Hendrik Vuye & Veerle Wouters

‘We gaan stemmen, maar kiezen niet: de particratie regeert het land, sterker dan ooit tevoren’

Hendrik Vuye & Veerle Wouters Hoogleraar (UNamur) en lector (Hogeschool PXL), voormalige V-Kamerleden

‘We gaan stemmen, maar kiezen niet. Er is al gekozen door de partijbonzen. In 2014 heeft de kiezer slechts 2 van de 150 Kamerleden echt verkozen, twee PS’ers overigens.’ Veerle Wouters en Hendrik Vuye schrijven een handleiding voor de al dan niet gewillige kiezer.

Het is zover. Binnen enkele dagen gaan we stemmen. Zonder belang is dit niet, want de kiezer bepaalt hoeveel parlementaire zitjes de partijen behalen. Maar dat is ook alles. Hoe je ook stemt, je stemt voor partijen niet voor kandidaten. Je mag dus stemmen, maar niet kiezen.

Is dit overdreven? Neen, in 2014 worden 2 van de 150 Kamerleden verkozen vanop een niet-verkiesbare plaats: Nawal Ben Hamou (PS) in de kieskring Brussel-Hoofdstad en Paul-Olivier Delannois (PS) in Henegouwen. De kiezer heeft zelf 1,33% van de Kamerleden verkozen, de andere Kamerleden danken hun verkiezing aan de partijbonzen. Eén gunstig gerangschikte kandidaat heeft de kiezer niet verkozen, Jan De Haes, de nummer 7 op de N-VA Kamerlijst in de kieskring Antwerpen, maar na hem worden de nummers 8 tot 11 wel verkozen. De nuttige volgorde blijft ook hier nagenoeg behouden.

De Kamerleden verkozen in 2014, staan op zichtbare plaatsen: bovenaan de lijst of lijstduwer. Het zijn voornamelijk de kandidaten bovenaan de lijst die neerstrijken op de harde groene banken van de Kamer. Slechts 4 lijstduwers slagen er in om te ‘springen’. De cijfers voor het Vlaams Parlement zijn van dezelfde orde. Op 124 Vlaamse parlementsleden worden er 2 verkozen vanop een niet-verkiesbare plaats en 6 lijstduwers slagen in hun sprong.

Hoe zit het met de opvolgers? Zowel voor de Kamer als voor het Vlaams Parlement wordt de kandidaat die de partij op de eerste opvolgersplaats zet na de stembusslag ook daadwerkelijk eerste opvolger. De partijbonzen beslissen de stembusslag.

We gaan stemmen, maar kiezen niet: de particratie regeert het land, sterker dan ooit tevoren.

Hoe komt dit? Een belangrijke factor is de lijststem. Deze stemmen worden toebedeeld aan de kandidaten in de volgorde van de lijst. Elke kandidaat krijgt uit ‘de pot’ de stemmen die hij nodig heeft om verkozen te worden. Een lijststem is dus geen voorkeurstem voor alle kandidaten van een lijst. Neen, een lijststem wil zeggen dat de kiezer akkoord gaat met de volgorde die de partij voorstelt. De lijststem-kiezer stelt eigenlijk: indien mijn partij één verkozene haalt, wil ik dat het de lijsttrekker is. Zijn het er twee, dan moeten het de nummers één en twee zijn. Stem je bovendien alleen voor een opvolger, dan verklaar je je ook akkoord met de volgorde van de effectieve kandidaten. Ook deze stemmen worden toebedeeld aan de effectieve kandidaten in volgorde van de lijst.

De wetgever heeft nochtans getracht om het gewicht van de voorkeurstemmen te vergroten en het gewicht van de lijststem af te bouwen (1995 en 2000).

Bekijken we eerst de periode voor de gewijzigde kieswetgeving. Tussen 1919 en 1991 worden slechts 30 Volksvertegenwoordigers en één Senator op eigen kracht verkozen, rekenen de professoren Wilfried Dewachter en Bart Maddens voor. Dit is respectievelijk 0,64% van de Volksvertegenwoordigers en 0,04% van de Senatoren. Dit zijn wel bijzonder scherpe cijfers.

Hoe komt dit? Voor 1995 kan de kiezer enkel een voorkeurstem uitbrengen op een effectieve kandidaat, op een opvolger of op een effectieve kandidaat en een opvolger. Stemt de kiezer bijvoorbeeld voor twee effectieve kandidaten, dan geldt zijn stem niet als een voorkeurstem, maar als een lijststem. Vanaf 1995 komt daar verandering in en kan de kiezer, binnen eenzelfde lijst, zoveel voorkeurstemmen uitbrengen als hij maar wil. De kiezer kan zelfs aan alle kandidaten een voorkeurstem geven.

In 2000 zet de wetgever nog een stap: het effect van de lijststem wordt gehalveerd. Vooraleer de lijststem toe te bedelen aan de kandidaten, deelt men het aantal door 2.

De resultaten van 2014 tonen aan dat de hervormingen van 1995 en 2000 een maat voor niets zijn. De partijen bepalen wie zetelt, niet de kiezer.

Ook de kiezer steunt de particratie

Er is echter meer aan de hand dan het louter mathematische effect van de lijststem. Er is een ‘presidentialisering’ van de verkiezingen. Er zijn steeds minder lijsttrekkers per partij omdat er steeds minder kieskringen zijn. Bij de verkiezingen van 1991 zijn er voor de Kamerverkiezingen nog 30 kiesarrondissementen, in 1995 nog 20, nu nog 11 kieskringen. Komt daarbij dat Vlaamse partijen enkel lijsten neerleggen in Nederlandstalige kieskringen. Voor de Kamer heeft een Vlaamse partij maar 6 lijsttrekkers (idem voor het Vlaams Parlement). Eigenlijk maar 5 want in de Kamerkieskring Brussel-Hoofdstad haalt geen enkele Vlaamse partij op eigen kracht de kiesdrempel.

De grote provinciale kieskringen bemoeilijken het persoonlijk contact tussen kiezer en lijsttrekker.

De grote provinciale kieskringen bemoeilijken het persoonlijk contact tussen kiezer en lijsttrekker. Het zijn de partijen die de campagne dirigeren en verkiezingspubliciteit plaatsen in media en op sociale media. Dergelijke campagnes draaien steeds om ‘de lijsttrekkers’. Wie geen verkiesbare plaats heeft, is gewoon een ‘lijstvuller’ net goed genoeg om de markten af te schuimen. De kiezer gaat gewillig mee in het voorgekauwde scenario. Brengt hij een voorkeurstem uit, dan bevestigt hij vaak de volgorde van de lijst door bijvoorbeeld voor de lijsttrekker te stemmen.

Voor alle partijen die verkozenen halen in de Kamer en het Vlaams Parlement is het in 2014 steevast de lijsttrekker die de meeste voorkeurstemmen haalt. Zelfs wanneer de lijsttrekker een nog onbekende nieuwkomer is, troeft hij de anderen af. Zo haalt de vrij onbekende Brecht Vermeulen als lijstrekker van de N-VA in West-Vlaanderen toch nog zo’n 15.000 stemmen meer dan de fel gemediatiseerde lijstduwer Pol Van Den Driessche.

Boegbeelden en ‘halve kopstukken’

Maar ook vele lijsttrekkers zijn maar ‘halve kopstukken’. Partijen spitsen hun campagne steeds meer toe op een boegbeeld: Bart De Wever, Hilde Crevits, Maggie De Block… De kiezer heeft zich aangepast aan die boegbeeld-campagnes. In kieskringen waar geen boegbeeld op de lijst staat, worden meer lijststemmen uitgebracht. Dit blijkt uit het onderzoek van de Gentse politicologen Bram Wauters en Johannes Rodenbach. Bij de Kamerverkiezingen van 2014 worden 57% voorkeurstemmen uitgebracht, voor het Vlaams Parlement 55,2%. In elke kieskring daalt het aantal voorkeurstemmen, behalve in de Kamerkieskringen Antwerpen en Vlaams-Brabant met de campagneboegbeelden De Wever en De Block. Wanneer er geen campagneboegbeelden op de lijst staan, sluit een groot deel van de kiezers zich vrijwillig aan bij de volgorde bepaald door de partijbonzen. Een belangrijk deel van de kiezers stemt dus ‘particratisch’.

Meer nog, deze kiezers stemmen vaak niet eens voor parlementsleden. De top twee van de voorkeurstemmen van de Kamerverkiezingen van 2014 is meteen ook de top twee van de meest afwezige Kamerleden. Waarom verkiezen we dan parlementsleden?

Een gewaarschuwd kiezer is er twee waard

Elke kiezer moet zelf bepalen hoe hij stemt. Zo hoort het in een democratie. In de volgende paragrafen overlopen we de keuzes die de kiezer heeft. Een gewaarschuwd kiezer is er twee waard, al heeft hij maar een stem. Wat kan een kiezer zo allemaal doen?

Optie 1: Blanco, ongeldig of gewoon thuis blijven?

De stemplicht maakt dat de kiezer verplicht naar het stemhokje moet, maar eens in het stemhokje is de kiezer vrij. Blanco of ongeldig stemmen is legaal.

Niet gaan stemmen, is dat een optie? Het is strafbaar. Je kan een berisping krijgen of een geldboete van 40 tot 80 euro. Bij herhaald niet stemmen kan de boete oplopen tot 200 euro. Maar de aanhouder wint. Wie in een periode van 15 jaar 4 keer niet gaat stemmen, wordt voor 10 jaar van de kiezerslijsten geschrapt. Nadeel is dan wel dat men gedurende die periode ook geen benoeming, bevordering of onderscheiding kan krijgen van een openbare overheid. Maar dit alles is theorie. In de praktijk wordt niemand vervolgd. Meer nog, de afwezigheidslijsten worden niet eens overgemaakt aan de parketten. Dat bevestigt zelfs de FOD Justitie aan Het Laatste Nieuws en VRT. Het risico op vervolging is dus nagenoeg nul.

Ben je daarentegen opgeroepen als lid van een stembureau of een telbureau, dan is de kans op vervolging wel reëel in geval van ongewettigde afwezigheid. De geldboete gaat van 400 tot 1.600 euro. In de praktijk stuurt het parket een minnelijke schikking van 250 euro. Betaal je niet, dan spreken de rechters boetes uit van 400 tot 800 euro (al dan niet met uitstel of gedeeltelijk uitstel) en betaal je ook de proceskosten. Dit is dus wel een dure grap.

Kies je voor een van deze opties, dan loopt je alvast geen risico op ‘electorale eenzaamheid’. Bij de Kamerverkiezingen van 2014 waren 8.008.776 Belgen stemgerechtigd. 851.278 landgenoten stemmen niet, 412.951 stemmen blanco of ongeldig. Niet-stemmen, blanco en ongeldig vertegenwoordigen 15,8% van de kiezers. Dit is een hoog cijfer. Vergelijkt men dit met de resultaten van de partijen berekend op Belgisch niveau, dan is alleen N-VA groter (20,26%). De tweede grootste partij, de PS scoort 11,67%, CD&V 11,61%, Open Vld 9,78%, sp.a 8,83%, Groen 5,32% en Vlaams Belang 3,67%.

Niet-stemmen, blanco of ongeldig heeft dezelfde gevolgen. De zetels worden immers toegewezen op basis van de stemmen uitgebracht voor de partijen. Vaak hoort men dat niet-stemmen, blanco of ongeldig de grootste partij bevoordeelt. Het is een hardnekkige mythe. Het heeft wel degelijk gevolgen voor alle partijen. Stel dat er 100 kiezers zijn, waarvan er 30 voor partij A stemmen, 25 voor partij B, 11 voor partij C, 10 voor partij D, 4 voor partij E en 20 stemmen blanco, ongeldig of stemmen niet. Dan haalt partij A niet 30%, maar wel 37,5%. Partij A haalt onmiskenbaar een voordeel, zeker met het systeem D’Hondt dat grote partijen een bonus geeft. Maar ook andere partijen stijgen. Partij E haalt slechts 4 stemmen op 100 kiezers, maar haalt wel de kiesdrempel van 5%.

Optie 2: Toch maar stemmen dan?

Stem je voor een partij die de kiesdrempel van 5% niet haalt, dan is je stem eigenlijk verloren. Je partij zal niet in het parlement vertegenwoordigd zijn. Maar misschien wil je met je stem een signaal geven en ook dat is een democratische keuze. Of iemand dit signaal zal oppikken, dat is een andere kwestie.

Stem je voor een partij die wel de kiesdrempel haalt, dan telt je stem in de zetelverdeling. Alleen ben je maar een van die 8 miljoen stemgerechtigden. Bart Maddens schreef het ooit: bekijk je dit louter economisch, dan moet je weten dat de kans dat je ene stem het beleid zal beïnvloeden oneindig klein is. Bovendien zijn er in elke kieskring ‘verloren stemmen’, dit zijn stemmen die een partij geen zetel opleveren.

Een parlementslid met een mening is als een zwarte zwaan die bovendien bij de volgende lijstvorming het lelijke eendje van de partij dreigt te worden en op een onverkiesbare plaats terechtkomt.

Stem je voor een partij die wel vertegenwoordigd is in het parlement, dan ben je wel deze partij aan het financieren. In De prijs van de politiek (2019) berekenen Bart Maddens, Jef Smulders en Wouter Wolfs dat een kiezer die voor alle verkiezingen voor dezelfde partij stemt, die partij zowat 10 euro per jaar bezorgt. Het is maar een van de vele manieren waarop de partijen graaien in de staatskas, in het totaal voor 72 miljoen euro per jaar.

Ten slotte nog dit. Wie er in het parlement zetelt, is eigenlijk van weinig tel. Parlementsleden zijn per partij onderling vervangbaar. Of Jantje, Polleke of Mieke zetelt, ze spreken zoals de de partijbonzen het willen en ze stemmen zoals de partijbonzen het opleggen. Parlementaire dissidentie is nauwelijks meetbaar in onze parlementen. Een parlementslid met een mening is als een zwarte zwaan die bovendien bij de volgende lijstvorming het lelijke eendje van de partij dreigt te worden en op een onverkiesbare plaats terechtkomt. De particratie regeert het land, sterker dan ooit tevoren.

Partner Content