Simone Weil

‘Alle politieke partijen zijn in de kiem totalitair’

Zijn politieke partijen de oplossing, of eerder een oorzaak van het democratisch deficit en de vele problemen van het politieke theater? De Franse filosofe Simone Weil pleit in ‘Politiek zonder partijen’ (Davidsfonds), een visionair, postuum gepubliceerd essay voor een radicale afschaffing van alle politieke partijen. Filosofe Alicja Gescinska vertaalde het essay en schreef er een voorwoord en nawoord bij. Wij bieden u hier een fragment aan.

Om de waarde van politieke partijen te kunnen evalueren volgens het criterium van de waarheid, de rechtvaardigheid en het algemene belang, is het aangewezen om te beginnen met het bepalen van de essentiële aspecten ervan.

We kunnen er drie opsommen:

  • Een politieke partij is een machine bedoeld om collectieve passies op te wekken.
  • Een politieke partij is een organisatie die zo ontworpen is om collectieve druk uit te oefenen op het denken van ieder menselijk wezen dat er lid van is.
  • Het eerste en uiteindelijk enige wat elke politieke partij beoogt is haar eigen groei, en dat zonder enige begrenzing.

Door deze drievoudige karakterisering is elke partij in de kiem en in haar streven totalitair. Als zij dat in werkelijkheid toch niet is, ligt dat enkel en alleen aan het feit dat andere partijen niet minder totalitair zijn.

Deze drie kenmerken zijn evidente waarheden voor iedereen die het leven van partijen van nabij heeft ervaren.

Het derde kenmerk is een specifiek geval van een fenomeen dat zich overal voordoet wanneer denkende wezens door het collectief gedomineerd worden. Het is de omkering van de relatie tussen doel en middel. Overal, zonder uitzonderingen, zijn alle dingen die algemeen beschouwd worden als doelen, van nature uit, per definitie, in wezen en overduidelijk uitsluitend middelen. Men kan hier talloze voorbeelden aanhalen uit alle domeinen van het leven: geld, macht, de staat, nationale trots, economische productie, universitaire diploma’s en vele andere zaken.

Alleen het goede is een doel op zich. Alles wat onderdeel is van de feitenwereld behoort tot de orde der middelen. Maar het collectieve denken is niet in staat om de feitenwereld te overstijgen. Het is een dierlijk denken. Het heeft slechts net voldoende notie van het goede om de fout te kunnen maken om dit of dat middel voor een absoluut goed te houden.

Hetzelfde geldt voor politieke partijen. Een partij is in principe een instrument om een bepaalde opvatting van het algemeen belang te dienen.

(Lees verder onder de cover.)

Dat is zelfs waar voor partijen die gebonden zijn aan de belangen van een specifieke sociale groep, want er is altijd een bepaalde opvatting van het algemeen belang waardoor het algemeen belang samenvalt met het eigenbelang. Maar die opvatting is uiterst vaag. Dat is zonder uitzonderingen en zonder graduele verschillen het geval. De partijen die het meest inconsistent en het meest rigide georganiseerd zijn, zijn allemaal even vaag in hun doctrines. Geen enkele persoon, hoe diepgaand die de politiek ook bestudeerd heeft, zou in staat zijn om een nauwkeurige en heldere uiteenzetting te geven over de doctrine van eender welke partij, ook niet, desgevallend, van zijn eigen partij.

Mensen zijn niet happig om dat toe te geven. Indien ze het zouden toegeven, zouden ze naïef in de verleiding komen om er een persoonlijk falen in te zien in plaats van te erkennen dat de term ‘doctrine van een politieke partij’ nooit, door de aard der dingen, enige betekenis kan hebben.

Ook al brengt een mens zijn hele leven door met schrijven en met het onderzoeken van ideeën, slechts zelden zal hij een doctrine ontwikkelen. Ook een groep mensen brengt die niet voort, want een doctrine is geen collectief product.

We kunnen inderdaad spreken van een christelijke doctrine, een hindoedoctrine, de doctrine van Pythagoras enzovoort. Wat dan bedoeld is met die term is individueel noch collectief; het betreft iets wat zich eindeloos boven het individuele en het collectieve bevindt. Dat is, zuiver en eenvoudig, de waarheid.

Het doel van een politieke partij is iets vaags en irreëels. Indien het wel reëel was, dan zou het een enorme aandachtsinspanning vergen, want het is niet makkelijk om een opvatting te ontwikkelen van wat het algemene belang is. Het bestaan van een partij daarentegen is concreet, evident, en de herkenning ervan vergt geen enkele moeite. Het is bijgevolg onvermijdelijk dat een partij haar eigen doel op zich wordt.

Dit leidt dus tot idolatrie, want enkel God is een legitiem doel op zich.

De overgang is eenvoudig. Men stelt in een axioma dat de noodzakelijke en afdoende voorwaarde opdat de partij doeltreffend de opvatting van het algemene belang kan dienen, en waarvoor zij bestaat, is dat zij een voldoende grote hoeveelheid macht bezit.

Maar geen enkele afgebakende hoeveelheid macht kan ooit als voldoende worden beschouwd, zeker eens die macht verworven is. Als gevolg van de afwezigheid van denken bevindt de partij zich in feite in een permanente staat van machteloosheid, die zij altijd toeschrijft aan het gebrek aan macht waarover zij beschikt. Zelfs indien de partij de absolute heerschappij over het land had, zouden de internationale afhankelijkheden enge beperkingen vormen.

Bijgevolg is de wezenlijke neiging van partijen totalitair, niet enkel met betrekking tot een natie, maar ook met betrekking tot de hele wereld. Het is precies omdat de opvatting van het algemene belang van deze of gene partij een fictie is, een lege doos, zonder enige realiteit, dat zij de zoektocht naar totale macht vereist. Maar elke werkelijkheid impliceert noodzakelijkerwijze een beperking. Enkel wat niet bestaat kan onbegrensd zijn.

Daardoor bestaat er een affiniteit, een verbond, tussen het totalitarisme en de leugen.

Het is waar dat vele mensen nooit reflecteren over totale macht; die gedachte zou hen beangstigen. Ze is duizelingwekkend, en het vergt een soort grootsheid om haar aan te durven. Wanneer zulke mensen zich met een politieke partij bezighouden, willen ze niets meer dan de groei ervan, maar dan wel als iets wat geen enkele begrenzing kent. Als er drie leden meer zijn dan vorig jaar, of als de inzameling honderd frank extra heeft opgeleverd, zijn ze tevreden. Maar ze willen dat dit eindeloos in dezelfde richting doorgaat. Nooit zouden ze zich kunnen inbeelden dat hun partij te veel leden, te veel kiezers, te veel geld heeft.

Het revolutionaire temperament neigt naar het bedenken van een totaliteit. Het kleinburgerlijke temperament neigt ertoe dat men zich schikt in het beeld van trage, maar gestage én eindeloze vooruitgang. Maar in beide gevallen wordt de materiële groei van de partij in alle kwesties het enige criterium voor de bepaling van het goede en het kwade. Het is precies alsof de partij een dier is dat vetgemest moet worden, en het universum geschapen is om haar vet te mesten.

Maar men kan niet tegelijk God en de mammon dienen. Indien men een ander criterium van het goede heeft dan het goede zelf, verliest men de notie van het goede.

Zodra de groei van de partij een criterium van het goede wordt, volgt er onvermijdelijk een collectieve druk van de partij op het denken van mensen. Deze druk wordt feitelijk en publiekelijk uitgeoefend, beleden en verkondigd. Daar zouden wij een afschuw van moeten hebben, indien de gewenning ons al niet zo erg had afgestompt.

Partijen zijn organisaties die openlijk en officieel gevormd zijn om het begrip van waarheid en rechtvaardigheid in onze zielen te doden.

Simone Weil en Alicja Gescinka, Politiek zonder partijen, Davidsfonds, 96 p., 14,99 euro.

Filosofe Alicja Gescinska pleitte in verschillende van haar werken voor het belang van politieke betrokkenheid en maatschappelijk engagement. In Politiek zonder partijen schetst ze eerst een kort biografisch portret van Simone Weil en presenteert ze de eerste Nederlandse vertaling ooit van Weils Over de afschaffing van alle politieke partijen. In een afsluitend essay gaat Gescinska vervolgens in filosofische dialoog met Weil, die onmiskenbaar een van de meest fascinerende filosofen van de vorige eeuw was. Hoe accuraat, actueel en bruikbaar zijn tachtig jaar later de bevindingen van Weil?

Op dinsdag 14 maart wordt het boek in Gent voorgesteld in de Minard. Alicja Gescinska zal er in gesprek gaan met Joke Hermsen en Gents burgemeester Mathias De Clercq. Het gesprek wordt gemodereerd door Jana Kerremans. Meer info en tickets vind je hier.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content