Cyriel Buysse betaalde pastoors voor dorpsverhalen

In dit tweede deel praat Guido Lauwaert met Alice Everaert over de fallus van Cyriel Buysse en het geld dat hij gaf aan pastoors in ruil voor pittige verhalen.

Veel meer dan ‘Tantes’ of ‘Het gezin van Paemel’ ben ik gebeten door een kort verhaal van Buysse. De maatschappelijke en sociale ondertoon speelt niet de eerste viool, maar is wel aanwezig. In het eerste jaar van het lager middelbaar, zoals indertijd de eerste graad van de humaniora heette, kreeg de hele klas het onder de neus geduwd, en had als opdracht er een verhandeling over te schrijven. De verhandeling heb ik helaas niet meer, maar de ‘Zuid & Noord’-bloemlezeing waarin het verhaal stond heeft alle zwerftochten overleefd. Om de simpele reden dat het tot de dood van mijn moeder in een kartonnen doos van Chiquita in een half verroest ijzeren rek op de zolder stond. Mijn voornaam stond op de doos, net als de namen van mijn broers en zuster.

Het kort verhaal dateert van 1919 en heet ‘Plus-Que-Parfait’. Het verhaal gaat over een ongehuwde dorpsnotabele die er altijd stofvrij bijloopt. ‘Plus-Que-Parfait heette natuurlijk niet Plus-Que-Parfait. Hij droeg een anderen naam, doch haast geen mensch in het dorp kende die naam of was hem vergeten, zoo gewend waren ze hem altijd Plus-Que-Parfait te noemen en te hooren noemen.’ Door een conflict met de overige notabelen wordt hij uitgestoten. Door slijtage en verarming raakt hij geïsoleerd in zijn ‘kleine, witte villa, met een nog al mooien tuin.’ Aan het eind raakt hij toch weer op de voorgrond. Is Buysse in zijn andere werk droog en scherp, hier stroomt tederheid en liefde van de lijnen.

Een jaar geleden, in een interview naar aanleiding van een of andere literaire dag, werd ik gepolst naar mijn voorkeurschrijvers. Van Buysse kwam ik op ‘Plus-Que-Parfait’, maar de interviewer walste er brutaal over heen. Altijd worden de beroemde werken verwacht. Enkele dagen later echter kreeg ik een brief van een mij totaal onbekende vrouw. Hij was naar de redactie gestuurd, en die was zo goed hem na een maand of zes naar mij door te sturen. In een fraai handschrift bedankte zij mij om het uit de dood laten opstaan van een voorouder. En nu schakel ik over naar haar brief. Hij was in het Frans gesteld. Ik vertaal hem om de jonge lezers, en in het bijzonder de Hollandse, aan de lijn te houden.

Alice Everaert over Buysse

‘Plus-Que Parfait was een broer van mijn grootvader. Op jonge leeftijd was grand-père naar Amerika verkast. Zijn zoon, mijn vader, had de zaak van hem overgenomen en tot grote bloei gebracht. In Boston, ben ik geboren en opgegroeid. Op een gegeven moment komt mijn vader thuis en zegt bij het avondeten dat hij die dag zijn zaak verkocht heeft en dat ze terugkeren naar Europa, naar België, naar Gent. Daar heb ik tot mijn pensioen als secretaresse op de douanedienst van de haven van Gent gewerkt. Na de dood van mijn man tien jaar geleden ben ik naar Nevele verhuisd. Het zou mij zeer veel genoegen doen, meneer, kennis met u te maken, want ik heb u zoveel te vertellen. Ik heb niet lang meer te leven, en wat mijn grootvader over meneer Buysse vertelde mag niet verloren gaan. Recevez, monsieur, mes salutations distinguées. Alice Everaert.’ Achter op de envelop stond haar adres.

Een novemberdag met een laag wolkendek waar men niet vrolijk van wordt. Een zwarte madam opende deur en liet mij plaatsnemen in een voorkamer met een salontafel, van de hand van Henry Van de Velde of een van zijn trouwe apostelen, en vier versleten fauteuils waarvan de veren lang geleden hun laatste veerkracht hadden verloren. Tegen de muren stonden rijen en stapels boeken. Van de grond tot het plafond. Of er behang achter school was niet te achterhalen. Mijn ogen dwaalde langs de titels. Een ordening was niet te vinden. Romans, historische en filosofische werken, boeken over auto’s, vliegtuigen, oorlogen, politiek in het Frans, het Engels en het Nederlands. Een lichte vingerklop op de deur en de zwarte madam verscheen. ‘Mevrouw is klaar om u te ontvangen,’ zei ze. Ze ging mij voor door een lange gang en opende de deur die leidde naar de woonkamer en een aanpalende oranjerie.

Echte mijnheer Alidor stond model

Het geheel sloeg mij met verstomming. Alsof je een sprong maakte van honderd jaar. Van Amélie Nothomb naar Agatha Christie. Tussen de vele en vooral dure meubels en prullaria stond centraal opgesteld een grote fallus in zwart marmer waarrond zich een slang kronkelde, op weg naar de eikel. Alice Everaert zat in een bergère, een plaid op de schoot. Ze rookte een pijp. Nadat ze mijn hand een eeuwigheid had vastgehouden en met de linkerpink de palm van mijn hand met een lange, smalle, knokerige vinger had gestreeld, zei ze dat ze o zo gelukkig was dat er iemand haar familielid uit de dood had opgewekt.

Bien entendu… je ne l’ai pas connu personnellement. Pourtant, Alidor – tel était le vrai nom de Plus-Que-Parfait – apparaît tout à fait clairement dans mon esprit. Ceci est principalement du aux histoires de mon grand-père. Si j’ai déménagé à Nevele, c’est à cause des livres de Buysse. Mon grand-père avait emporté ces livres dans ses bagages quand nous avons émigré aux Etats-Unis. Il me lisait en traduisant simultanément en français, car je ne connaissais pas le néerlandais. Je n’ai appris le néerlandais qu’après la deuxième guerre mondiale, quand nous sommes revenus en Belgique. Mon mari était mon professeur. Son nom ne vous dit rien… Frédéric Dubois? Le fils de Charles Dubois. Un savant. Et alpiniste. Frédéric habitait au Parc Résidence. La citadelle francophile de Gand, encore à ce jour, d’ailleurs. Son néerlandais et le mien, c’était du flançais, monsieur, c’est ainsi que résonnait le flamand dans ma jeunesse. Grâce à mon travail en tant que secrétaire, mon flamand a évolué vers un néerlandais plus correct. Hélas, après ma retraite, je suis retombée dans mes anciennes habitudes. Par exception je le parle avec ma veille bonne. J’espère que vous ne m’en voulez pas trop de vous parler en français.’

George Minnes fallus van Buysse
Toen ik haar vroeg wat de connectie tussen haar interieur en dit toch wel moderne kunstwerk was, boog zij voorover en slingerde mij toe, ‘Choquer la bourgeoisie. Malheureusement, ce chef-d’oeuvre n’a jamais été exposé. A cause de la mentalité hypocrite des marchants d’arts. Ce sont tous des gardiens de mausolée.’ ‘Bravo, madame. Merveilleux. C’est tout à fait du popart,’ zei ik, om haar gunstig te stemmen.
Popart! C’est quoi ça? Un jeu d’enfant?’ ‘Une certaine tendance artistique des années cinquante et soixante.’ ‘Un drôle de nom.’ ‘Oui… et non. Vous avez raison. Pourquoi pas? Cette tendance artistique avait bien l’air un peu bizarre.’
Ik aarzelde even, voelende dat mijn waarde daalde, maar vroeg dan toch wie de kunstenaar was, die dit prachtstuk had gemaakt.
‘Mais, ça ce voit! Même un aveugle le verrait. Minne, monsieur. George Minne! C’est le phallus de monsieur Buysse. Parce qu’il a des enfants partout. Même en Amérique. La sculpture symbolise l’adoration de Minne pour la puissance sexuelle de Buysse. Une pièce unique. Après ma mort vous pouvez l’avoir. J’ai déjà réglé ça avec mon notaire. Minne et Buysse étaient des amis. Grâce à Maeterlinck. Jusqu’ au moment où Minne a compris la mascarade littéraire de monsieur Buysse, il achetait ses histoires, monsieur. Il n’y a que deux, trois histoires qu’il avait écrites lui-même. ‘Tantes’, par exemple, et ‘Plus-Que-Parfait’. L’histoire se situe dans un village flamand. Aucun plouc ne connaît la différence entre oui et non. C’étaient tous des pignoufs.’ ‘Tiens. Ca m’étonne vraiment que Buysse…’
Buysse betaalde pastoors

Ze gooide een blik van een ton of vijf mijn richting uit.
‘Tous les artistes sont des voleurs, monsieur Louvart!’ ‘Plus ou moins, oui, mais…’ ‘Non seulement Buysse recevait des histoires prémâchées de sa tante Virginie, mais il achetait ses histoires aux vicaires. L’influence des vicaires des villages est très importante, monsieur, pour décrire et comprendre la situation Flamande. Absolument, Buysse payait ces gens. Il n’avait pas de mauvaises intensions, au contraire. Il était vraiment très concerné par la situation du peuple. Il remplaçait les noms originaux par des sobriquets régionaux, et parsemait l’histoire de petits détails folklorique, afin de créer un air provincial. Il avait des fournisseurs à Gand et en France. Savez vous que Buysse et André Baillon se sont rencontrés à Paris? Buysse a payé les frais des médecins de Baillon, pendant son séjour à l’hôpital La Salpêtrière et l’asile d’aliénés de Saint-Germain-en-Laye. Vous savez, ils ont eu une relation que je n’ai jamais comprise.’
Ze pauzeerde, klopte haar koud geworden pijp leeg, vulde een nieuwe en ontstak die. Na een paar trekjes, luidde zij een belletje. De meid verscheen en madame bestelde thee en koekjes. Al wachtend op dit zoets vroeg ik haar of zij de biografie van Buysse kende, die kort voordien verschenen was. Ja, die kende zij, antwoordde ze, maar had die niet gelezen. Omdat hij in het Nederlands was. Een Franse vertaling zou welkom zijn, want zij las nog iedere dag. Te beginnen met La libre Belgique et Le Monde. La veille bonne kwam binnen en zette de plateau op een tafeltje dat zij naderbij rolde. Zij schonk de kopjes vol en verdween, zonder mevrouw of haar gast eenmaal te hebben aangekeken.

Guido Lauwaert


Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content