Philippe Vigneron

‘Is de vervroegde re-integratie van arbeidsongeschikte werknemers een goede zaak?’

Philippe Vigneron Werkt op de studiedienst van de Algemene Centrale – ABVV en is lid van de denktank Tripalium

Philippe Vigneron van de studiedienst van de Algemene Centrale – ABVV en lid van de Think tank Tripalium, is onthutst over de plannen van de minister van Volksgezondheid om de restcapaciteiten van de arbeidsongeschikte werknemers te laten vaststellen door de geneesheren (van de mutualiteiten, de fondsen voor arbeidsongevallen en beroepsziekten).

Dit opiniestuk maakt deel uit van de reeks ‘De Doordenkers van Knack.be’

In het kader van het regeringsakkoord wenst de minister van Volksgezondheid, Maggie De Block, de arbeidsongeschikte werknemers te onderwerpen aan een onderzoek naar hun restcapaciteiten door de geneesheren (van de ziekenfondsen en fondsen voor arbeidsongevallen en beroepsziekten) met het oog op een vervroegde re-integratietraject bij hun werkgever.

De arbeidsongeschiktheid bereikt een kritische drempel

Uit de recentste cijfers van het RIZIV blijkt dat 450.000 personen arbeidsongeschikt zouden zijn. Dit is op zichzelf al verontrustend maar wat de vakbonden nog meer zorgen baart is de aanhoudende jaarlijkse grote stijging: in 2013 is het aantal personen in primaire arbeidsongeschiktheid met 6,77% toegenomen en het aantal invaliden met 8,61%.

‘Is de vervroegde re-integratie van arbeidsongeschikte werknemers een goede zaak?’

Het is dan ook niet verwonderlijk dat er gezocht wordt naar de oorzaken door zowel het RIZIV als de vakbonden. Voor deze laatste zijn sommige oorzaken trouwens overduidelijk.

De toename is gedeeltelijk te wijten aan de steeds zwaarder wordende arbeidsomstandigheden

Sinds een paar jaar neemt het aantal precaire contracten, herstructureringen, onderbroken uurroosters, opgedrongen deeltijdse contracten toe, wordt het werktempo opgedreven op het randje van het draagbare, groeit de onzekerheid toe,… Deze verslechtering van de arbeidsomstandigheden verloopt niet zonder gevolgen voor de werknemers zoals blijkt uit de gestage toename, de laatste jaren, van twee duidelijk arbeidsgerelateerde pathologieën: burn-out en musculoskeletale aandoeningen. Ondanks dit vaststaand feit valt het de medische wereld moeilijk om de factor ‘arbeid’ als bepalend te beschouwen voor de gezondheidstoestand van de bevolking. We weten nochtans dat dit verband wetenschappelijk moet worden aangetoond, zo niet zal het principe van de ‘professionele re-integratie’ niet werkzaam zijn.

De gevolgen behandelen zonder de oorzaken aan te pakken is onrealistisch.

De mogelijkheid bieden aan arbeidsongeschikte werknemers om het werk te hervatten is an sich een aanlokkelijk idee maar veronderstelt, ten eerste, dat het gebeurt op vrijwillige basis en, ten tweede, dat de wil aanwezig is bij de werkgevers om werknemers vervroegd (na twee maanden arbeidsongeschiktheid) opnieuw aan het werk te zetten die nog geen 100% van hun capaciteiten hebben herwonnen.

Dit is niet nieuw. De vakbonden zoeken al jaren naar oplossingen voor de werknemers die niet te lang wensen afgesneden te worden van hun beroepsleven en sociale omgeving hoewel nog niet volledig hersteld. Dit vergt echter de naleving van de twee voormelde voorwaarden.

‘Wie van plan is om een persoon die aan een burn-out lijdt, vervroegd het werk te doen hervatten zonder te sleutelen aan de oorzaken van de pathologie is gedoemd om te mislukken.’

Wat ons verontrust in het regeringsproject (activering van het re-integratieproces na twee maanden ongeschiktheid) is dat het ‘vrijwillig’ karakter van de herinschakeling tot niets zou worden herleid. Het initiatief tot het instellen van het re-integratieproces zou immers niet door de werknemer worden genomen en deze zou, in geval van weigering, beboet worden (verlies van 10% van zijn uitkering).

In de huidige economische context staan de werkgevers bovendien weigerachtig tegenover de verplichting om werknemers die niet 100% kunnen ingezet worden, opnieuw aan het werk te zetten. We vrezen dat uiteindelijk de werkgevers ruim gebruik zullen maken van het ontslag wegens ‘overmacht’.

Het risico is trouwens ook niet denkbeeldig dat een groeiend aantal arbeidsongeschikte werknemers aldus in een precaire situatie terechtkomen.

Voorrang geven aan preventie

De volksgezondheid evenals de gezondheid op werk vereisen een globale aanpak. Beide gaan achteruit en gemeenschappelijke factoren, m.n. de factor ‘arbeid’, hebben daarbij een rol gespeeld.

Wie van plan is om een persoon die aan een burn-out lijdt, vervroegd het werk te doen hervatten zonder te sleutelen aan de oorzaken van de pathologie is gedoemd om te mislukken. Hetzelfde geldt voor gevallen van musculoskeletale aandoeningen die veroorzaakt werden door het opdrijven van het arbeidstempo.

De omvang van de schade kan niet beperkt worden via de activering van de werknemers die meer dan twee maanden arbeidsgeschikt zijn. Dit zal een globalere denkoefening vergen over de preventie en de verbetering van de arbeidsomstandigheden, zo niet zullen we door de bomen het bos niet meer zien.

Partner Content