Pieter-Paul Verhaeghe

‘Is mystery shopping een verboden vorm van uitlokking?’

Pieter-Paul Verhaeghe Professor sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel.

‘Uitlokking is verboden, dus mystery shopping mag niet’. Helaas is het niet zo simpel, schrijft Pieter-Paul Verhaeghe van denktank Poliargus. ‘Resoluut de deur sluiten voor uitlokking is geen optie.’

Praktijktesten en mystery shopping waren de voorbije maanden niet uit het nieuws weg te denken. Het Minderhedenforum belde dienstenchequebedrijven op met de vraag geen ‘allochtone’ poetshulp te sturen. Onderzoekers van de Universiteit Gent verstuurden in naam van fictieve kandidaat-huurders e-mails naar vastgoedmakelaars met de vraag een huurwoning te kunnen bezichtigen. Een aantal Vlaamse gemeenten kondigden aan om ‘loktieners’ in te zetten om na te gaan of cafébazen alcohol verkopen aan minderjarigen.

Wat is uitlokking?

Tegenstanders beroepen zich steevast op het argument van uitlokking om het debat ultiem te beslechten: “Uitlokking is verboden, dus mystery shopping mag niet”. Helaas is het niet zo simpel. Wat valt onder uitlokking en wat niet? Welke vormen van uitlokking moeten verboden worden en welke niet? Dit debat wordt best niet louter in juridische middens gevoerd. Het verdient een bredere maatschappelijke discussie. Het wordt hoog tijd om het argument van uitlokking eens goed te doordenken.

Men spreekt van uitlokking wanneer iemand wordt aangezet om de wet te overtreden. Dat kan zijn door dat expliciet te vragen (bv. het verkopen van alcohol aan minderjarigen) of door de opdracht te geven iets illegaals te doen (bv. een verhuurder die een makelaar de opdracht geeft om te discrimineren). Belangrijk hierbij is dat ‘de dader’ uitdrukkelijk wordt verzocht om tegen zijn wil een misdrijf te plegen. Hier knelt het schoentje: personen die aanvankelijk misschien niet van plan waren de wet te overtreden, doen dit wel nadat hen dat gevraagd wordt.

Een eerste vaststelling is dat de meeste praktijktesten alvast niet onder bovenstaande definitie van uitlokking vallen. Wanneer bijvoorbeeld twee sollicitanten naar een bedrijf quasi-identieke cv’s versturen – waarbij de ene persoon telkens een Vlaamse naam heeft en de andere een Arabische naam – dan vraagt men niet om de wet te overtreden. Idem dito met twee kandidaat-huurders die naar een makelaar bellen met de vraag een woning te kunnen huren. Men vraagt niet om te discrimineren. Men observeert enkel of er een ongelijke behandeling is van de twee kandidaat-huurders of sollicitanten. Je kan het vergelijken met een flitspaal: overdreven snelheid wordt geconstateerd. Uitlokking zou ontstaan wanneer een agent in burger mensen aanspoort om te snel te rijden om deze vervolgens te verbaliseren.

Uitlokking kan indien legitiem, proportioneel en noodzakelijk

Maar wat met mystery shopping, waarbij men wel iemand aanzet om de wet te overtreden? Creëert men hiermee geen misdaad in plaats van ze te bestrijden? En zetten we de poort niet open voor misbruik, waarbij overijverige inspecteurs onschuldige burgers in de val lokken? Mijn stelling is dat uitlokking in regel verboden moet zijn, tenzij de uitlokking legitiem, proportioneel en noodzakelijk is. We verduidelijken deze drie criteria aan de hand van verschillende voorbeelden.

Eerst en vooral moet de uitlokking een legitiem doel dienen. Dat spreekt voor zich. De onfrisse Stasi-praktijken uit het voormalige Oostblok waarbij men politieke discussies uitlokte om ‘vijanden van de staat’ te ontmaskeren, dienen overduidelijk geen legitiem doel. Mystery shopping voldoet doorgaans echter wel aan dit eerste criterium. Het wordt ingezet in de strijd tegen discriminatie, het opsporen van fraude, ter bescherming van de gezondheid en andere legitieme doelen.

De uitlokking moet verder proportioneel zijn voor zowel de testpersonen als diegene die getest worden. Volgens dit criterium sneuvelen reeds een aantal voorstellen. Hoe ethisch verantwoord is het nog om loktieners in te zetten om te controleren dat cafébazen geen alcohol aan minderjarigen verkopen? Ere-vrederechter Jan Nolf stelde onlangs terecht dat het gebruik van minderjarigen als testpersonen disproportioneel is om bepaalde legitieme doelen te bereiken. Het doel heiligt niet altijd de middelen.

Men moet ook afwegen of diegene die getest wordt niet disproportioneel veel last ondervindt van de uitlokking. Het mag geen heksenjacht worden. Men kan bijvoorbeeld banken, interimkantoren of makelaars controleren door een onwettige vraag te stellen (bv. meehelpen aan belastingontduiking of discrimineren), maar het zou disproportioneel zijn om ze zeer lang aan het lijntje te houden. Dat zou immers onevenredig veel last voor de bonafide bedrijven met zich meebrengen. Dit impliceert meteen ook dat mystery shopping bij bedrijven wel moet kunnen, zolang de hinder beperkt blijft.

Het derde criterium is dat de mystery shopping noodzakelijk moet zijn. Er mogen geen minder vergaande maatregelen bestaan om hetzelfde doel te bereiken. Wanneer men bijvoorbeeld fraude via de koppeling van overheidsdata kan opsporen, dan hoeft men hiervoor geen mystery shopping in te zetten. Wanneer een inspecteur post kan vatten in een café en het paspoort kan vragen van minderjarigen die alcohol kopen, dan hoeft men geen loktieners in te zetten.

Geen alternatieven

Voor het opsporen van een aantal misdrijven lijken er evenwel weinig tot geen alternatieven te bestaan. Daarom bijvoorbeeld dat agenten tijdens undercoveroperaties drugs proberen te kopen. Deze uitlokking is vaak noodzakelijk om de dealers op heterdaad te kunnen betrappen. Hetzelfde geldt voor discriminatie. Hoe kan men interimkantoren, vastgoedmakelaars of dienstenchequebedrijven controleren of ze al dan niet ingaan op discriminerende vragen van hun klanten? Zoiets vind je niet in databanken terug en weinig bedrijven zullen zo eerlijk zijn om dit toe te geven in enquêtes of spontaan te gaan melden. Enkel mystery shopping lijkt hier soelaas te bieden.

Ongetwijfeld kunnen er naast bovenstaande drie criteria nog andere relevante toetsstenen bedacht worden. De rechtsleer kan ons hierbij helpen. Bepaalde criteria lokken bovendien nieuwe vragen uit. Welke doelen zijn legitiem en welke niet? De Stasi vonden ongetwijfeld ook dat ze een legitiem doel dienden. En welke hinder is nog proportioneel en welke niet? Zoiets kan men niet op een apothekersschaaltje afwegen.

Samengevat, resoluut de deur sluiten voor uitlokking is geen optie. In dat geval kunnen bepaalde misdrijven immers onbestraft blijven, zoals het dealen van drugs of het ingaan op discriminerende vragen van klanten. Om misbruiken te voorkomen, is het evenwel belangrijk dat er richtlijnen komen over welke vormen van uitlokking toelaatbaar zijn en welke niet.

Partner Content