Rudy Aernoudt

‘Nee, de Waal is niet lui en onwillig om in Vlaanderen te werken’

Rudy Aernoudt professor economie aan de Universiteit Gent

‘Terwijl werkenden worden uitgeperst als citroenen, worden werklozen beschermd’, schrijft Rudy Aernoudt van B Plus voor de zomerreeks De Doordenkers van Knack.be: Loon naar Werken. Beter taalonderwijs én lessen trekken uit de Franse belastingtarieven zou wel eens verbetering kunnen brengen.

Om de sociale zekerheid en de pensioenen betaalbaar te maken, stelt Europa, en in haar kielzog België, dat een participatiegraad (mensen tussen de 18 en 65 jaar die aan het werk zijn) van 80 procent moet worden nagestreefd. In Vlaanderen bedraagt die vandaag 76,7 procent. Het einddoel is in zicht. In Wallonië en Brussel bedraagt ze slechts 65 procent.

De te activeren inactieven bestaan hoofdzakelijk uit werklozen en uit langdurig zieken. Deze tweede categorie is al omvangrijker dan de eerste. De werkloosheid bedraagt in Vlaanderen 3,2 procent. In Vlaanderen zijn er dus weinig resterende beschikbare arbeidskrachten. De participatiegraad van 80 procent kan enkel behaald worden door binnen de groep van langdurig zieken, zijnde degene met hoofdzakelijk psychische kwalen zoals burn-out of bore-out, mensen te her-motiveren richting arbeidsmarkt. Geen gemakkelijke klus.

In Wallonië bedraagt de werkloosheid nog steeds 8,4 procent en in Brussel zelfs 11,5 procent.  Daar zit dus nog een onontgonnen potentieel van inzetbare arbeidskrachten. Is ze beter betalen een oplossing? Niet écht, want vandaag al liggen de lonen het hoogst in Brussel.  Ter illustratie: het mediaanloon (het inkomensniveau waarbij de helft van de bevolking meer verdient, de helft minder) bedraagt in België 3.550 euro bruto. In Vlaanderen is dat 3.300, in Wallonië 3.030 en in Brussel 3.550.

Dergelijke medianen moeten natuurlijk omzichtig worden geïnterpreteerd. In Brussel is de mediaan voor bedienden 4.220 euro, de hoogste van het land, terwijl die voor arbeiders 2.767 euro bedraagt, de laagste van het land.

Maar het grootste probleem is dat van die mediaan van 3.550 slechts 2.180 euro netto overblijft. Dus zelfs wie de mediaan verdient kijkt dus aan tegen een gemiddelde belastingvoet van bijna 40 procent. Dat is toch niet motiverend. Ter illustratie, in Frankrijk bedraagt het marginaal belastingtarief voor de schijf tot 26.000 euro inkomen per jaar 11 procent.

(Lees verder onder de preview)

Belgische transfers

Terwijl de werkenden worden uitgeperst als citroenen (de OESO noemt hen de squeezed Belgian middle class), worden werklozen beschermd. Deze bescherming is noodzakelijk, maar geldt enkel voor wie tijdelijk geen werk vindt. In geen enkel land ter wereld kan men levenslang werkloos zijn.

Het begint reeds na het einde van de studies. Na 310 dagen wachten – zondagen niet inbegrepen – bekomt de jongere, zonder ooit gewerkt te hebben een inschakelingsuitkering.

Ter illustratie: een alleenstaande zonder gezinslast ontvangt 1.214 euro, een samenwonende met gezinslast 1.607 euro. Voor wie reeds gewerkt heeft, bedraagt de werkloosheid 65 procent van het loon tijdens de eerste zes maanden, om daarna degressief te dalen (zoals 60 procent vanaf zes maanden).

Een samenwonende met gezinslast krijgt minimum 1.570 en maximum 2.080 euro werkloosheidsuitkering. Dat minimum is gegarandeerd onbeperkt in de tijd. Het maximum is degressief. Alleenwonenden vallen, ook onbeperkt in de tijd, op 1.270 euro. Of zoals het IMF schrijft in haar rapport: ‘Langdurig werkloos zijn ben je best in België’. In Franrijk val je immers vlug op 30 procent (in België nooit lager dan 50 procent), voor maximaal twee jaar en in Nederland verliezen werklozen hun uitkering na 164 weken.

De in de tijd onbeperkte bescherming van de werklozen en het overbelasten van de werkenden, zorgt ervoor dat werkenden aan de lage loonladder helemaal niet gemotiveerd zijn om werk te zoeken of om zich in te zetten om meer te verdienen en het strikte minimum te doen.

Menselijk, al te menselijk, zoals Nietzsche het stelt.

De kloof dichten doe je door niet-werken minder aantrekkelijk te maken en door een substantiële lastenverlaging door te voeren vooral op de lagere lonen. Laat Frankrijk hier model zijn. Eenmaal dit gerealiseerd zullen Brusselaars en Walen naar Vlaanderen afzakken om menswaardige nettolonen te bekomen.

De samenwerking van de arbeidsbemiddelingsdiensten van het land kan hen daarbij oriënteren. Nee, de Waal is niet lui en onwillig om in Vlaanderen te werken. Reeds nu werken 60.000 Walen in Vlaanderen, tegenover 35 000 Vlamingen in Wallonië. Uit een studie bij Waalse werklozen blijkt dat één op twee bereid is in Vlaanderen te werken, goed voor 105.000 Walen. 

Hun grootste barrière is de talenkennis, meteen ook de grootse barrière voor werkgevers om Walen aan te werven.  Het antwoord is dus eenvoudig: massaal inzetten op taalonderwijs. Onze tweetaligheid gebruiken als een troef en niet als een rem. Op die manier geraken de 75.000 vacatures in Vlaanderen opgevuld, en smelten de transfers van Noord naar Zuid als sneeuw voor de spreekwoordelijke zon en is ook voor Wallonië de 80 procent doelstelling bereikbaar. Dezelfde redenering geldt overigens voor Brussel.

Kortom, een win-win-winsituatie. Waar wachten we op? 

Partner Content