Ingrid Van Daele
Ingrid Van Daele Ingrid Van Daele is redacteur bij Knack

‘Iedereen die deelneemt aan de verkiezingen zal worden opgeblazen.’ Tegen die achtergrond van dreigingen en geweld besliste Mohsen Abdul Hamid, de voorzitter van de grootste soennitische partij in Irak, om zich uit de parlementsverkiezingen van 30 januari terug te trekken.

Erg bekend is hij in het Westen niet. Mohsen Abdul Hamid, de secretaris-generaal van de Iraakse Islamitische Partij (IIP), had in het voorjaar van 2004 dan wel bekendgemaakt dat zijn verzet tegen de Amerikaanse aanwezigheid geweldloos zou zijn, hij liet zich vooral opmerken door zijn uitspraken vorige week, zowat een maand voor de parlementsverkiezingen. ‘Die verkiezingen’, zo zei hij, ‘kunnen niet leiden tot een geschikte overgangsregering’. Hij noemde de veiligheidssituatie in zijn land ‘zeer complex’, en voegde er nog aan toe dat ‘de Irakezen de verkiezingen vandaag nog niet begrijpen’. Volgens Hamid zou zijn partij nog zes maanden nodig hebben om zich voor te bereiden. En dus besliste hij zich met zijn IIP terug te trekken uit de kiesstrijd.

De verkiezingen van 30 januari 2005, die van Irak op termijn een democratische staat zouden moeten maken, dreigen daarmee aan legitimiteit in te boeten. Zonder de vertegenwoordiging van de soennieten in het nieuwe parlement is de verkiezingsuitslag immers niet representatief. Het nieuwe parlement moet bovendien een grondwet samenstellen. En wat is de waarde van een grondwet als hij niet mee ontworpen is door de soennieten, die na de sjiieten de grootste bevolkingsgroep vormen in Irak?

Betekent dit dat de verkiezingen moeten worden uitgesteld? Er wordt over gespeculeerd, maar bij het ter perse gaan, was er nog geen sprake van een uitstel. In ieder geval is de kans klein dat een uitstel om veiligheidsredenen een einde zou maken aan het geweld. De chaos riskeert dan alleen nog groter te worden. Nu al is het geweld sterk opgelaaid, het aantal slachtoffers bij de politiediensten en de leden van de nationale garde neemt hand over hand toe. Ook hooggeplaatste politici worden doelwitten, en organisatoren van de verkiezingsdag worden bewust omgebracht. Alle intimidatietechnieken lijken welkom om de verkiezingen te kunnen boycotten. De Iraakse overheid probeert orde op zaken te houden. Aan de stembureaus zouden Iraakse politieofficieren de wacht houden. Maar zullen ze op de dag zelf nog wel bereid zijn om dat te doen? En kunnen ze de aanslagen nog wel tegenhouden?

De dreigingen nemen immers almaar in aantal toe. Drie soennitische extremistische groeperingen waarschuwden vorige week dat ze iedereen die naar de stembus gaat, zullen ombrengen. De Ansar al-Sunna-groep plaatste zijn boodschap op zijn website. Daarin maande ze de Irakezen aan om niet deel te nemen ‘aan de schijnvertoning van de democratie en de verkiezingen’ – een boodschap die ook ondertekend werd door het Islamitische leger in Irak en het Leger van de Moedjahedien. Democratie is ‘on-islamitisch’, stond er te lezen. Stembureaus zijn ‘centra van atheïsme’. Niet bepaald boodschappen die de soennieten kunnen aanmoedigen om hun stem toch uit te brengen.

Ook terroristenleider Osama Bin Laden riep de Irakezen in een videoboodschap op om de verkiezingen te boycotten. ‘Iedereen die deelneemt aan de verkiezingen, is een ongelovige’, declameerde hij. De grondwet die na de verkiezingen zal worden opgesteld, zal ‘het werk zijn van ongelovigen’. En Abu Musab al-Zarqawi, die de vertegenwoordiger van Al Qaeda in Irak blijkt te zijn en die verantwoordelijk is voor de ontvoering en onthoofding van buitenlandse gijzelaars, dreigde er mee nog meer Irakezen te doden die met de Amerikanen samenwerken. Wie onvoldoende redenen heeft om te gaan stemmen, blijft ongetwijfeld thuis.

Een historisch verschil

Precies, waarom zouden de soennieten naar de stembus trekken? Wel vijfhonderd jaar lang waren ze de machtigste minderheid van het land. In de zestiende eeuw, tijdens de Ottomaanse tijd, hadden ze de macht in handen vanuit het toenmalige Constantinopel.

Ook onder het Britse bestuur (vanaf 1920) hadden de soenni’s de touwtjes in handen. In 1932 werd Irak een onafhankelijk soennitisch koninkrijk, dat door alweer soennitische officieren werd omvergeworpen in 1958. Met de Baathpartij, een soennitische clan, nam Saddam Hoessein in 1968 ten slotte mee de macht over.

De soennieten, die vooral in het noorden en het westen van Irak gevestigd zijn, kregen onder het bewind van Baath de beste jobs toegewezen, ze konden aan de beste universiteiten studeren en ze kregen financiële steun in ruil voor loyaliteit – voor wat hoort wat.

Al die voordelen hebben ze sinds de val van Saddam Hoessein in 2003 moeten inleveren. Dat ze dan ook niet gemotiveerd zijn om via ‘democratische’ verkiezingen de macht aan de meerderheid in het land, de sjiieten, door te geven, hoeft niemand te verbazen. Democratie zou voor hen betekenen: een minderheidspositie in het parlement. Voor de sjiieten daarentegen is een historische periode aangebroken. In 1534 gaven ze hun macht door aan de soennieten en waarschijnlijk zullen ze die nu pas weer kunnen overnemen.

De verkiezingen kunnen een zege worden voor de sjiieten, voor de soennieten kunnen ze maar best zo lang mogelijk worden uitgesteld. Het Britse maandblad Prospect ziet in de historische verhoudingen zelfs een verklaring voor het verschil in verzet tussen de twee bevolkingsgroepen. De soennieten zijn verantwoordelijk voor heel wat terroristische, spectaculaire aanslagen zoals zelfmoordaanslagen, autobommen en de moorden op buitenlanders zoals de Brit Ken Bigley. De sjiieten uiten hun verzet eerder in de vorm van opstanden. Hun doelwit zijn de bezetters. Ze willen dat de Amerikanen opstappen, maar tegelijk delen ze hetzelfde doel: een stabiel en democratisch Irak. Dat verklaart waarom ze gijzelaars vrijlieten, en waarom de sjiitische extremist Moqtada al-Sadr, die wil ‘samenwerken’ in de aanloop naar de verkiezingen, zijn geloofsgenoten stopte toen ze oliepijpleidingen aanvielen in de buurt van de zuidelijke stad Basra.

Het Afghaanse model

Irak zit verstrikt in een diepe chaos. Hoe ver staan we af van de beloften van de Amerikaanse president George W. Bush toen hij het land in 2003 binnenviel? De Verenigde Staten hebben hun plannen grondig moeten bijsturen. Aanvankelijk, onder het eerste mandaat van Paul Bremer aan het hoofd van de voorlopige coalitieregering, had Washington gedacht om een nieuwe grondwet op te stellen en dan verkiezingen te organiseren. Het Pentagon had daarbij voor ogen om de bevriende zakenman-politicus Ahmed Chalabi hoofd van de nieuwe regering te maken.

Maar zoals de Amerikaanse auteur Michael Hirsch beschrijft, moest die piste na een eerste reeks bloedige aanslagen al verlaten worden. Ahmed Chalabi werd gedumpt. Het nieuwe strategische model werd volgens Hirsch Afghanistan, waarbij de geestelijke leider Ali Al-Sistani de rol van de Afghaanse president Hamid Karzai zou moeten spelen. Maar ook dat lukte niet, en Irak viel ten prooi aan vietnamisering. Vandaag, op een paar weken voor de verkiezingen, bevindt het land zich aan de rand van een burgeroorlog.

Toch blijft Amerika aandringen op verkiezingen. Minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell riep andere soennitische regimes in de regio, zoals Saudi-Arabië, Syrië en Koeweit op om de Iraakse soennieten alsnog te overtuigen om hun stem uit te brengen.

Als de stembusslag op 30 januari dan toch nog plaatsvindt, dan worden daarmee 275 leden van een nationaal parlement verkozen, die op hun beurt een regering en een president zullen aanwijzen. Hun allerbelangrijkste taak wordt dan een nieuwe grondwet opstellen en goedkeuren. Als dat lukt, moet die grondwet voor 15 oktober 2005 aan een referendum onderworpen zijn. Stel dat hij ook nog wordt goedgekeurd, dan volgen er verkiezingen op 15 december 2005 en zal een volledig grondwetgevende regering de macht overnemen tegen 31 december 2005.

President Bush zou dan zijn eerste stappen gezet hebben in het democratiseringsproces van de regio, zoals gepland. Er zijn echter ook risico’s aan de democratie in Irak. Want al verschijnt de door de neoconservatieven gesteunde Ahmed Chalabi dit keer als seculiere sjiiet op het toneel, niet álle partijen hebben even goede banden met Washington. Ook meer onafhankelijke partijen nemen deel aan de verkiezingen. En als zij het halen, is George W. Bush dan niet voor niets het land binnengevallen?

Ingrid Van Daele

Niet álle partijen die deelnemen aan de verkiezingen, hebben even goede banden met Washington.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content