Noëmi Willemen en Suzanne Grotenhuis: ‘In mijn nachtmerries dacht ik: kan je een baby niet terugbrengen, net als een asielkat?’

© Rebecca Fertinel
Jeroen de Preter

Theatermaakster Suzanne Grotenhuis ging in haar prozadebuut op zoek naar verbinding in tijden van eenzaamheid. Historica Noëmi Willemen bestudeert de geschiedenis van het ‘moederen’. Een gesprek over falende zorg en zelfzorg.

Een leestip voor wie iets van deze tijd wil begrijpen: Waar zijn de wolken, een hoogst origineel en hedendaags boek waarin theatermaker Suzanne Grotenhuis de crisis beschrijft die ze doormaakte na de bevalling van haar tweede kind. Omdat het kind niet sliep, nam ze het mee voor lange wandelingen in een door aanhoudende droogte geteisterd Antwerps park. Tijdens die wandelingen maakte ze notities op haar telefoon. Op verzoek van haar uitgever zou ze die later bewerken tot een bezwerende, interpunctieloze vloed van maatschappelijke en persoonlijke observaties – soms geestig, maar vaker pijnlijk.

‘Als het over de kraamperiode gaat, wordt er vaak gesproken over die fameuze roze wolk’, vertelt Grotenhuis. ‘Terwijl ik het vooral een heel heftige ervaring vond. Een huis kopen of trouwen kan natuurlijk ook heftig zijn, maar die dingen kun je altijd ongedaan maken. Een kind krijgen is onomkeerbaar. Je kunt zo’n kind niet terugbrengen, zoals ik ooit met een kat uit het asiel heb gedaan. In mijn nachtmerries heb ik weleens de vraag gesteld: hoe kom ik er in godsnaam vanaf? Kun je een baby niet gewoon terugbrengen, net als een kat?’ (lacht)

We praten over haar boek in Gent, ten huize van Noëmi Willemen. Zij is, behalve blogger, illustrator, activiste en moeder van twee jonge kinderen, ook historica die onderzoek doet naar naoorlogs moederschap. ‘Ik heb me in veel van wat je schrijft herkend’, zegt Willemen. ‘Ik had ook zo’n baby die niet wilde slapen, en net als jij heb ik met mijn kind in de draagzak eindeloze wandelingen gemaakt. Mijn kind sliep drie keer een half uur per dag. Ik werd er gek van. En ik werd al helemaal gek van al dat goedbedoelde advies. “Zorg dat je geen stress hebt, want je baby voelt dat.” Waardoor je natuurlijk nog meer gaat stressen. Ik denk trouwens dat heel veel jonge moeders van onze generatie zich in jouw boek zullen herkennen. Ik beschouw het als een tijdsdocument dat heel precies het moederschap binnen onze demografie beschrijft.’

Wat maakt dat moederschap anders dan dat van de vorige generatie?

Noëmi Willemen: Onze moeders gingen niet urenlang wandelen met hun baby in een draagzak. Ze legden een huilende baby in de wieg, in een aparte kamer. Volgens de normen van de hedendaagse ouderschapscultuur is dat absoluut not done. Moeders wordt vandaag ingeprent dat ze kort na de zwangerschap nog een fysiologische eenheid met hun baby vormen. Borstvoeding begint met ‘een gouden moment’ van huid-op-huidcontact na de geboorte, dat van cruciaal belang is voor de hechting in de eerste duizend dagen.

Maar het houdt niet op als je kind zelfstandig gaat eten. Het eetmoment is niet zomaar een eetmoment, nee, het is het moment waarop een kind texturen leert, zijn fijne motoriek verder ontwikkelt, jij en je kind aan jullie hechting werken enzovoort. Dat eetmoment is ook al een leermoment geworden. Als je het goed doet, heeft dat heel positieve gevolgen voor de ontwikkeling van je kind. Maar het omgekeerde is natuurlijk ook waar. Ik hoef niet uit te leggen dat zo’n discours een enorme druk op moeders legt.

Waarom verkopen we elkaar de illusie dat alles geweldig moet zijn?

Suzanne Grotenhuis

Waar komt die evolutie vandaan?

Willemen: Ze lijkt me samen te hangen met een verschuiving van de publieke naar de individuele opvoedingsverantwoordelijkheid. Vanaf het begin van de jaren 1980 zie je dat de welvaartsstaat niet meer wordt uitgebreid. De nadruk komt meer en meer te liggen op individuele verantwoordelijkheid. Jij moet zorgen voor je eigen fysieke en mentale welzijn en de beste versie van jezelf worden. Neem je een kind? Dan is dat jouw verantwoordelijkheid en moet jij het – als was het een onderneming – optimaliseren, zodat het later niet in de hangmat van de samenleving zal liggen. Op die samenleving mogen we steeds minder rekenen, zo lijkt het wel. Kijk hoe weinig het beleid investeert in crèches, kleuterscholen, onderwijs en jeugdzorg.

Ik wil maar zeggen: achter die evolutie zit een politiek idee. Wij hebben een systeem van tweeverdieners, dat de zorg steeds meer uitbesteedt aan de goedkoopste aanbieders. Maar niet getreurd. Voor wie het allemaal niet meer alleen kan dragen is er – het woord zegt het zelf – de zelfzorg.

Dat is meteen ook hét thema van uw boek, mevrouw Grotenhuis, ‘een pleidooi voor minder zelfzorg’, zoals de ondertitel zegt.

Suzanne Grotenhuis: Toen het na mijn bevalling even slecht met me ging, kreeg ik voortdurend het advies om goed voor mezelf te zorgen. Dat vond ik heel raar. Het was op dat moment gewoon niet verantwoord om mij voor mezelf te laten zorgen. Daar was ik echt niet de aangewezen persoon voor. Maar toen begreep ik dat het iets algemeners is. Bij alles wat er vandaag misgaat in je leven krijg je het advies om naar jezelf te kijken en aan jezelf te werken. Om je daarbij te helpen is er een hele waaier van therapieën die met elkaar gemeen hebben dat ze veel geld kosten én het probleem bij jezelf leggen. Waardoor je gaat denken dat je zelf het probleem bent. Wat ik dus ook heel lang gedacht heb. Dat ik het allemaal fout aanpakte. Dat ik gewoon niet geschikt was voor het moederschap.

Op een bepaald ogenblik zocht u heil in massage als therapie. U kreeg de diagnose dat er ‘geen doorstroming van je benen naar je romp’ meer was.

Grotenhuis: Ik was uit twee delen gaan bestaan. (lacht) Terwijl ik door het weinige slapen gewoon uitgeput was. En eenzaam. Achteraf beschouwd denk ik dat ik vooral mensen miste die me snapten. Mensen in mijn entourage die me konden vertellen dat ze die hele kraamperiode ook niet zo makkelijk vonden. Waardoor ik me misschien wat meer gedragen had gevoeld.

Dat is toch heel gek in onze samenleving. Heel belangrijke dingen in het leven doen we alleen. Het is: jij en je baby, alleen in je huis. Op die eenzaamheid was ik niet voorbereid. En uit de reacties op mijn boek blijkt dat heel veel moeders zich in die eenzaamheid herkennen.

Willemen: In je boek verwijs je naar Mexico. In het Globale Zuiden zie je vaker dat moeders de eerste weken na de geboorte vertroeteld worden. De zorg voor kinderen wordt er gedeeld binnen de gemeenschap. Wij doen precies het tegenovergestelde. Een paar dagen na de bevalling word je naar huis gestuurd en dan zit je daar in je isolement. Wie er ongelukkig van wordt, krijgt te horen dat vorige generaties daar allemaal geen probleem van maakten. Of je krijgt het advies om een cursus mindfulness te volgen. Zodat je zo snel mogelijk opnieuw weer aan de slag kunt gaan.

Grotenhuis: Die economische logica snap ik niet. Is het op die iets langere termijn niet goedkoper om moeders tijd te geven? Zodat ze, zodra ze weer aan het werk gaan, er echt klaar voor zijn? Al die parentale burn-outs kosten de samenleving toch nog veel meer geld?

Willemen: Ik snap je punt, maar het is wel dubbel. Want eerlijk gezegd: ik denk niet dat veel vrouwen gemaakt zijn om een jaar lang thuis naar hun baby te zitten kijken. Waarmee we weer bij dat isolement belanden. Zoals je zei, we missen verbinding met anderen. Terwijl er wel wat initiatieven zijn voor prille ouders. De Huizen van het Kind zijn, bijvoorbeeld, heel toffe ontmoetingsplekken, maar veel te weinig moeders weten dat die ook voor hen openstaan. Als het aan mij lag, werd er veel meer in dat soort initiatieven geïnvesteerd. Al was het maar omdat ontmoetingen met ouders die andere opvoedingsstijlen hanteren heel relativerend kunnen werken.

Grotenhuis: Wat mij het meest geholpen heeft, zijn gesprekken met de vriendin die het op min of meer dezelfde manier had beleefd. Het helpt als je weet dat je niet de enige bent. Meer dan iemand die zegt: ‘Graaf zo diep mogelijk in jezelf’. Of: ‘Er is te veel rubber en beton in jouw omgeving.’ (lacht) Je zult dat soort dure adviezen maar serieus nemen en vervolgens al het rubber en beton uit je huis verwijderen.

Suzanne Grotenhuis: ‘In mijn nachtmerries heb ik weleens gedacht: kun je een baby niet terugbrengen, net als een asielkat?’
Suzanne Grotenhuis: ‘In mijn nachtmerries heb ik weleens gedacht: kun je een baby niet terugbrengen, net als een asielkat?’ © Rebecca Fertinel

Is die postnatale eenzaamheid het gevolg van minder hechte familiebanden?

Grotenhuis: Mijn moeder is er in de weken na mijn bevalling echt wel geweest. Alleen: we begrepen elkaar niet goed. Wat ook niet zo raar was. Ik sliep nauwelijks, waardoor ik angstaanvallen kreeg en dingen hoorde die er niet waren. Ik denk dat mijn moeder het gewoon niet snapte, en zich afvroeg waarom ik het allemaal zo ingewikkeld vond. En misschien was het ook allemaal niet zo ingewikkeld. Zoals Noëmi al zei: als moeder krijg je vandaag een enorme druk opgelegd.

En niet alleen als moeder. Je moet altijd en overal proberen de beste versie van jezelf te worden. Terwijl ik steeds vaker denk: waarom moet dat? Ik zou graag meer momenten ervaren waarop ik denk: ik ben er, het is oké. Ik hoef niet zo noodzakelijk de beste versie van mezelf te zijn. Waarom verkopen we elkaar de illusie dat alles in dit leven geweldig moet zijn? Alsof mindere momenten geen bestaansrecht hebben. Droevige, lastige momenten zijn toch onvermijdelijk in dit leven? Dat moet toch niet altijd behandeld worden?

Willemen: Die neiging om problemen te interpreteren vanuit ons mentaal welzijn wordt wel ens in verband gebracht met de zogenaamde psychologisering van onze samenleving. Er is vandaag veel meer aandacht voor mentale gezondheid. Dat is ook een goeie zaak. Ik denk dat onze moeders en grootmoeders wat meer van die aandacht hadden kunnen gebruiken. Huisartsen schreven eenzame huisvrouwen ‘poeders’ voor, dat waren gewoon pepmiddelen. Vandaag wordt er wél openlijk over gepraat, maar helaas bijna altijd in termen van een individueel probleem. Jij hebt een burn-out, dus jij moet aan jezelf werken. En kijk vooral niet naar buiten, naar het systeem dat die burn-outepidemie veroorzaakt.

U schrijft in uw boek over een uitgeputte crècheleidster die zich geen burn-out kan veroorloven.

Grotenhuis: Ben ik radicaal links als ik vind dat die jobs het bestbetaald zouden moeten zijn? Dit zijn de mensen die negen baby’s en peuters een hele dag lang moeten verzorgen en koesteren. Daarbovenop komt nog die druk om alles zo perfect mogelijk te doen én ouders die ook onder die druk staan. Dat maakt het soms heel grimmig. Ik vraag weleens aan kindbegeleiders hoe hun dag is geweest. Vaak barsten ze dan in tranen uit.

Willemen: Je raakt hier aan iets fundamenteels. In onze samenleving zijn hardwerkende tweeverdieners de norm. Dat systeem kan alleen bestaan dankzij de poetshulpen en de mensen in de crèches. Zonder hen stort dat systeem in. Toch stelt niemand de vraag wie voor hún kinderen zorgt en wie er voor hen poetst. En we hebben het al helemaal niet over hun work-life balance en hun parentale burn-outs. Tegenover mensen in de ouderenzorg is onze onverschilligheid zo mogelijk nog groter.

Mevrouw Willemen, u was een van die ‘boze ouders’ die, vaak vergezeld van hun kindje, in het parlement de crisis in de kinderopvang gingen aanklagen.

Grotenhuis: Echt? Dat wist ik niet. Ik ben er zelf ook een keer bij geweest. Uit sympathie. En omdat ik het zo ontroerend vond.

Willemen: Het was de bedoeling om zichtbaar te maken dat wij onze grote dagelijkse show maar kunnen opvoeren dankzij overwerkte, zwaar onderbetaalde mensen in de kinderopvang. Het werk dat ze doen is nuttiger dan het mijne. De samenleving kan blijven draaien zonder mijn werk. Dat geldt niet voor dat van de crècheleidster.

Tijdens een van de parlementaire debatten over de kinderopvang zei Kamervoorzitter Liesbeth Homans (N-VA) dat er in een gezin meestal ook een vader is om op de kinderen te passen. Had ze een punt?

Willemen: Dat zijn wel de politici die verwachten dat iedereen fulltime werkt, dus hoe willen ze dat ouders intussen de kinderopvangcrisis doorstaan? Je kunt binnen je relatie zeker proberen de zorgtaken eerlijk te verdelen, maar eigenlijk is dat debat naast de kwestie. We hebben het vaak over de work-life balance, die je zogenaamd zelf invult. In de praktijk zien we dat gezinnen vaak heel vergelijkbare keuzes maken. Meestal hebben vrouwen al loopbaankansen verloren toen ze moeder werden en zetten ze later ook sneller een stapje terug. Die beslissingen worden steeds geframed als individuele keuzes, maar als die er voor zo veel mensen hetzelfde uitzien, is dat toch bijzonder.

Niet te vergeten: heel vaak wordt ‘quality time’ of ‘me-time’ als het ware gekocht door zorgwerk uit te besteden. Dat wordt dan veelal gedaan door andere vrouwen, die het zich niet kunnen veroorloven ouderschapsverlof op te nemen. Een alleenstaande moeder die als poetshulp of in de bejaardenzorg werkt, komt niet toe met een half loon. Die mensen hebben niks aan al die middenklasseverhalen over zelfzorg en work-life balance.

Noëmi Willemen: ‘Jij hebt een burn-out, dus jij moet aan jezelf werken. En kijk vooral niet naar het systeem dat die burn-outepidemie veroorzaakt.’
Noëmi Willemen: ‘Jij hebt een burn-out, dus jij moet aan jezelf werken. En kijk vooral niet naar het systeem dat die burn-outepidemie veroorzaakt.’ © Rebecca Fertinel

Heeft jullie actie in het parlement iets opgeleverd?

Willemen: Toch wel. De 115 miljoen extra investeringen die vorig jaar werden beloofd, zijn er ondertussen 270 miljoen geworden. Daarmee zouden 5000 extra plaatsen worden gecreëerd. Op termijn zou ook de begeleider-kindratio (het maximale aantal kinderen per begeleider, nvdr) moeten dalen. Maar of dat echt zal gebeuren, valt nog te bezien. De regering voerde ook het nieuwe statuut ‘logistiek medewerker’ in. Die mag meegeteld worden in de ratio. We hebben nog altijd geen duidelijk antwoord gekregen waar dat precies goed voor is. Je kunt je de perverse effecten voorstellen: een schoonmaker aannemen zou betekenen dat kindbegeleiders nóg meer kindjes moeten verzorgen. Minstens zo problematisch vind ik de nieuwe voorrangsregels. 90 procent van de beschikbare plaatsen moet voortaan gaan naar kinderen van ouders die minstens vier vijfde werken. Dat betekent dat een grote groep – vooral kwetsbare ouders en kinderen – uit de boot zal vallen.

Grotenhuis: Laatst ging ik naar een lezing van kinderpsychiater Peter Adriaenssens over opvoeden. Hij snapte niet dat ouders niet massaal op straat kwamen om een betere kinderzorg en een beter onderwijs te eisen. Dat zette mij aan het denken. Want inderdaad: hoe komt het dat wij dit zo makkelijk aanvaarden?

Het is ook een rare paradox. Je moet je kind voortdurend ‘optimaliseren’, maar als het gaat over de kinderopvang zijn we al tevreden als we een plekje hebben gevonden.

Grotenhuis: Misschien omdat die opvang zo onzichtbaar is? Je zet je kindje ‘s ochtends af en gaat het ‘s avonds weer ophalen. Je vraagt nog even of je kind goed gegeten en geslapen heeft, en daar houdt het op. Misschien verklaart dat ook waarom we die job zo onderschatten. Ik ken een crècheleidster, een heel fijne vrouw, die er net mee gestopt is. Omdat ze niet meer kon. Het is gewoon te zwaar. Misschien zou ze het nog wel kunnen volhouden als ze het deeltijds mocht doen, maar dat kan ze zich niet veroorloven.

Willemen: Ik vrees dat die extra investeringen ten gronde niet veel zullen veranderen. Al jaren is de instroom van kindbegeleiders veel kleiner dan de uitstroom. Voor twee op de drie stagiaires in de kinderzorg is de stage het eindpunt. Dat zal niet veranderen als je die kindratio niet echt aanpakt en de lonen niet substantieel verhoogt. Terwijl het echt wel anders kan. Denemarken wist het tij te keren door kindbegeleiders veel beter op te leiden en te betalen.

De geschiedenis leert ook dat het loont om voor sociale rechten te strijden. Maar dan moet je die kwestie wel politiseren, en niet blijven hangen in een psychologisch verhaal van uitgebluste, verdrietige mama’s. Dat verdriet is politiek. Daarom heb ik mij aangesloten bij dat kinderopvangprotest in het parlement. Het zou nog veel beter zijn als naast de ouders ook de zorgverstrekkers zelf op de barricades gingen staan. Maar ik begrijp heel goed waarom dat niet gebeurt. Ze zijn kapot. Ze hebben niet de financiële ruimte om onbetaald verlof te nemen of krijgen het niet over hun hart om hun crèche te sluiten.

Misschien nog een hoopvolle kerstboodschap tot slot: de waarzegster die u raadpleegde, mevrouw Grotenhuis, beloofde betere tijden.

Grotenhuis: (lacht) Klopt. Ze vertelde me dat de wereld in 2024 en 2025 op z’n kop zal staan, het was iets met de planeten die dan net zo zullen staan als tijdens de Franse Revolutie. Volgens haar zal daarna niets meer hetzelfde zijn. Ik dacht eerst dat ze een of andere klimaatramp voorspelde, maar ze beloofde een positieve ontwikkeling. De machtsstructuur zoals we die vandaag kennen zou helemaal veranderen. En mensen zullen weer vaker samenkomen.

Wilemen: Moge ze gelijk krijgen! Interessante vorm van zelfzorg, trouwens, zo’n waarzegster.

Grotenhuis: Ze vertelde dat mensen zo graag naar haar komen omdat ze ‘niet weten’. Dat vinden ze eng, zei ze, ‘dus geef ik hen een houvast’. Dat vind ik ontroerend.

Het is een soort therapeutische sessie?

Grotenhuis: Ja. En haar sessies zijn veel goedkoper dan die van de meeste therapeuten.

Willemen: Heeft ze een glazen bol?

Grotenhuis: Nee, een computer, met allerhande ingewikkelde schema’s die te maken hebben met je geboortedatum en sterrenbeelden.

U lijkt er haast in te geloven.

Grotenhuis: (lacht) Ze voorspelt de toekomst niet echt, hoor. Ze is gewoon heel goed in een soort van… aanvoelen. En het was vooral een warm gesprek. Dat kan soms beter werken dan alle therapieën en lifecoaches bij elkaar opgeteld. Trouwens: van alle reacties die ik op mijn boek krijg, is de meest voorkomende: mag ik het nummer van de waarzegster?

Dat zegt toch ook iets over deze tijd, nee?

Willemen: Absoluut. We leven in een onttoverde wereld, ook als het gaat over moederschap. Zwangerschap en bevalling zijn zogenaamde life-events, maar we bekijken ze vooral door een medische bril. Het gaat over: doet je knip nog pijn, komt er al genoeg melk…

Grotenhuis: Ik denk dat die waarzegster mijn eenzaamheid en mijn stormende hoofd direct aanvoelde en begreep. In mijn situatie was het gewoon ook heel fijn dat iemand zei: even volhouden nog, het komt wel goed.

Bio Suzanne Grotenhuis

1985: Geboren in Amsterdam.

2007: Studeert af aan de toneelopleiding Dora van der Groen.

Vormt samen met Freek Vielen de artistieke leiding van theatergezelschap De Nwe Tijd in Antwerpen.

2013: Publiceert Waar zijn de wolken, haar prozadebuut.

Bio Noëmi Willemen

1983: Geboren in Bonheiden.

2007: Studeert af als historica aan de KU Leuven.

2009: Behaalt master en sciences de la famille et de la sexualité aan de UCLouvain.

Sinds 2011: Doctoreert aan de UC Louvain over de geschiedenis van naoorlogs moederen.

Sinds 2017: Freelance illustrator van kinderboeken als Het Huis met de gele deur en de reeks Wilma Wonder van auteur Hanne Luyten.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content