Tomas Baum (Kazerne Dossin): ‘Ook in België werd de nazivervolging van homo’s jarenlang gewoon niet erkend’

Tomas Baum, directeur van de Kazerne Dossin. © Kazerne Dossin
Walter Pauli

De tentoonstelling Homo’s en lesbiennes in nazi-Europa toont niet alleen de terreur van de nazi’s, maar ook de discriminaties nadien voor homo’s om van ‘onze’ regeringen erkenning te krijgen voor hun vervolging.

De tentoonstelling Homo’s en lesbiennes in nazi-Europa, die van 16 februari tot 10 december te zien is in het museum van Kazerne Dossin in Mechelen, dwingt de toeschouwer tot nadenken. Inderdaad, de nazi’s vervolgden homo’s en lesbiennes, maar daarom waren de geallieerden nog niet verdraagzaam. En hoe zit het eigenlijk met onze eigen omgang met mensen die anders zijn?

Tomas Baum, sinds 2020 directeur van Kazerne Dossin, is geen historicus maar een filosoof. Hij hecht veel belang aan een correcte historische reconstructie, maar kijkt ook verder dan louter ‘wat er gebeurd is’. ‘Toen ik deze tentoonstelling voor het eerst zag in het Mémorial de la Shoah in Parijs was ik meteen onder de indruk. Deze expo vertelt op een discrete manier het relaas van een vervolging die in wezen draait rond anders-zijn. We hebben er in Mechelen nog een specifiek luik over België aan toegevoegd.’

Het is niet omdat de daders schuldig zijn, dat de anderen noodzakelijk onschuldig zijn.

In België werden homo’s niet even zwaar vervolgd als in Duitsland en sommige andere bezette landen. De mensen die in Kazerne Dossin belandden, waren in de regel gearresteerd omdat ze joods waren. Daar waren ook homo’s en lesbiennes bij, maar dat was dus niet de voornaamste reden van hun aanhouding. Daarnaast was er een beperkt aantal homo’s die wel degelijk een veroordeling opliepen omdat ze een inbreuk hadden gepleegd op het fameuze artikel 175 van de Duitse strafwet (over zedenzaken, waarbij de nazi’s al van in 1934 niet alleen homoseksuele handelingen strafbaar stelden, maar ook de geaardheid zelf, nvdr). In de praktijk trof dat Belgische mannen die een relatie hadden met Duitse militairen, of Belgen die voor de Duitsers werkten. Die vervolging beperkte zich dus tot landgenoten op wie de Duitse en niet de Belgische strafwet van toepassing was.

Ook dat is een rode draad in deze tentoonstelling: de zaken zijn ingewikkelder dan men op het eerste gezicht zou denken. Een eenduidige groep slachtoffers is er niet, en dat geldt zelfs voor de daders.

Baum: Inderdaad. Er waren Belgische homo’s en lesbiennes, maar ook Duitse. Sommige homo’s en lesbiennes waren zelf nazi’s, anderen zaten in het verzet. Sommige verzetslieden en verzetspublicaties hadden het op hun beurt niet begrepen op homo’s. Daarom vind ik meerstemmigheid zo belangrijk.

Het is evident om aandacht te hebben voor de slachtoffers. Maar als je inzoomt op de slachtoffers moet je natuurlijk ook de daders een plaats geven. Dan wordt het al ongemakkelijker. Wat mij misschien nog het meest boeit, zijn de omstanders, de toeschouwers. Is passief blijven neutraal of onschuldig? Het is niet omdat de daders schuldig zijn, dat de anderen noodzakelijk onschuldig zijn.

Nog in 1977 werden twee homo’s opgepakt tijdens een herdenkingsplechtigheid in Breendonk omdat ze pamfletten uitdeelden over de vervolging van homo’s.

Ook de omgang van de nazi’s met homoseksualiteit is erg ambigu.

Baum: Zeker in de vroege jaren 1930 zíé je gewoon de fascinatie van de nazi’s voor het (mannelijke) lichaam. Arno Breker, Hitlers favoriete beeldhouwer, leverde het ene klassieke naaktbeeld na het andere af, met een zichtbare homo-erotische lading. Vroege nazitopfiguren zoals Ernst Röhm en zijn SA’ers waren ostentatief homoseksueel. Dat veranderde na de Nacht van de Lange Messen in 1934, toen Heinrich Himmler en zijn SS’ers de hele SA-top liquideerden – hun homoseksualiteit was ineens hét voorwendsel voor die machtsgreep. Meteen begon een zware repressie tegen homo’s en lesbiennes. In Duitsland werden er bijna 100.000 mensen getroffen door die strengere antihomobepaling in de strafwet en onder meer naar heropvoedingskampen gestuurd. Homoseksualiteit was voortaan een vorm van ontaarding. Bij de nazi’s was dat een zware beschuldiging. Het ging hen om het eigen herrenvolk, en daar was geen plaats voor untermenschen. Homo’s werden ontmenselijkt. Alleen is die nazibepaling nog tot decennia na de oorlog in werking gebleven, zowel in West- als in Oost-Duitsland.

Dat is een bijzonder frappant punt in deze tentoonstelling: ook veel tegenstanders van nazi-Duitsland discrimineerden homo’s en lesbiennes.

Baum: De gelaagdheid van het probleem erkennen, is enorm belangrijk. De ene vervolging is niet zomaar gelijk te stellen met andere discriminaties. Maar ook in het zogenaamd ‘goede kamp’ mag lessen trekken uit wat er is gebeurd. Ik was onder de indruk van het verhaal van een Duitse joodse man die in 1930 werd veroordeeld wegens ontucht: zijn straf bedroeg drie maanden, maar hij verdween voor drie jaar in Dachau en Buchenwald. Hij wist te ontsnappen en vluchtte in 1939 uiteindelijk naar België. Na de Duitse inval werd hij opnieuw opgepakt, niet omdat hij homo was maar omdat hij jood was, en via de Dossinkazerne belandde hij in Auschwitz. Hij overleefde zowaar zijn verblijf daar, en wilde zich na de Tweede Wereldoorlog weer in België vestigen. Maar hij werd prompt België uitgezet.

Een van de belangrijkste argumenten om hem geen toegang tot het grondgebied te verlenen was… zijn Duitse veroordeling als homoseksueel. Ook in België werd de vervolging van homo’s jarenlang gewoon niet erkend. Nog in 1977 werden twee homo’s opgepakt tijdens een herdenkingsplechtigheid in Breendonk omdat ze pamfletten uitdeelden over de vervolging van homo’s.

Erika en Klaus Mann: antinazi's die naar de VS vluchtten maar daar door de FBI werden belaagd wegens hun linkse sympathieën en homoseksualiteit.
Erika en Klaus Mann: antinazi’s die naar de VS vluchtten maar daar door de FBI werden belaagd wegens hun linkse sympathieën en homoseksualiteit. © GF/Eduard Wasow

Ook ‘wij’ kunnen dus maar beter bescheiden zijn als het aankomt op tolerantie en gastvrijheid.

Baum: De wereld van moeilijk in te delen in vaste kampen van goed en kwaad. Deze tentoonstelling toont bijvoorbeeld ook het lot van de nochtans bekende familie Mann. Erika en Klaus Mann, de artistieke dochter en zoon van de beroemde Nobelprijswinnaar Thomas Mann. Toen de nazi’s in 1933 aan de macht kwamen, ontvluchtten ze allebei Duitsland: beiden waren links en homoseksueel. Vanuit Zwitserland en Amsterdam zette ze de strijd tegen de nazi’s verder, en ze bleven dat doen nadat ze einde jaren dertig nar de VS emigreerden. Hun problemen begonnen ná de Tweede Wereldoorlog. Tijdens de beginjaren van de Koude Oorlog kwamen de Manns in het vizier van de FBI, die hen begon op te jagen wegens hun communistische sympathieën én hun homoseksualiteit. Erika Mann week uit naar Zwitserland, Klaus Mann pleegde zelfmoord. Dat is ook de voornaamste reden waarom we deze expo tonen. We willen mensen weerbaar maken tegen morele paniek. We willen hen sterken in hun morele capaciteit om op te gaan met de geschiedenis. Vaak wordt gezegd dat we ‘lessen moeten trekken’ uit de geschiedenis, en velen zoeken dan naar gelijkenissen. Dergelijke analogieën zijn inderdaad belangrijk, toch als je erop wijst dat er bij elk stuk gelijkenis verder vooral veel verschillen zijn. Omgaan met verschillen is voor veel mensen nog altijd niet evident. Ook vandaag ligt het ongemakkelijk.

Deze tentoonstelling lijkt ook een statement voor Kazerne Dossin. Na een conflict met de vorige directeur leefde de vrees dat het museum zich alleen nog zou bezighouden met de vervolging van joden tijdens de Tweede Wereldoorlog, en niet meer met mensenrechten in algemene zin.

Baum: Ik herinner me mijn aankomst hier nog goed, ja. Ik was de directeur die een probleem en geen opdracht had geërfd. Alleen merkte ik dat Kazerne Dossin wel aandacht had geschonken aan bijvoorbeeld de Rwandese genocide, maar nog nooit specifiek rond mensenrechten as such had gewerkt was. Vandaar dat ‘mijn’ eerste tentoonstelling meteen ging over de universaliteit van de mensenrechten. Ik wilde aandacht voor mensenrechten als een positief project. De opstellers van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, zoals de Libanese jurist Charles Malik en Eleanor Roosevelt, de weduwe van de Amerikaanse president, waren ervan overtuigd dat ze met die verklaring de mensheid een dienst bewezen. Dat positieve, hoopvolle perspectief is in de loop der jaren een beetje vergeten. Als het over mensenrechten gaat, denkt men spontaan aan World Press Photo-achtige beelden van folteringen en andere vervolgingen. Vandaag komen mensenrechten vooral ter sprake in een negatieve context omdat ze níét gerespecteerd worden.

Dat is een neveneffect van de ijver voor de goede zaak van behartigenswaardige organisaties zoals Amnesty International en Human Right Watch.

Baum: Het was ook geen tentoonstelling tégen hen. Hun werk was onderdeel van de expo en zij waren aanwezig op de opening. Maar het is altijd goed om evidente kaders ter discussie te stellen. In de eerste jaren na de Val van de Muur in 1989 werd het beeld opgehangen alsof de mensenrechten een rechtstreekse reactie waren op de Tweede Wereldoorlog, een instrument om de westerse democratie te beschermen en promoten. Dat is historisch natuurlijk nonsens. Mensenrechten draaien in essentie rond de bescherming van burgers tegen de willekeur van de (eigen) overheid. Die bekommernis vind je al eeuwen vroeger terug, denk aan de Magna Carta (1215). Vandaag is die kwestie nog altijd brandend actueel. Mensenrechten zijn dus altijd in evolutie.

Eerder traditioneel ingestelde juristen huiveren bij de gedachte de mensenrechten uit te breiden omdat het meer woke ingestelde westerse publiek dat vraagt.

Zijn ‘onze’ mensenrechten wel universeel? In een wereld waarin China een steeds belangrijkere stem heeft, is dat minder vanzelfsprekend dan zeventig jaar geleden.

Baum: Het is nooit vanzelfsprekend geweest. Bij de afkondiging van de mensenrechten was het kolonialisme nog springlevend. Veel landen die nadien onafhankelijk werden, hebben de mensenrechten erbij gekregen zonder zelf enige inspraak te hebben gehad bij de opstelling ervan.

In de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is nog geen sprake van seksuele geaardheid en voorkeur. Zijn ‘de mensenrechten’ niet aan een update toe?

Baum: Het is een moeilijke discussie. Eerder traditioneel ingestelde juristen huiveren bij de gedachte de mensenrechten uit te breiden omdat het meer woke ingestelde westerse publiek dat vraagt.

Ze vinden dat het Westen niet aan morele agendasetting moet doen voor de rest van de wereld.

Wat is er woke aan het erkennen dat homo’s en lesbiennes bestáán, of transgenders?

Baum: De kans bestaat dat bijvoorbeeld een behoorlijk aantal landen uit Afrika of het Midden-Oosten afhaakt als men het plots over de rechten van transgenders heeft.

In delen van Azië en Latijn-Amerika is men mogelijk méér vertrouwd transpersonen dan in het Westen.

Baum: Vandaar dat de tentoonstellingen in Kazerne Dossin moeten uitnodigen om de dialoog te blijven aangaan, en mensen moet blijven aanzetten om na te denken over hun eigen grenzen. Dat is niet altijd evident. ‘Tomas, moet dat nu?’ wordt mij weleens gevraagd. Maar we kunnen het toch niet níét hebben over wat wél is gebeurd? We mogen toch niemand doen zwijgen die wil vertellen over wat hij of zij heeft meegemaakt? Natuurlijk moeten we tonen dat de nazi’s ook homo’s en lesbiennes hebben vervolgd. En inderdaad, dat gebeurde in veel kleinere getallen dan de 6 miljoen Joodse slachtoffers van de Holocaust. Alle slachtoffers verdienen erkenning.

Meer info over de tentoonstelling Homo’s en lesbiennes in nazi-Europa: kazernedossin.eu/expo

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content