Wim Van Lancker

‘Het leefloon mag geen spelletje hoger/lager zijn’

Wim Van Lancker Professor sociaal werk en sociaal beleid aan het Centrum voor Sociologisch Onderzoek (KU Leuven)
Marjolijn De Wilde Centrum voor Sociologisch Onderzoek (KU Leuven)
Janne Petroons Centrum voor Sociologisch Onderzoek (KU Leuven)
Koen Hermans Centrum voor Sociologisch Onderzoek (KU Leuven)

Een dertigtal OCMW-raadsleden voor N-VA pleitten vorige week voor om lokale besturen meer armslag te geven bij de uitbetaling van leeflonen. Vier experts van het Centrum voor Sociologisch Onderzoek van de KU Leuven houden een aantal claims uit dat opiniestuk tegen het licht.

Een dertigtal lokale N-VA politici stelden in een opiniestuk op Knack.be hun visie op de toekomst van het leefloon voor. Het leefloon moet flexibeler toegekend kunnen worden en gemeenten moeten daarbij autonome keuzes kunnen maken. Ook als het gaat over de bedragen die mensen kunnen ontvangen. Waarom? Wel, volgens de auteurs is het sociale vangnet “een dikke matras” met leeflonen van “samen €4.069,09 euro per maand exclusief diverse tarieven”, wordt er over steundossiers binnen het OCMW beslist “binnen een strak keurslijf”, kan er “in principe” gesanctioneerd worden maar zijn de criteria om de werkbereidheid van cliënten te beoordelen veel te eng gedefinieerd, kan er door OCMW’s geen rekening worden gehouden met de werkelijke noden van gezinnen en dreigen ze daarvoor zelfs een veroordeling door de arbeidsrechtbank door cliënten die op kosten van de belastingbetaler elke beslissing kunnen aanvechten. 

Even in de ogen wrijven. Is dit satire van De Speld die per ongeluk op de webpagina’s van Knack is beland? Neen, het is helaas bittere ernst. Het OCMW is het allerlaatste vangnet waarop mensen een beroep kunnen doen als ze geen inkomen hebben. Vaak gaat het om mensen die om allerlei redenen onvoldoende socialezekerheidsrechten hebben opgebouwd en genoodzaakt zijn om de stap naar het OCMW te zetten.

De wetgever heeft in de OCMW-wet aangegeven dat maatwerk nodig is om het recht op een menswaardig bestaan te realiseren. Die ruime OCMW-opdracht vraagt om een goede en kritische analyse van het bestaande beleid. Dat is helaas niet wat de N-VA prominenten in hun opiniestuk doen. Net omdat het hier om kwetsbare mensen en gezinnen gaat, zetten we graag even de puntjes op de i.

Claim van de N-VA raadsleden: Een OCMW kan in principe het leefloon schrappen wanneer ontvangers niet bereid zijn om te werken. Maar de criteria voor de beoordeling van die bereidheid zijn strak.

Dit klopt niet. De wetsbepaling ‘werkbereidheid’ kan niet vrijer ingevuld worden dan nu het geval is. Nergens in de wetgeving wordt specifiek verduidelijkt  wat maatschappelijk assistenten of leden van het bijzonder comité onder “werkbereid” moeten verstaan. Dit begrip kan elk OCMW, zelfs elke maatschappelijk assistent of elk bijzonder comité zélf vormgeven. Er zijn dus geen verplichte “criteria”, laat staan “criteria die strak zijn”.

Een OCMW sluit een contract af met de persoon die een leefloon ontvangt (een zogenaamd GPMI, geïndividualiseerd traject voor maatschappelijke integratie) waarin bijna altijd vereisten omtrent het zoeken naar werk zijn opgenomen. Als een maatschappelijk assistent oordeelt dat een cliënt de afspraken in het GPMI niet nakomt, kan het OCMW het leefloon intrekken. Uit onze contacten met OCMW’s leren we dat zoiets weldegelijk gebeurt en in sommige OCMW’s zelfs tot een kwart  van alle dossiers.

Claim van de N-VA raadsleden: elke beslissing kan aangevochten worden met een pro deoadvocaat – opnieuw op kosten van de werkende belastingbetaler. Een OCMW dat meer rekening wil houden met de feitelijke financiële nood van een gezin en minder met het wettelijke hokjesdenken van de federale staat, riskeert een veroordeling door de arbeidsrechtbank.

Het is belangrijk te benadrukken dat er een wettelijke beroepsmogelijkheid is. De OCMW-wet geeft een ruime opdracht aan het OCMW en laat heel wat eigen beslissingsbevoegdheid om het recht op maatschappelijke dienstverlening te realiseren. Net daarom is de beroepsmogelijkheid cruciaal, om te vermijden dat er willekeur ontstaat en dat het OCMW zijn wettelijke opdracht nalaat te realiseren.

Tegelijkertijd moeten we vaststellen dat die beroepsmogelijkheid eigenlijk zeer weinig wordt gebruikt.  Ten eerste geldt er in België nog steeds een ongelijke toegang tot justitie. Initiatieven als alternative dispute resolution (ADR) en het bestaan van prodeoadvocaten ten spijt, mensen die onvoldoende bestaansmiddelen hebben om een menswaardig leven te leiden vinden minder makkelijk de weg naar justitie dan meer welvarender burgers, dan uiteraard overheid zelf.

Bovendien zitten leefloongerechtigden in een ondergeschikte positie. Zij zijn afhankelijk van de beslissingen van een maatschappelijk assistent en een bijzonder comité om in hun bestaansonderhoud te voorzien. Nog los van de vraag of je er de middelen voor hebt, ga je in zo’n situatie niet snel naar de rechter stappen. Want je moet hoe dan ook weer met dezelfde mensen rond de tafel gaan zitten.

Dat zien we ook in de cijfers. In 2021 werden er 1066 nieuwe rechtszaken ingeleid bij de arbeidsrechtbank rond de wet op het recht op maatschappelijke integratie (RMI-wet, waarin de toekenning van het leefloon gestipuleerd staat). Dat gaat dus over 1 à 2 rechtszaken per jaar per OCMW. Vermits deze rechtszaken voornamelijk gegroepeerd zijn in de grote steden, kunnen we ervan uitgaan dat het merendeel van de ondertekende voorzitters het voorbije jaar niet en misschien zelfs nog nooit in hun legislatuur geconfronteerd is geweest met een rechtszaak tegen het eigen OCMW.

Bovendien gaat het om alle rechtszaken in het kader van de RMI-wet met als voorwerp leeflonen en tewerkstelling. Juridische conflicten omtrent het niet naleven van werkbereidheidsvoorwaarde vormen hier slechts een onderdeel van.

Claim van de N-VA raadsleden: de bedragen leefloon liggen voor sommige gezinnen te hoog en we kunnen daar niets tegen doen.

De ondertekenaars vangen hun betoog aan met een aantal zeer specifieke anekdotes over hoge leefloonbedragen. De bedragen kloppen inderdaad, althans als wordt gekozen om de maximale bedragen aan de gezinnen toe te kennen. Het begint afgezaagd te worden, maar ook hier hebben OCMW’s marge om eigen keuzes te maken. Met betrekking tot het tweede gezin met minder- en meerderjarige kinderen is het mogelijk om te kiezen voor een lager leefloon. Zo kan het OCMW het stuk van het leefloon van de ouders dat hoger ligt dan het bedrag samenwonende aftrekken van de leeflonen van de meerderjarige kinderen.

In het geval van een koppel kan maar 22 euro in rekening gebracht worden. Als het om een alleenstaande ouder met minder- en meerderjarige kinderen dan het OCMW 830 euro aftrekken van de leeflonen van de meerderjarige kinderen. De voorzitters hebben hier dus al enige bevoegdheid en kunnen het leefloon plafonneren. Net zoals de N-VA raadsleden vragen.

Dan is er nog de vraag over hoeveel gezinnen zich eventueel in de besproken situaties bevinden. Per jaar studeren ongeveer 25.500 jongeren met een leefloon in België. Van dat aantal zijn 18.400 studenten samenwonend. Opvallend is dat de meeste studenten geen volledig leefloon ontvangen, wat betekent dat zijzelf of hun ouders werken of een uitkering ontvangen, wat in mindering gebracht wordt op hun leefloon. Ongeveer 7300 samenwonende studenten ontvangen een volledig leefloon samenwonende. Als we ervan uitgaan dat elke samenwonende student – zoals in het laatste voorbeeld in het opinieartikel – samenwoont met twee broers of zussen in dezelfde situatie, dan gaat het om maximaal 2500 gezinnen die een eerder ruim leefloon, aangevuld met Groeipakket ontvangen.

Het gaat dus om maximaal 4 à 5 gezinnen per OCMW per jaar. Dat is een uiterst ruime berekening, want veel samenwonende studenten wonen niet meer samen met hun ouders, maar wel met een partner, vriend of broer of zus. In ieder geval kunnen we ervan uitgaan dat de meeste van de ondertekende voorzitters amper tot nooit gelijkaardige gezinnen in hun gemeente een leefloon verschaffen.

De aangehaalde voorbeelden dienen geen ander doel dan de sfeer te scheppen dat leeflonen te hoog zijn, en dat je eigenlijk gek moet zijn om te gaan werken. Maar dat staat veraf van de realiteit. Die realiteit is veel harder: de bedragen van het leefloon zijn te laag om menswaardig van te kunnen leven. Een koppel met één minderjarig kind ontvangt een leefloon van 1640,83 euro per maand en een Groeipakket van 227,42 euro. Dat is het volledige bedrag dat besteed kan worden, en waar bijvoorbeeld ook een huurprijs van gemiddeld 815 euro mee betaald moet worden. Dat bedrag ligt een flink stuk onder de armoedegrens. De leeflonen zijn niet te hoog, wel integendeel: ze dwingen ontvangers in de armoede.

Claim van de N-VA raadsleden: Zeker wanneer je in acht neemt dat de sociale vangnetten gepaard gaan met sociale tarieven op de energiefactuur, in telecom, openbaar vervoer, kinderopvang… blijkt dat ons sociale vangnet een dikke matras geworden is.

Er wordt geïnsinueerd dat de opgesomde voordelen enkel en alleen beschikbaar zijn voor mensen met een leefloon. Dat klopt helemaal niet. De sociale tarieven op de energiefactuur gelden niet alleen voor mensen die beroep doen op een leefloon. Bovendien is de doelgroep naar aanleiding van de energiecrisis uitgebreid naar de groep van mensen die recht hebben op de verhoogde tegemoetkoming in de gezondheidszorgen. Daar heb je ook recht op als je een werkt met een laag inkomen. Het is dus niet zomaar waar dat een overstap naar werk samengaat met een verlies van sociale voordelen. Ook wat kinderopvang betreft is het voorbeeld misplaatst.

Driekwart van de gezinnen met jonge kinderen in de kinderopvang betaalt een inkomensgerelateerd tarief. Wie werkt met een laag inkomen betaalt dus een laag bedrag per kind per dag, net zoals mensen die beroep doen op het leefloon. Voor wie de kinderopvang nog te duur is kan het OCMW overigens zelf een verlaagd tarief toekennen. Daar is dus opnieuw veel autonomie bij het OCMW.

We zien in de praktijk echter dat het verlaagde tarief maar met mondjesmaat wordt toegekend. Overigens zit de grootste drempel naar werk in het plaatstekort in de kinderopvang. Maar dat heeft uiteraard niets met de zogenaamde voordelen voor leefloongerechtigden te maken.

En met goedkoper busvervoer ben je niet veel als de busdienst niet gegarandeerd is. Het grootste probleem met sociale voordelen in cash of in goedkopere dienstverlening is niet dat ze bestaan, maar wel dat ze moeilijk toegankelijk zijn en vaak zeer complex zijn om te verkrijgen. Het patchwork aan sociale voordelen heeft geen dikke matras tot gevolg, maar eerder een deken vol gaten.

Claim van de N-VA raadsleden: Er is nood aan een grotere vrijheid om een inschatting te maken van de feitelijke noden van een huishouden.

Het is wat onduidelijk wat de auteurs willen: minder leefloon kunnen toekennen of ook ondersteuning kunnen geven aan mensen die werken en toch tekort komen. Dat laatste kan al aan de hand van uiteenlopende initiatieven van de federale overheid, zoals het kinderarmoedefonds, het fonds voor socio-culturele participatie, het fonds voor de bestrijding van uithuiszetting, het energiefonds… Bovendien heeft elk OCMW de mogelijkheid om maandelijks aanvullende financiële steun toe te kennen aan mensen die het nodig hebben.

Er is hieromtrent volledige beslissingsvrijheid bij de OCMW’s. Sommige OCMW’s kiezen er bovendien uitdrukkelijk voor om het te lage leefloon aan te vullen met algemene steun. De federale overheid  is  recentelijk ook bereid geworden om hierin tussen te komen door deze aanvullende steun (deels) terug te betalen als ze berekend wordt aan de hand van de wetenschappelijk gevalideerde referentiebudgetten die nagaan wat de werkelijke financiële nood is van mensen. Precies wat de N-VA mandatarissen willen.

Conclusie: een slechter systeem helpt niemand vooruit

Er is een goede reden waarom er enige centrale aansturing en financiering nodig is bij de toekenning van het leefloon op het lokale niveau. Zo wordt vermeden dat er een ‘race to the bottom’ ontstaat waarbij OCMW’s elkaar beconcurreren om zo weinig mogelijk mensen te helpen. Dat mechanisme is veelvuldig gedocumenteerd in wetenschappelijk onderzoek: het decentraliseren van beslissingen tot op het lokale niveau kan maatwerk toelaten, maar heeft mogelijks erg perverse effecten. Het leidt tot een grotere ongelijkheid tussen gemeenten en tot een lager beschermingsniveau van diegenen die nergens anders terechtkunnen dan bij het OCMW.

Er is inderdaad een sterke stijging van het aantal mensen dat beroep moet doen op het OCMW om een inkomen te verkrijgen. Dat ligt niet aan het feit dat “niemand meer inspanning wil leveren” om naar werk te zoeken, aangezien de leeflonen zo hoog zijn. Dat klopt dus niet. De stijging is te wijten aan grote maatschappelijke veranderingen en beleidskeuzes. Minder mensen kunnen beroep doen op de sociale zekerheid omdat ze in hun job niet voldoende sociale rechten opbouwen, voor wie wel voldoende sociale rechten heeft opgebouwd is de toegang tot de sociale zekerheid strenger geworden. Gezinsverdunning zorgt voor meer huishoudens waarin mensen het alleen moeten rooien, voor laaggeschoolden is minder plaats op de arbeidsmarkt dan vroeger, en voor nieuwkomers in de samenleving is het OCMW de eerste toegangspoort tot die samenleving. Omdat ze nergens ander terecht kunnen, of rechten hebben.

De hamvraag is dus hoe je een groeiende groep van kwetsbare mensen zo goed mogelijk kan ondersteunen. Dat betekent nadenken over de hoogte van de leeflonen, en de mate waarin rekening wordt gehouden met de samenstelling van het gezin. Dat betekent nadenken over hoe maatschappelijk werkers hun job kunnen doen en de tijd en ruimte krijgen om mensen te begeleiden en te ondersteunen. Dat betekent nadenken welke rol het OCMW moet gaan spelen in die Belgische welvaartsstaat. De oplossing is niet dat OCMW’s bij een vraag tot hulp en ondersteuning als een Romeinse keizer hun duim omhoog of omlaag kunnen steken. Zo’n spelletje hoger/lager leidt tot willekeur en minder sociale bescherming.

Wim Van Lancker, Marjolijn De Wilde, Janne Petroons, Koen Hermans zijn verbonden aan het Centrum voor Sociologisch Onderzoek van de KU Leuven.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content