk in te lichten. Eigenlijk is de eerlijkheid en de integriteit van de bankier belangrijker dan de eindeloze pogingen om de gebruikers van financiële producten tot financiële experts op te voeden.

Nancy Huyghebaert: De Belg laat zijn bankier zijn financiën behartigen zoals hij de huisarts voor zijn gezondheid laat zorgen: in vertrouwen en zonder daar al te veel vragen bij te stellen. Bankmedewerkers zijn opgeleid om de financiën van hun klanten op een degelijke manier te behandelen, maar soms laten ze zich leiden door de strategie van de bank eerder dan door het belang van de klant. Banken zouden de beste informatiebron moeten zijn over persoonlijke financiën, maar je moet altijd je gezond verstand blijven gebruiken.

Pascal Paepen: Er kan inderdaad sprake zijn van belangenvermenging, de grens tussen advies en verkoop is soms dun. Het is wellicht verstandiger om een onafhankelijk expert te betalen voor financieel advies. Probleem is dat ze dun gezaaid zijn en dat ze eerst een goede reputatie moeten opbouwen. Dan kiest de Belg liever voor zijn bank. Wat mij opvalt, is dat het vertrouwen in de bank als instelling minder groot is dan het vertrouwen in de persoonlijke adviseur van de bank. Als die adviseur de klant wijst op de mogelijke risico’s en hem realistische rendementen voorhoudt, kunnen zij hem terecht vertrouwen. Banken nemen tegenwoordig ook echt meer tijd om te luisteren naar hun klanten en dat lijkt me essentieel om een degelijk risicoprofiel op te stellen.

Opmerkelijk ook dat slechts negen procent van de spaarders en beleggers zijn heil zoekt in gespecialiseerde vakbladen.

Huyghebaert: De financiële pers en de vakbladen hebben de crisis niet of niet voldoende zien aankomen. Uit academisch onderzoek blijkt dat beleggers tegenwoordig niet meer zomaar geloven wat hen wordt verteld, maar dat ze zelf hun huiswerk beginnen te maken, jaarrekeningen bekijken en cijfers analyseren. De belegger is kritischer geworden.

2 Onwetendheid troef

Met de kennis van de gemiddelde spaarder en belegger is het anders pover gesteld. 50 procent van de spaarders weet niet welke rente zijn spaarrekening opbrengt. En 52 procent van de beleggers heeft geen idee of hij een portefeuille heeft met huisfondsen van de bank of een open architectuur.

Paepen: Het klopt dat we niet precies weten hoeveel de spaarrente bedraagt, behalve dat het momenteel heel weinig is. Ik kan me ook goed voorstellen dat mensen onvoldoende vertrouwd zijn met het financiële jargon. Een heel selecte groep mensen is geïnteresseerd in de finesses van het financiële, maar over het algemeen heerst er bijzonder veel financiële ongeletterdheid. Vreemd dat mensen zich voor een nieuwe wasmachine of auto wel uitgebreid documenteren, maar niet voor wat er met hun geld gebeurt.

Wat is de remedie tegen het wijdverspreide financiële analfabetisme?

Paepen: Een basiskennis financiën verplicht maken in de eindtermen van het secundair onderwijs. Daarnaast helpt het ook niet dat het in veel regio’s van ons land taboe is om, zelfs onder vrienden of familie, te spreken over geld.

Huybrechts: Het onderwijs zou inderdaad aandacht moeten hebben voor inzicht in economie en ondernemerschap. Toch wil ik dat probleem niet te zeer dramatiseren. Ik vind dat de mensen die de financiële crisis hebben aangericht weinig recht van spreken hebben over de domheid van de massa. Overigens, is die massa wel dom? Als je naar de spaarzin kijkt, het vermogen van de Belgen, naar de spreiding over verschillende spaarvormen en vastgoed en naar de rijkdom aan fondsen, dan vind ik dat de Belgen het helemaal niet slecht doen.

3 De kracht van regelmaat

Maar liefst 85 procent van de respondenten slaagt erin om geld opzij te zetten, en 42 procent van hen slaagt erin om maandelijks een vast bedrag van 200 euro of meer te sparen.

Paepen: Meer en meer mensen beseffen dat het verstandig is om gespreid te sparen én te beleggen. Door elke maand voor een vast bedrag aandelen of fondsen te kopen, vermijd je om altijd op de top te kopen. Je kunt dan veel aandelen kopen als ze laag staan en weinig als de beurs hoge toppen scheert. Het is trouwens ook logisch dat niet iedereen erin slaagt om elke maand geld opzij te zetten: het is geen enkel probleem om eens een maand minder of niets te sparen.

Mensen zijn harder gaan sparen door de crisis: 50 procent tracht meer geld opzij te zetten.

Paepen: Economen en overheden zouden liever zien dat mensen in crisistijd meer uitgeven, maar de Belgen doen precies het tegenovergestelde. Een van de redenen dat de economie in België nog min of meer overeind blijft, is dat er volgens mij tegenwoordig massaal zwart geld wordt opgemaakt, omdat men bang is dat het wordt ontdekt. Maar het geld echt weer laten rollen, zal pas gebeuren als het consumentenvertrouwen nog verder stijgt.

Huybrechts: De mensen beseffen kennelijk dat het sparen van vandaag de welvaart van morgen is. Als de politici hun pensioenbeloften gestand doen, is dat sparen misschien niet nodig, maar zullen ze hun beloften kunnen waarmaken?

Huyghebaert: Het klopt dat als er minder geconsumeerd wordt, dat nefast is voor de economie. Uit eigen onderzoek blijkt dat er inderdaad meer gespaard wordt sinds de crisis. Twee fundamentele factoren beïnvloeden het spaargedrag: enerzijds een toename van het beschikbare inkomen, anderzijds een toename van de werkloosheid. Het effect van toenemende werkloosheid is trouwens veel sterker: 1 procent toename in de werkloosheid leidt tot een aangroei van 2,7 miljard euro aan Belgische deposito’s. Het psychologisch effect dat dan wellicht speelt, is dat mensen bij toenemende werkloosheid in de maatschappij onzekerder worden over hun eigen job en meer geld opzijzetten, terwijl de economie dat dan net niet nodig heeft. Ook in andere landen wordt trouwens meer gespaard in periodes van economische onzekerheid.

Vooral de spaarrekening lijkt een veilige haven voor de Belg.

Huyghebaert: Op basis van eigen onderzoek stel ik een opvallende trendbreuk vast sinds de crisis. Waar mensen vroeger vaker kozen voor een termijnrekening met een welbepaalde looptijd, kiest men nu voor onmiddellijk opvraagbare deposito’s. Door het afgenomen vertrouwen in de banken is men ook zijn geld gaan spreiden over verschillende spaarboekjes bij diverse instellingen.

4 Trouw aan bank

Belgen blijven erg trouw aan hun bank: slechts 13 procent van de respondenten is van bank veranderd in de afgelopen 5 jaar.

Huybrechts: De migratie uit de grootbanken is minder groot dan we dachten en de jongeren lijken de grootbanken te verkiezen. Dat zou te maken kunnen hebben met de grote inspanningen die onze grootbanken leveren inzake elektronisch bankieren, ook via allerlei draagbaar speelgoed. We hebben goede banken. Jammer dat het tussen 2005 en 2011 bij sommige zo verschrikkelijk is misgelopen.

Paepen: Ik merk een groot verschil tussen woorden en daden: veel mensen plannen om van bank te veranderen, maar weinigen zetten de stap. We zijn uiteindelijk heel loyaal: als je als jongere voor een bank kiest, is de kans groot dat je blijft. Misschien beseffen we te weinig dat een half procent meer of minder rente uiteindelijk wel een groot verschil kan maken, zeker op een groot bedrag.

Wie toch van bank verandert, doet dat in de eerste plaats om minder kosten te betalen.

Paepen: Er lijkt inderdaad een kostenslag bezig. Wellicht letten mensen ook meer op de kleintjes door de crisis. Via internet is dat ook erg gemakkelijk, bijvoorbeeld via wikifin.be of spaargids.be. Al kan het geen kwaad om niet alleen rekening te houden met de kosten, maar ook met de kredietwaardigheid van een bank.

BELEGGEN 5 Afkeer voor risico’s

Zeven op de tien Belgen voelen zich niet geroepen om te beleggen, vooral wegens het verhoogde risico.

Huyghebaert: Ik vind dat geen abnormaal gedrag. 73 procent van de respondenten slaagt er niet in om meer dan 500 euro per maand aan de kant te zetten. Ik vind niet dat je die mensen naar de beurs moet proberen te leiden.

Paepen: De Belgische spaarders en beleggers zijn zéér voorzichtig. Veiligheid zit veel sterker in onze cultuur ingebakken dan bij Amerikanen, Britten of zelfs Nederlanders. Als de beurzen kelderen, is die houding in ons voordeel. Maar als de beurzen in de lift zitten zoals sinds maart 2009 het geval is, is dat een nadeel.

Huybrechts: De grote afkeer voor risico is niet verwonderlijk. Verlies doet twee keer meer pijn dan winst plezier doet. De verliezen op de beurs van 2000-2003 en 2007-2009 werken nog altijd door. Zolang de rente laag blijft, zal dat niet veranderen. Een lage langetermijnrente betekent eigenlijk dat we weinig of geen groei verwachten en de mensen voelen dat ook zo aan. Daarom is het nodig om, ook via de fiscaliteit, meer risicodragende beleggingen aan te moedigen. Europa wacht op een pakket maatregelen zoals in het begin van de jaren 1980 in Frankrijk met de wet-Monory en in België met de wet-Cooreman-De Clercq werden genomen. Dat is essentieel voor onze economische groei, maar de politici snappen dat nog niet.

Meer beleggers kiezen voor een zeer laag risicoprofiel en dito rendement (28 procent) in vergelijking met degenen die een voorkeur hebben voor een eerder hoog risico en potentieel rendement (7 procent).

Paepen: Men kiest ook vooral voor de als risicoloos beschouwde producten, zoals obligaties en termijnrekeningen. Beleggers kiezen ook opvallend vaak voor vastgoed in de overtuiging dat dat veilig is, maar daarin vergissen ze zich, zeker als de woonbonus wordt afgeschaft en de rente stijgt.

6Professionele portefeuilles, amateuristische opvolging

Samenstelling van de portefeuille gebeurt doorgaans door professionals (in 62 procent van de gevallen), de opvolging doen we dan weer liever zelf.

Huyghebaert: Als je belegt via een financiële instelling, zou je ervan uit moeten kunnen gaan dat ze haar werk doet. In principe zouden beursspecialisten een beter resultaat moeten halen dan een individuele belegger die ‘na zijn uren’ met de beurs bezig is. Je kunt in feite nooit even goed geïnformeerd zijn als iemand die een portefeuille professioneel opvolgt. Het is wel belangrijk dat de belegger altijd kritisch blijft over wat hem wordt meegedeeld.

Paepen: Ook een evenwichtig samengestelde portefeuille vergt de nodige opvolging. Met twintig verschillende beleggingsproducten betekent dat nogal wat werk. Dat vereist ook het opvolgen van het financiële nieuws en het aanbrengen van de nodige verschuivingen in je portefeuille.

7Mannen beleggen met meer zelfvertrouwen dan vrouwen

Mannen stellen vaker (38 procent) hun beleggingsportefeuille zelf samen dan vrouwen (22 procent).

Paepen: Nogal wat beleggers zijn ervan overtuigd dat ze de markt kunnen kloppen. Vooral mannen zijn vaak iets te zeker van zichzelf. Anderzijds is het wel zo dat mannen eerder geneigd zijn hun verlies te nemen, terwijl vrouwen zich vaker aan aandelen zullen vastklampen.

Wat vertelt academisch onderzoek ons over het verschil in beleggen tussen mannen en vrouwen?

Huyghebaert: Een artikel verschenen in de Quarterly Journal of Economics bevestigt de theorie dat investeerders met overdreven zelfvertrouwen meer verhandelen en dat mannelijke beleggers meer last hebben van overdreven zelfvertrouwen dan vrouwen. In dit onderzoek was het zo dat mannen 45 procent meer aandelen verhandelen dan vrouwen en dat dat hun nettowinst met 2,65 procent verkleinde tegenover 1,72 procent bij vrouwen. Een onderzoek in Economics letters relativeert de risicoaversie van vrouwen en wijt de voorzichtigheid voor een groot stuk aan gebrek aan ervaring en kennis. Een overzicht van vijftien studies over risico en gender houdt het erop dat vrouwen over het algemeen minder beleggen en meer risicoaversie hebben dan mannen.

8 Ethisch beleggen in de lift?

Maar liefst 48 procent van de beleggers zegt niet in bepaalde aandelen te investeren om ethische redenen. Vooral sectoren met kinderarbeid, de tabakssector en vervuilende bedrijven moeten het ontgelden. In mindere mate worden ook defensie en ggo’s geschuwd.

Paepen: Ik denk dat mensen inderdaad niet geneigd zijn om in tabak, wapens of vervuiling te investeren. Kinderarbeid valt al moeilijker te detecteren.

Hoe is het enthousiasme voor ethisch beleggen te rijmen met de afgenomen populariteit van duurzame fondsen sinds 2010?

Huybrechts: Ik vraag mij af waar die terugval van de ethische fondsen vandaan komt. Zijn particulieren uitgestapt of eerder institutionelen? Vergeet niet dat allerlei sociale en caritatieve verenigingen grote beleggers zijn en in het verleden vaak ook een uitgesproken voorkeur hadden voor ethisch geïnspireerde fondsen. Intussen is het ethisch karakter van beleggingen ook een criterium geworden voor niet-ethische fondsen. Fondsbeheerders moeten meer dan vroeger hun beleid verdedigen en ze willen daarbij niet in opspraak komen. Ethische fondsen verliezen daardoor wat relevantie.

Huyghebaert: Aan de rendementen op duurzame fondsen kan die terugval niet liggen: in vergelijking met andere fondsen doen ze het zeker niet slechter. Mijn indruk is eerder dat het afkalven van deze fondsen te maken heeft met een algemeen wantrouwen tegenover minder transparante producten.

Hoe dan ook, de spaarders en beleggers in deze enquête verwoorden alvast de intentie om met hun geld de wereld een beetje te veranderen.

Paepen: Beleggers willen niet per se het onderste uit de kan halen: niet alleen financieel, maar ook maatschappelijk rendement telt. Dat is ook begrijpelijk na de bankencrisis: men geeft er de voorkeur aan geld te stoppen in de reële economie, liever dan in virtuele producten waar het verkeerd mee afgelopen is.

9 Regionale en sectorale spreiding

23 procent van de beleggers beperkt zich tot bepaalde regio’s, overwegend België en Europa. Is dat verstandig?

Huyghebaert: In de literatuur noemt men dat de home bias, mensen die kiezen voor bedrijven dicht bij huis. Dat past in de verschuiving van de aandacht naar wat we zelf het best begrijpen. Het is een fenomeen dat je niet alleen kunt vaststellen bij individuele beleggers, maar ook bij onze Belgische banken, die zich terugplooien op hun kernactiviteiten en kernmarkten, op de dingen die ze beter begrijpen.

Paepen: Het is inderdaad een toepassing van het adagium: koop wat je kent. Belgische en Europese bedrijven kennen we in principe het best, maar de Belgische aandelenbeurs presteert wel bijzonder slecht. Het is dus niet verstandig om enkel in eigen land te beleggen. Ik zou geografisch spreiden, dus ook beleggen in de VS, Azië, Latijns-Amerika en, waarom niet, ook in Afrika.

Huybrechts: Wie over een gespreide portefeuille beschikt, moet met ten minste een derde daarvan aansluiting zoeken bij regio’s en landen die sterker groeien dan België of Europa dat in de volgende tien jaar zullen doen. Dat kan echter ook via Belgische en Europese bedrijven die actief zijn in die groeilanden.

We stellen ook vast dat 21 procent van de beleggers zich bij de samenstelling van zijn portefeuille bewust beperkt tot bepaalde sectoren, met name tot de sectoren Energie (38 procent), Financials (31 procent) en Industrials (30 procent).

Paepen: Als het al gebeurt, denk ik dat het heel onverstandig is om in één bepaalde sector geld te stoppen. Ik hoop eigenlijk eerder dat mensen ervoor kiezen welbepaalde sectoren uit te sluiten, wat ik in het geval van bijvoorbeeld energie en financials wel kan begrijpen.

Huyghebaert: Vanuit het principe dat je je portefeuille over verschillende sectoren moet spreiden om risico’s te minimaliseren, is het natuurlijk niet verstandig om je te beperken tot een drietal sectoren. Ik kan me wel voorstellen dat mensen besluiten zich toe te spitsen op een bepaalde sector en de bedrijven daarin te doorgronden, zoals een financieel analist ook slechts een bepaald aantal aandelen zal volgen. Maar dan moet je echt wel grondig je huiswerk maken.

10 Beperkte beveiliging 69 procent werkt niet met limietorders, 87 procent werkt niet met stop loss-orders. Dat lijkt in contrast met het streven naar zekerheid. Of is het gewoon een kwestie van onvoldoende beurskennis?

Huybrechts: Aan die beleggers zou ik inderdaad zeggen: doe eens een kleine inspanning. Beleggen is werken!

Paepen: Ik zou elke belegger aanraden om altijd met limietorders te werken. Zo bepaal je de maximumprijs die je voor een bepaald aandeel wilt betalen. Zeker bij illiquide aandelen kan de prijs sterk verschillen tussen het order en de aankoop. Stop loss – de automatische verkoop van een aandeel als het onder een bepaalde waarde duikt – is een manier om de meeste van je winst veilig te stellen.

Huyghebaert: Ik heb er geen bezwaar tegen als een belegger er weloverwogen voor kiest om niet met stop loss- of limietorders te werken. Het is ook niet verwonderlijk dat mensen die niet met beleggen bezig zijn niet weten waar deze termen voor staan. Maar het blijft wenselijk dat mensen beter geïnformeerd zouden zijn over algemene financiële zaken en zelfs over bepaalde finesses van sparen en beleggen.

DOOR JAN BOSTEELS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content