De Nederlandse minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem wordt voorzitter van de eurogroep, het orgaan dat bestaat uit de financiënministers van de zeventien eurolanden.

François Heisbourg (hoogleraar, bijzonder adviseur bij de Fondation pour la Recherche Stratégique in Parijs en voorzitter van het International Institute for Strategic Studies in Londen): In het begin had Dijsselbloem het heel erg moeilijk. Hij werd door de Cypriotische noodsituatie meteen voor de leeuwen gegooid. Zijn twijfelachtige aanpak en belabberde communicatie moeten we misschien wel toeschrijven aan het complete gebrek aan ervaring. Achteraf is hij nooit meer zo in de problemen gekomen. De rest van het jaar zijn we ook gespaard gebleven van acute monetaire crises.

U staat bekend als een overtuigd Europees federalist. Toch pleit u voor de afschaffing van de euro.

Heisbourg: De redding van de euro heeft de Europese constructie in het hart geraakt. De noodmaatregelen hebben het vertrouwen in de Europese constructie gekelderd. In Griekenland zorgen de besparingen voor vooroorlogse situaties, de sociale situatie in Italië en Spanje is dramatisch, de Fransen zijn in een collectieve depressie beland, de Duitsers weten dat ze, zonder dat hun mening daarover gevraagd werd, enorme risico’s hebben genomen om de euro te redden en het Verenigd Koninkrijk dreigt er meer dan ooit mee de EU te verlaten.

Maar denkt u dat het vertrouwen zal terugkeren door de euro af te schaffen? Willen de burgers wel terug naar een nationale munt?

Heisbourg: Mensen zijn niet tegen de euro. Daar heeft zelfs de crisis niet veel aan veranderd. Maar ze willen nog minder een verdere federalisering van de EU. En zonder dat goed uitgebouwde federale niveau is het onmogelijk om een gemeenschappelijke munt in stand te houden. In echte federale landen, zoals de Verenigde Staten, komt de federatie niet in de problemen als grote steden of staten hun schulden niet meer kunnen afbetalen. Washington ondervindt niets of weinig van het bankroet van Detroit of het faillissement van Californië. Zelfs de portemonnee van de inwoners van die rampgebieden blijft gevrijwaard, omdat ze voor het monetaire beleid afhankelijk zijn van het federale niveau. In Europa doen we het net omgekeerd: we transfereren de Griekse, Italiaanse en Spaanse schuld naar het federale niveau, waar we nota bene niet over de nodige politieke instrumenten beschikken om de crisis op een menswaardige manier het hoofd te bieden.

De vorige voorzitter van de eurogroep, Jean-Claude Juncker, vindt dat er veel te veel over de constructiefouten van de euro gesproken wordt, maar nooit over de voordelen.

Heisbourg: Dat Juncker mij dan eens haarfijn uitlegt wat die voordelen nog zijn. Er valt niets positiefs meer te vertellen over de euro. We hebben nog geen mondiale monetaire crisis gehad. De euro is nog niet écht getest. En het is een feit dat veel landen er nu slechter aan toe zijn dan in de tijd van de nationale munten. Griekenland verkeert al zes jaar onafgebroken in recessie. Dat is nooit gezien. Een eigen munt had Italië of Spanje niet kunnen behoeden voor een crisis, maar die had nooit zo lang geduurd als nu. Het herstel zal nog drie of vier jaar duren. Vroeger hadden die landen ook internationaal opgelegde herstelprogramma’s moeten volgen, maar ze waren er veel sneller weer bovenop geweest.

Vindt u de afschaffing van de euro dan geen stap terug?

Heisbourg: Zeer zeker. Op zich is het geen goed idee om de euro te verlaten. Maar voortdoen zoals nu is nog gevaarlijker. In 2012 zijn we maar heel nipt, bijna op miraculeuze wijze ontsnapt aan het ineenstorten van de Europese constructie. De volgende keer zal dat wellicht niet meer lukken. Dus moeten we een offer brengen. Samenleven zonder een unie is in Europa geen goed idee gebleken, weten we uit het verleden. Maar een leven zonder euro is wel mogelijk.

Hopelijk komt daardoor het vertrouwen in de EU-instellingen ook terug. Want in vergelijking met 2007 is dat 20 procent gedaald. In landen als België is dat niet zo erg, want daar was het vertrouwen altijd hoog. Maar in Nederland, Frankrijk of Italië zal er van het pro-Europese kamp na de verkiezingen in 2014 niet veel meer overblijven. Dat UKIP in het Verenigd Koninkrijk, het Front National in Frankrijk of Geert Wilders in Nederland momenteel hoge toppen scheren, is op zich nog niet zo erg. Veel erger is dat klassiek rechts, en zelfs links, zich tegen Europa aan het keren is en steeds meer opschuift in de richting van die extremistische partijen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content