Koen Meulenaere
Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

De Kroonraad van Knack bestaat uit Mark Eyskens, Paul Muys, Jacques Rogge, Erik Suy, Monika Van Paemel en Etienne Vermeersch.

Mijnheer Eyskens, op het moment van dit gesprek kennen wij de uitspraak van het Hof van Cassatie nog niet in verband met de mogelijke partijdigheid van onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte in de zaak Dutroux. Wat verwacht u ?

MARK EYSKENS : Mevrouw Eliane Liekendael heeft recht gesproken, summum ius. Zij heeft met een zekere moed de draagwijdte van de wetgeving, waaraan zij trouw heeft gezworen, uiteengezet en verdedigd. Dat is ook de taak van een procureur-generaal. Ze heeft er aan herinnerd dat de Belgische wetgeving zegt, net zoals het Verdrag van de rechten van de mens, dat een rechter niet partijdig mag zijn, en ook niet de schijn van partijdigheid mag wekken.

De raadsheren die het arrest opstellen, moeten dit rechtsbeginsel nu toetsen aan wat in concreto is gebeurd, en ze kunnen nog altijd gewoon tot het besluit komen dat de aanwezigheid van mijnheer Connerotte op die spaghettiavond niet heeft geleid tot partijdigheid, zelfs niet tot de schijn ervan. Men verwijst naar het gevaar dat het Hof van Straatsburg een proces tegen Dutroux ongeldig zou kunnen verklaren, maar verscheidene professoren stellen dat Straatsburg ook bezig is om zijn jurisprudentie aan te passen.

Maar mevrouw Liekendael heeft ook een advies gegeven. En wel om het onderzoek bij Connerotte weg te halen. Wat als zij gevolgd wordt ?

EYSKENS : Dan zal het protest bij de publieke opinie bijzonder hevig zijn. De mensen moeten wel goed begrijpen dat de politiek niet kan interveniëren in een uitspraak van het gerecht. Dat moeten we met kracht onderstrepen. We moeten duidelijk stellen dat we het grootste begrip hebben voor de golf van sympathie voor mijnheer Connerotte, maar dat men geen recht spreekt op basis van bewegingen in de opinie van de bevolking.

Een rechtstaat kan maar bestaan op basis van de scheiding der machten. Het is één van de belangrijkste veroveringen van de Franse Revolutie en van de democratie dat men het gerecht, althans in zijn uitoefening, onttrekt aan de politieke macht. Anders verval je in de willekeur van het Ancien Régime, waarin rechters enkel dienden om tegenstanders van het regime aan te houden en uit te schakelen. Dat is het kenmerk van een totalitaire staat, en van alle communistische regimes.

In westerse democratieën heeft de politiek geen macht over het gerecht. De minister van Justitie heeft enkel een positief injunctierecht, maar geen negatief. Hij kan een onderzoek gelasten, maar nooit afgelasten. Dat is van essentieel belang, al klinkt het voor de brede bevolking misschien wat abstract. De mensen denken dat de politiek zeer machtig is en over alles kan beslissen. Quod non.

Nadeel van de scheiding der machten is dat de rechterlijke macht, in tegenstelling tot de andere twee, op zichzelf bestaat en geen verantwoording moet afleggen. Terwijl het volk, de natie zoals de grondwet zegt, boven het gerecht zou moeten staan.

EYSKENS : Het is niet omdat de rechterlijke macht onafhankelijk is, dat de natie gemuilkorfd is. Het parlement stelt nog altijd de wetten op. En het parlement kan het gerecht hervormen bij wet. Maar de rechtsuitoefening, de wijze waarop de democratisch gestemde wetten worden toegepast, is volledig losgehaakt van politieke interventie. Wie die regel op de helling plaatst, opent de deur voor een totalitair regime.

Daarom voeg ik er onmiddellijk aan toe dat de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht moet beginnen bij de benoemingen van de rechters. De politieke benoeming van magistraten is een erfzonde waarvan we de gevolgen blijven meedragen. Melchior Wathelet heeft inspanningen gedaan om tot een depolitisering te komen, en daar moeten we absoluut verder werk van maken.

Maar op de duur zit je met een macht die niet alleen zichzelf controleert, maar ook zichzelf aanstelt. In de Verenigde Staten krijgt de bevolking daarin een stem, en benoemt de president leden van het Hooggerechtshof.

EYSKENS : Ja, maar het Hooggerechtshof is een speciale instelling en is, bijvoorbeeld, niet te vergelijken met ons Hof van Cassatie. Amerika is een echte federale staat en heeft een Grondwettelijk Hof. België heeft dat niet, en ik betreur dat. Een deel van de bevoegdheden van het Amerikaanse Hooggerechtshof worden bij ons waargenomen door het Arbitragehof, waarin de helft van de leden wél op voordracht van de politieke overheid wordt benoemd. Meestal gaat het om ex-politici. Dat is nuttig omdat er politieke aspecten verbonden zijn aan de interpretatie van de fundamentele wetten van België, vooral in het kader van de federalisering.

Volgende zondag wordt op initiatief van verwanten en sympathisanten van de vermoorde of ontvoerde kinderen een optocht in Brussel gehouden. Daar gaat een grote dreiging van uit.

EYSKENS : Zeker, want als een volksoptocht zich keert tegen het gerecht, kunnen de staatsinstellingen gevaarlijk aan het wankelen gaan. Vandaar dat ik het ook uit preventieve overwegingen raadzaam vind dat Cassatie, zoals de premier heeft gesuggereerd, getuigt van creativiteit.

Wat de publieke opinie niet pikt, is dat uitgerekend Connerotte zou gestraft worden om een futiliteit, terwijl Cassatie zich beter bezig zou houden met de vele blunders en tekortkomingen in andere gerechtelijke dossiers.

EYSKENS : Ja, maar de bevoegdheid van het Hof van Cassatie strekt zich niet uit tot de inhoud van dossiers. Cassatie oordeelt enkel over de correcte toepassing van de rechtsregels. Ik weet niet in hoeverre, bijvoorbeeld, het dossier van de Bende van Nijvel vatbaar is voor een verwijzing naar het Hof van Cassatie.

Willy Vermeulen, de op één na hoogste ambtenaar van het Hoog Comité van Toezicht, heeft zeer zwaar uitgehaald naar de politiek, die volgens hem de werking van het HCT saboteert. Hij wil gehoord worden in de parlementscommissies.

EYSKENS : We moeten hem de kans geven om te komen vertellen wat op zijn lever ligt. Ik vind trouwens in het algemeen dat het parlement dat soort hearings wat mag veramerikaniseren. Maar wat me stoort, is dat ook in deze affaire de insinuaties in grote opmaak in de kranten en op televisie worden uitgesmeerd, zonder dat die op het eerste gezicht althans stoelen op heel concrete feiten. Als voorbeeld geeft de heer Vermeulen de legendarische aantekenboekjes van Leo Delcroix, die uit het dossier zouden gelicht zijn en aan de betrokkene zijn teruggegeven. Ik weet niet wat met die boekjes gebeurd is, maar ik weet wel dat de inhoud ervan een paar weken geleden bijna letterlijk in Humo stond. Zo goed zijn ze dus niet weggemoffeld.

?Achter de maskerade,? het boek van Manu Ruys over macht en onmacht in dit land, biedt stof voor veel discussie. Laten we er voorlopig één aspect uitlichten : de frustratie van koning Boudewijn die zich machteloos voelde tegenover de politiek.

EYSKENS : Koning Boudewijn maakte naar buitenuit zeker geen machteloze indruk. Zijn bevoegdheden waren natuurlijk erg beperkt. Laten we niet vergeten dat onze grondwet van 1830 eigenlijk een republikeinse monarchie heeft ingevoerd, zeker voor die tijd een revolutionair concept. De moeilijkheden en de perikelen van Leopold III zijn onder meer een gevolg van een poging om wat meer autoriteit aan de koning te geven.

Koning Boudewijn heeft op al zijn gesprekspartners de indruk nagelaten van een man die goed wist wat hij wilde, een klare analyse maakte van de problemen, niet aarzelde om die aan te kaarten, soms ook in het publiek, en die tijdens zijn bewind in twee of drie gevallen uitdrukkelijk blijk heeft gegeven van zijn overtuiging. Waarbij sommigen vonden dat hij te ver ging. Misschien voelde Boudewijn zich soms machteloos, maar hij is tot de uiterste grens van zijn grondwettelijke bevoegdheid gegaan om bepaalde standpunten te verdedigen.

De swaps van minister Maystadt wekten ook deze week nog beroering. Zeker omdat de minister blijkbaar ook na 1992 met speculeren is doorgegaan.

EYSKENS : In de Belgische regering, die kampt met een zwaar overheidstekort, staat de minister van Financiën onder zware druk om maximaal te besparen op de openbare schuld. Een regering haalt liever twintig miljard frank besparingen uit de openbare schuld, dan voor twintig miljard de belastingen te verhogen of te snoeien in de sociale zekerheid. De politieke druk op de minister om toenemende risico’s te nemen in het schuldbeheer, wordt steeds groter.

Elke minister van Financiën die een buitenlandse lening afsluit, neemt per definitie een wisselrisico. Je kan je daartegen op termijn indekken, maar niet bij arbitrageswaps. En als je van een sterke naar een zwakke munt overstapt, verhoog je het gevaar dat het fout afloopt.

Regering noch parlement waren blijkbaar op de hoogte van de genomen risico’s. Hoe ver mag de Thesaurie of de minister van Financiën daarin gaan ?

EYSKENS : De minister moet de nodige vrijheid van handelen krijgen, maar moet naderhand verantwoording afleggen aan het parlement. Als zou blijken dat er kolossale bedragen verloren zijn gegaan, kan het parlement hem desnoods het vertrouwen ontnemen. Dat zijn de gewone spelregels van ons systeem. Men kan niet eisen dat het parlement a priori over elke aan- of verkoop van de Schatkist wordt ingelicht. Ik denk wel dat de tijd rijp is om in de Commissie van Financiën enkele procedures vast te leggen, ook wat de voorlichting van en door het Rekenhof betreft. Misschien kan er in gesloten zitting overleg worden gepleegd, met interne en externe technici, over het schuldbeheer. Zo zouden we gezamenlijk kunnen komen tot een efficiënt beleid dat geen extreme risico’s neemt.

Reginald Moreels is met een hervorming van het departement Ontwikkelingssamenwerking bezig. Hij schaft onder meer de gebonden hulp af. Tot ongenoegen van het VBO.

EYSKENS : Ik vind dat Moreels in grote mate gelijk heeft. Wat hij voorstelt, raakt trouwens niet aan de leningen van staat tot staat, die gebonden blijven. Net zoals de export van investeringsgoederen in het raam van handelsovereenkomsten. Bovendien kunnen Belgische bedrijven offertes blijven doen voor bestellingen met ontwikkelingsgeld. Alleen bepaalt het land dat de gift krijgt, voortaan zelf waar het die wil besteden. Er zijn te veel gevallen geweest waarbij puur bedrijfseconomische overwegingen de hulp hebben overschaduwd.

Sommige ons omringende landen blijven wel zweren bij gebonden giften, wat de concurrentie vervalst. Mijnheer Moreels moet dat aankaarten op de Europese ministerraad. Voorlopig neemt hij dat nadeel voor onze bedrijven op de koop toe, omdat de cijfers aantonen dat de flow-back voor België ook bij ongebonden hulp aanzienlijk is. Van de giften die wij storten via multilaterale instellingen, vloeit een veelvoud naar de Belgische economie terug.

Wordt de nationale ontwikkelingshulp niet beter opgeslorpt door één grote Europese pot ?

EYSKENS : Men moet de twee doen. Naarmate Europa meer één wordt, moeten we denken aan een echte Europese ontwikkelingssamenwerking. Maar anderzijds draagt bilaterale ontwikkelingshulp bij tot het imago van een land en is het een element van diplomatiek beleid. Dat is een vorm van binding die ik wel verdedig. Neem Zaïre. Daar stelt de bevolking nog altijd een groot vertrouwen in België. Als wij niet langer rechtstreeks hulp geven, lijkt het alsof wij Zaïre laten vallen. En ik denk dat een zekere aanwezigheid van België in Centraal-Afrika nog altijd zeer opportuun is.

Om het bij Zaïre te houden, daar dreigt het uit de hand te lopen met een poging van het Zaïrese leger om tweehonderdduizend Tutsi-vluchtelingen de grens over te jagen.

EYSKENS : Ik vrees dat het daar al lang uit de hand gelopen ís. Die hele regio verkeert in chaos. De waarheid is dat de internationale gemeenschap zich daar veel te weinig van aantrekt. België ook, hoewel wij niet echt in staat zijn om in te grijpen. Het enige antwoord is dat de VN, of een andere internationale organisatie zoals de Europese Unie of de West-Europese Unie, aan peace-keeping of peace-making gaat doen. Het blijft mijn overtuiging dat je in zo een gebied met een relatief beperkte veiligheidsmacht, die veel geringer is dan in Bosnië, de orde kunt herstellen en kunt beletten dat ze mekaar afslachten. Dat hadden we, mits tijdig ingrijpen, in Rwanda ook kunnen doen. Daarmee is het politieke probleem nog niet opgelost, maar eens de orde hersteld en het bloedvergieten gestopt, kun je daaraan dokteren.

Een dergelijke tussenkomst is nodig bij minstens twintig tot dertig brandhaarden in de wereld. De VN zijn daartoe geroepen, krachtens het handvest en de wijzigende interpretatie daarvan die humanitaire interventie vooropstelt. Alleen worden de nodige middelen niet bijeen gebracht. Zelfs de Amerikanen betalen hun bijdrage niet. Er worden mooie toespraken gehouden en hete tranen geplengd voor de honderdduizenden doden, maar in feite doet men zeer weinig. Tussen woord en daad staan talrijke bezwaren. Dat is het drama.

Koen Meulenaere

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content