De wolf van Boechout: ‘hoe donker het leven soms is, altijd brandt er wel ergens licht’

Jarenlang was Giovanni Trombetta lid van het Franse Vreemdelingenlegioen. ‘Daar werd ik pacifist.’ Hij overwon al zijn demonen, werd een pelgrim en stond in oktober op de kieslijsten in Boechout.

Hij trekt aan zijn Gauloise. ‘Man, ik ben zenuwachtig voor dit interview. Daarnet heb ik nog een sms gestuurd naar een vriend. “Ik word nog liever gedropt boven het Amazonewoud. Dan weet ik tenminste wat er volgt…”‘

Giovanni Trombetta was de opvallendste kandidaat op ’t Dorp, de partij waarmee acteur Filip Peeters op 14 oktober Boechout wilde veroveren. Misschien komt het door zijn tattoos, misschien door zijn ogen, maar hij lijkt een beetje op de soldaat uit Mon légionnaire van Serge Gainsbourg: ‘Il avait de grands yeux très clairs.’

Trombetta was lang lid van het Franse Vreemdelingenlegioen, een berucht eliteonderdeel van het Franse leger. Zelf noemt hij die jaren ‘zijn redding’. Niet dat hij er zonder littekens buiten is gewandeld: de jaren erna streed hij fel tegen een posttraumatische stressstoornis en andere demonen. ‘Ik heb ze allemaal verslagen. Dat was ook een van de redenen om mee te doen aan de verkiezingen. Ik wilde de mensen tonen: hoe donker het leven soms is, altijd brandt er wel ergens licht.’

Ik zat aan het sterfbed van mijn vader en dacht: zeg nu toch dat ik een goede zoon ben, zeg dat je fier bent. Maar hij zei niets.

Hij is een fan van Leonard Cohen, zegt hij. ‘There’s a crack in everything, that’s how the light gets in.’ Die zin, dat was zijn leven.

‘Mijn moeder is nog actrice geweest. Ooit speelde ze Sneeuwwitje in het Sportpaleis. Ze was een mooie vrouw, een fuifbeest ook. In een discotheek aan de De Keyserlei in Antwerpen leerde ze mijn vader kennen. Hij was achttien jaar ouder. Een Italiaanse zakenman en een onverbeterlijke playboy. Ze werd zwanger. Mijn vader zei direct: “Dat kind is niet van mij” en vluchtte naar Italië. Mijn grootvader van moederskant is hem achterna gereisd. “Je hebt mijn dochter zwanger gemaakt, nu kun je er godverdomme voor zorgen.” Zo was mijn grootvader. Een fantastisch man, een worstelaar die eer belangrijk vond. Uiteindelijk is mijn vader teruggekeerd en heeft hij mij erkend. Zonder veel enthousiasme.’

‘Als kind kreeg ik weinig liefde. Ik doolde vaak alleen door het bos, op zoek naar wolven. Dat vond ik intrigerende beesten. Einzelgängers. Roedeldieren die anderen beschermen. Maar hoezeer ik ook zocht, ik zag nooit een wolf.’

‘Ik was geen gemakkelijk kind. Ik had ADHD. Vandaag is dat algemeen aanvaard, toen niet. Er was ook geen medicatie voor. Op mijn rapport stond voortdurend “Giovanni kan niet stilzitten” of “Giovanni moet leren zwijgen.” Ik werd ook gepest. Vaak kwam ik thuis met een bloedneus.’

‘Mijn ouders maakten veel ruzie. Daardoor ben ik thuis weggelopen. Op talloze plaatsen heb ik geslapen. Een keer heb ik zelfs aangeklopt bij de rijkswacht. Ik mocht dan een nacht in de cel slapen, maar dat was natuurlijk geen oplossing. Mijn ouders zijn gescheiden en ik ben naar Frankrijk gevlucht. Daar heb ik een tijd opgetrokken met zigeuners, die ik in de banlieues van Parijs had leren kennen. Ik kreeg eten van hen, maar kon niet stelen zoals zij. Ik was geen pickpocket. In Saint-Tropez hebben we afscheid genomen.’

‘Ik schreef “Je cherche du travail” op een bord. Een Nederlander zag me en bood me een job aan in zijn restaurant. Ik ging met hem mee, maar hij sloot me op en misbruikte me, samen met zijn partner. Uiteindelijk ben ik kunnen ontsnappen. Ik vluchtte totaal ontredderd en graatmager naar mijn grootmoeder in Italië. Ze viel steil achterover toen ze de deur opendeed en belde mijn vader. Hij kwam direct. Toen ik in zijn auto stapte, kreeg ik een pak rammel.’

Giovanni Trombetta: 'Ze drillen je bij het Vreemdelingenlegioen tot je bent zoals zij willen. Niet alleen fysiek, ook psychologisch.'
Giovanni Trombetta: ‘Ze drillen je bij het Vreemdelingenlegioen tot je bent zoals zij willen. Niet alleen fysiek, ook psychologisch.’© Saskia Vanderstichele

‘Ik wilde hem nochtans alleen maar trots maken’, zegt hij terwijl hij nog een Gauloise opsteekt. ‘Heel mijn leven heb ik naar zijn liefde gehengeld. Maar thuis lukte het niet meer. Ik ben dan weer naar het zuiden gelift. Onderweg kreeg ik honger. Ik kwam een man tegen die in het Vreemdelingenlegioen zat en daarover in geuren en kleuren vertelde. Dat leek mijn redding. Eindelijk eten en onderdak. Er was maar een probleem: ik was zeventien, te jong om binnen te gaan. “Gooi je identiteitskaart weg en kies een andere identiteit”, zei die man. “Dat doet iedereen bij het legioen.” Onder een andere naam bood ik me aan in Le Vieux Port in Marseille.’

‘In Aubagne werd ik bij de ondervragingsofficier geroepen, maar ik viel meteen door de mand. “Je bent niet wie je bent”, zei hij. “Ofwel kun je nu onmiddellijk weer buitengaan. Ofwel blijf je, want ik denk wel dat je capabel bent.”‘

‘Ze hadden me intussen al gescreend. Dat doen ze bij iedereen. De meeste kandidaten voor het legioen weten niet meer van welk hout pijlen te maken. Er zitten voetbalhooligans bij, alcoholverslaafden, mensen die hun alimentatie niet meer kunnen betalen… Alleen de echte criminelen kwamen er niet in. Ik herinner me een heel aimabele gast, die werd meegenomen door de gendarmerie. Bleek dat hij zijn vrouw vermoord had. Ook de eerste nacht op de kamer vergeet ik nooit. “Wie spreekt hier Frans?” vroeg de officier. Ik stak als enige mijn vinger op. “Jij zorgt ervoor dat iedereen in de kamer Frans leert”, zei hij en hij gaf me een kniestoot. “De volgende keer dat er iets fout loopt, krijg je er nog zo een.”‘

‘De opleiding op La Ferme in Castelnaudary is keihard. Ik heb daar ongelofelijk sterke venten zien breken als een rietje. Een collega van me heeft zelfmoord gepleegd.’

‘Ze drillen je tot je bent zoals zij willen. Niet alleen fysiek, ook psychologisch. Toen ik binnenging, was ik een bange jongen. Ik had wel spieren, maar durfde niet te slaan. Ik wilde mensen geen pijn doen. Dat hadden ze natuurlijk snel door. Elke avond kreeg ik klop, altijd van dezelfde mannen van laag allooi. Ik durfde niets terug te doen. Twee weken heeft dat geduurd. Op een ochtend stonden we allemaal in het gelid. Een van die kerels duwde tegen mijn hoofd en mijn baret vloog op de grond. Toen knapte er iets. Met alle kracht die in mijn lijf zat, verkocht ik hem een mep. Hij viel neer en brak zijn kaak. Die dag heb ik ook met de andere kerels afgerekend. Straf heb ik niet gekregen. “Ga maar wat afkoelen”, zei de officier.’

‘Op een dag werden we geblinddoekt in een vliegtuig gestopt. Na uren vliegen moesten we uitstappen. Ik voelde de vochtige hitte, wist totaal niet waar ik was. Ik hoorde alleen iemand bevelen schreeuwen in een andere taal. Dat we in het Amazonewoud gedropt waren, heb ik pas later vernomen.’

Alles kwam weer boven. De trauma’s uit mijn jeugd, uit mijn oorlogsperiode, die dode man in Afrika… Na een halfuur zei de psycholoog: het is goed geweest.

Hij toont zijn rechterarm. WAARHEID staat erop, in het Sanskriet. ‘Onlangs zag ik in het Eén-programma Goed volk dat Jeroen Meus op bezoek ging bij het Vreemdelingenlegioen. Hij kreeg van die mannen een witte kepie omdat hij voor hen gekookt had. Dat maakt mij boos. Voor ons was die witte kepie een symbool. Iets waar we hard voor gevochten hebben.’

Hij is nooit kanonnenvlees geweest in een oorlog, zegt hij. ‘Maar ik deed wel mee met missies. Op een dag was ik met een andere legionair op missie in Afrika. We passeerden aan een hut en ik zag mijn collega verstijven. Voor ons stond een rebel die zijn geweer op ons richtte. (zwijgt even) In een fractie van een seconde is het gebeurd. Een schot, recht door zijn hoofd. Ik wist niet dat ik zoiets kon. ’s Avonds heb ik erover gepraat met de sergeant, die me kalmeerde. “Je hebt je job gedaan”, zei hij. “Het was hij of jullie. En had jij het niet gedaan, dan had hij misschien een heel dorp uitgemoord.”‘

‘Ik heb lang met dat trauma geworsteld, omdat ik geen moordenaar ben. Miljoenen keren heb ik die scène afgespeeld. Ik zag altijd opnieuw die man daar liggen. Zijn bloed. Zijn hersenen. Zelfs zoveel jaren later heb ik nog altijd moeite om erover te praten. Elke keer als in een film iemand vermoord wordt, komt het weer naar boven.’

‘Bij het legioen en daarna als huursoldaat zag ik hoe wreed mensen kunnen zijn. Ik kwam in dorpen waar mensen opengereten op houten palen hingen. Op een dag moesten we een dorp ontzetten. De kogels vlogen boven mijn hoofd. Ik schoot terug en keek achterom. Achter me liepen kinderen van een jaar of vijf, zes. Ze raapten die kogels op, omdat die veel geld waard waren. Het was de hel. Daar ben ik pacifist geworden.’

‘Er waren ook fijne momenten, hoor. Ik herinner me de dankbaarheid van mensen die we gered hebben uit de bosbranden in Spanje. Of die ene keer toen Serge Gainsbourg voor ons kwam zingen. Hij had een babysit nodig voor zijn dochter Charlotte. Ik heb voor haar gezorgd. Ik hield haar hand vast, terwijl hij Mon légionnaire zong: “Il avait de grands yeux très clairs.”

In de song loopt de soldaat weg. Ook Trombetta had er na een paar jaar Vreemdelingenlegioen genoeg van. Genoeg doden en leed gezien met die grote ogen van hem.

Giovanni Trombetta: 'De eerste jaren van onze relatie waren hels, maar door mijn vrouw kreeg ik weer zin om te leven.'
Giovanni Trombetta: ‘De eerste jaren van onze relatie waren hels, maar door mijn vrouw kreeg ik weer zin om te leven.’© Saskia Vanderstichele

‘Ik keerde terug naar België. Je wandelt buiten in kostuum, maar de plooien moeten eruit, hé. Ik zat nog vol adrenaline. Dat is bij alle ex-legionairs zo. En iedereen gaat daar anders mee om. De ene begint te drinken, de andere gaat vechten of doet onnozele dingen. Ik vluchtte weg in seks. Een vriend van mij heeft al mijn veroveringen bijgehouden. Na driehonderd is hij gestopt. Zo rusteloos was ik in die jaren.’

‘Al mijn collega-legionairs van toen zijn intussen gestorven. Sommigen hebben zich dood gezopen. Anderen zijn omgekomen bij een aanval of kwamen terecht in het misdaadmilieu. Na zo’n opleiding ben je specialist in alles. Je bent voor niets meer bang. Ik heb ook op de rand gelopen, maar ben er nooit over gegaan. In het legioen noemden ze me le loup. De wolf.’

Zo voelde hij zich ook, zoals die dieren die hij als kind zocht maar niet vond. ‘Ik wilde anderen beschermen. Een vrouw heeft me ingehuurd. Haar ex-man had haar dochter ontvoerd naar een ander continent. Ik ben dat kind gaan terughalen. Daarna werd ik bodyguard voor een Jood die in diamantwereld werkte. Op een dag vertrok hij naar Israël. “Het wordt gevaarlijk”, zei hij. “Blijf jij bij mijn vrouw en kinderen.” Hij is nooit teruggekomen – de diamantwereld is even hard als de diamant zelf. Ik heb er nog altijd spijt van dat ik niet meegegaan ben. Dan had hij misschien nog geleefd.’

Trombetta beschermde nog andere illustere mensen. ‘Een textielbaron, onder meer. Ik was zowel zijn bodyguard als zijn butler en organisator. Bestelde à volonté roze champagne. Tweehonderdduizend euro is zakgeld voor die mannen, hé. Je moet maar één ding goed kunnen in die wereld en dat is zwijgen. Van die textielbaron heb ik geleerd hoe extravert rijke mensen kunnen zijn. Niets voor mij. Alleen was ik zo stom om met zijn vrouw te slapen. Toen heeft hij de samenwerking beëindigd. (lachje) Daarna ben ik portier geweest in een paar discotheken. Ook een bijzondere ervaring. De eerste dag kwamen de grieten zich aanbieden. Het leek te mooi om waar te zijn. En dat was het ook. De tweede dag kreeg een van die vrouwen last aan de bar. “Oh,” zei ze, “maar ik ken de portier.” Ik besefte dat ik een blunder begaan had. Een portier moet onpartijdig zijn en iedereen beschermen. Op den duur noemden ze me zelfs de ijskoning omdat ik niet om te kopen was. Ik heb zelf nooit drugs gebruikt, maar op rave parties kon ik de drugsgebruikers er zo uithalen. Daarvoor huurden ze me ook in. Ik werkte verschrikkelijk hard. Niet alleen als portier. Ik heb ook een café gehad en ben even taxichauffeur geweest. Ik reed alleen ’s nachts, voor de kick.’

Na zo’n opleiding ben je specialist in alles. Je bent voor niets meer bang. Ik heb ook op de rand gelopen, maar ben er nooit over gegaan.

‘Zoals Robert De Niro in Taxi Driver?’ vraag ik.

Hij knikt. ‘Ik bleef maar rijden, keek nooit achterom. Naar al mijn onverwerkte trauma’s. Ik was ook voortdurend op zoek naar liefde. Mijn enige remedie was nog harder werken. Ik wilde geen hulp aanvaarden. I did it my way, weet je wel . Wat wisten al die anderen nu van mijn leven?’

Tot hij op een dag wakker werd in het ziekenhuis. ‘Ik had een paar dagen in coma gelegen. Ik keek rond en zag niemand. Jaren had ik dag en nacht gewerkt, maar ik had geen vrienden. Toen besefte ik dat er iets moest veranderen. Ik had intussen ook een dochter en een zoon, voor wie ik wilde leven.’

‘Ik kreeg een zware depressie, werd een wrak. Elke dag nam ik zeventien pillen. Ik ging binnen bij de broeders alexianen, het psychiatrisch ziekenhuis van Boechout. Zat uren bij de psycholoog. Alles kwam weer boven. De trauma’s uit mijn jeugd, uit mijn oorlogsperiode, die dode man in Afrika… Maar na een halfuur zei de psycholoog: het is goed geweest. Daar zit je dan met al die opengewoelde trauma’s. Die therapie was duizend keer zwaarder dan mijn opleiding bij het Vreemdelingenlegioen.’

‘Een paar jaar geleden stierf mijn vader. Ik weet nog dat ik aan zijn sterfbed zat en dacht: zeg nu toch dat ik een goede zoon ben, zeg dat je fier bent. Maar hij zei niets.’

‘Gelukkig heb ik vier jaar geleden een fantastische vrouw ontmoet, dankzij mijn dochter. “Papa,” zei ze, “het wordt tijd voor een nieuwe liefde.” Zij maakte voor mij een profiel aan op een datingsite. Zo heb ik Isabelle leren kennen. We hielden allebei van David Bowie. Zij heeft mijn leven veranderd. Ik ben vroeger met heel mooie vrouwen geweest – de moeder van mijn dochter was Miss Cartier. Bij hen moest ik altijd de held spelen. Bij Isabelle hoefde dat niet meer. Ze was de eerste vrouw die ik echt vertrouwde. De eerste jaren van onze relatie waren hels, maar door haar kreeg ik weer zin om te leven.’

‘Heb je nog tattoos?’ vraag ik hem.

Hij ontbloot zijn bovenlichaam. Op zijn rug staat EER, in het Japans. En op zijn borst een groot kruis. ‘Twee jaar geleden ben ik naar Compostela geweest. Niet te voet, dat kan mijn lichaam niet meer aan. Ik kreeg van de pastoor toestemming om met de motor te gaan.’

Het werd een bijzondere reis, zegt hij. Uren op de motor, haren in de wind, met alleen de lange weg voor hem. En geen demonen in de achteruitkijkspiegel, deze keer. ‘Bij elke bedevaartstop praatte ik met mensen. Iedereen had zijn verhaal, zijn problemen. Ik vertrok, maar onderweg kwam ik die mensen tegen. Toen ik in Compostela aankwam, heb ik heel hard gehuild. Terwijl ik anders nooit ween.’

Hij toont het medaillon dat om zijn hals hangt. ‘Dat draag ik met trots. Ik ben nu officieel een pelgrim. Als mensen in nood zijn, kunnen ze naar mij komen.’

Twee jaar geleden ben ik naar Compostela geweest. Niet te voet, dat kan mijn lichaam niet meer aan. Ik kreeg van de pastoor toestemming om met de motor te gaan.

‘Ik ben nu 52 en eindelijk heb ik een thuis. Ik werk als vrijwilliger voor Natuurpunt. En daarnaast ben ik soms figurant in series. Ik heb al meegespeeld in Familie, The Team 2 en nog een paar soaps. Meestal casten ze me als politieagent.’

Geen enkele tv-maker castte hem als politicus. Daarom was hij zo blij dat hij in oktober op de lijst van ’t Dorp stond, de partij van acteur Filip Peeters. ‘Mijn vrouw vroeg: “Is dat niets voor jou?” Ik ben gaan luisteren en was meteen heel enthousiast over hun verhaal van burgerparticipatie. Er stonden geen politici op onze lijst, alleen gewone burgers met hun expertise. Op een van onze eerste vergaderingen zei Filip: “Giovanni, ik heb in een film nog een legionair gespeeld.” Ja ja, dacht ik, ik heb ook nog acteur gespeeld.’ (lacht)

Trombetta werd uiteindelijk niet verkozen, ’t Dorp behaalde 12,7 procent van de stemmen en gaat in de oppositie. ‘Maar ik wil me blijven inzetten voor de partij. Ik wil werken rond geestelijke gezondheid. Daar ken ik intussen wel wat van. Daarnaast wil ik me ook bezighouden met ruimtelijke ordening. Alles in Boechout wordt volgebouwd. Je kunt gewoon niet meer ademen. Onlangs hebben ze hier zogezegd een bos aangeplant. Vijf bomen, dat noemen ze dan een bos! Ik heb destijds in bossen rondgelopen waar je na een week nog niet buiten was.’

Hij heeft nog een droom, zegt hij dan. ‘Al heel mijn leven wil ik gitaar kunnen spelen. Ik ben het aan het leren.’

Eén song kan hij al op zijn gitaar tokkelen. You Want It Darker van Leonard Cohen. De akkoorden zitten al heel zijn leven in zijn vingers.

Maar zijn ambitie is om ooit Tonight van Bowie te kunnen spelen. Daarmee wil hij zijn vriendin verrassen. Haar toezingen: ‘And so I got down on my knees, down by her bed and these are the words, to her I said: everything will be alright tonight.’

‘Ik moet alleen nog wat oefenen’, zegt hij.

Partner Content