Yves T'Sjoen

‘Ook van moedertaalsprekers mogen we verwachten dat ze het Nederlands goed beheersen’

Yves T'Sjoen Hoogleraar moderne Nederlandse literatuur (UGent) en verbonden aan de Universiteit Stellenbosch

‘De toren van Babel in Vlaanderen staat stilaan op instorten. Talen zijn het cement dat de boel kan samenhouden’, schrijft professor Nederlandse literatuur Yves T’Sjoen (UGent).

Het is weerom stuitend. Vorige week zijn de resultaten bekendgemaakt van het PISA-onderzoek (Programme for International Student Assessment) van de OESO, in Vlaanderen gecoördineerd door de vakgroep Onderwijskunde van de UGent. Onze vijftienjarigen kunnen niet meer lezen en rekenen. Of genuanceerder: ten opzichte van 2016 scoren vijftienjarigen in alle onderwijsrichtingen slechter op het gebied van begrijpend lezen en leesvaardigheid.

Volgens het rapport doen zij het op het gebied van wiskunde en wetenschappelijke geletterdheid minder goed dan in de vorige bevraging. (Ze behoren tot de ‘Europese subtop’ met gemiddelde scores die achteruitgang laten optekenen). De onderlinge relatie, met name tussen afnemende geletterdheid en uiteindelijk een neerwaartse trend voor wiskunde en wetenschappen, ligt voor de hand: wie het Nederlands op school onvoldoende beheerst en te weinig taalzorg aan de dag legt, zal op termijn ook voor bètawetenschappen lager scoren. Taal is het fundament van spreken en denken.

Ook van moedertaalsprekers mogen we verwachten dat ze het Nederlands goed beheersen.

Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) kondigt aan nu méér te zullen inzetten op ‘aangescherpte eindtermen die focussen op Nederlands en wiskunde’. Ik hoop in ieder geval dat de ambities breder worden geformuleerd. Meer investering in talenstudies en de professionalisering van het beroep van leerkracht, bijvoorbeeld. Niet alleen Nederlands, ook Frans, Duits en Engels.

Ik ben alvast ontzettend blij dat de rector van mijn alma mater en de decanen de oproep voor méér taalzorg hebben ondertekend. Nu moet er werk worden verricht. Meer aandacht voor de interculturele en meertalige biotoop waar jongeren vandaag opgroeien en hun weg zoeken. Professionalisering van het beroep van leerkracht is fundamenteel. Aan de Educatieve Master zijn veel kosten: het nieuw samengestelde programma gericht op de opleiding van leerkrachten verdient meer aandacht. De kritische nota van de Gentse Studentenraad over (de organisatie van) de EduMaster is wat dat betreft veelbetekenend. Er is werk aan de winkel.

Taalzorg is in ieders belang. Taal is niet alleen zoals de minister stelt ‘de sleutel tot alle andere kennis’. We voeden ons met taal, taal vormt ons denken en zijn. Ze is meer existentieel dan wat Ben Weyts stelt. Niet alleen het Nederlands is dus het zorgenkind. Binnenkort komen we in Vlaanderen in een situatie terecht waarin Nederlandse scholen al langer verkeren: kandidaat-leerkrachten Nederlands zijn nauwelijks nog te vinden, in scholen wordt het Nederlands gedoceerd door leerkrachten die niet als dusdanig zijn opgeleid om het schoolvak goed te geven, via Skype worden leerkrachten ingeschakeld die hun les simultaan aanbieden in verschillende klassen van soms verschillende scholen. Het beroep van leerkracht Nederlands wordt, overigens net zoals voor Frans en Duits (én geschiedenis en andere geesteswetenschappelijke vakken), wanneer het zo verder gaat een knelpuntberoep. Ja, we zullen op termijn neerlandici extra muros moeten aanspreken om in de Lage Landen het schoolvak Nederlands te geven.

De problematiek is breder dan de minister aangeeft. Scholen moeten inzetten op meertaligheid, te beginnen met zorg voor de taal die in deze regio de communicatietaal is. Maar ook met aandacht voor de ‘menigte van talen’ (cfr. Gerrit Komrij) die vandaag bestaat. De plek waar we wonen is cultureel divers en meertalig. Niet alleen kunnen we zogeheten nieuwkomers vragen de taal te leren. We mogen van moedertaalsprekers, en dus ook beleidsverantwoordelijken, verwachten dat zij hun moerstaal goed beheersen, met zorg bejegenen. Dat we leerlingen in meerdere talen en culturen introduceren en dus verbinden. Want ook andere talen dan het Nederlands zijn instrumenten waarmee we de ander tegemoet treden.

Wat mij als letterkundige natuurlijk nog méér zorgen baart is het alarmerende cijfer voor leesvaardigheid. Eén op de vijf Vlaamse leerlingen bereikt niet het minimumniveau: teksten aandachtig lezen en op een kritische manier benaderen is voor almaar meer leerlingen een brug te ver. In Nederland is het niet anders, integendeel. Wie niet kritisch leert lezen, ziet zijn of haar beroepskansen aanzienlijk dalen. Het is de taak van het kleuter-, basis-, middelbaar en universitair onderwijs om leerlingen en studenten deze competenties bij te brengen. Misschien moet we naast ‘begrijpend’ lezen meer inzetten op andere vormen van lezen, niet alleen op begrip en dus op het verstand gericht. Plezier en empathie zijn ook elementen die met het leesproces te maken hebben. Wie het leesplezier niet aanwakkert – volgens het rapport leest 60 procent van de bevraagde respondenten gewoonweg niét graag – draagt een verpletterende maatschappelijke verantwoordelijkheid. Taal is dus niet exclusief de sleutel tot kennis. Lezen kan een manier zijn om je te verplaatsen in een ander perspectief, de wereld van vandaag anders te lezen dat wat we in de media en door politici voorgespiegeld krijgen. Lezen is naast plezier een oefening in het bevragen van de eigen vooronderstellingen, van mens- en wereldbeelden. Leesvaardigheid en vooral het leesplezier zijn de sleutels tot de wereld.

Ik mag dus hopen dat talenstudies, niet alleen aan hogescholen en universiteiten maar dus op alle opleidingsniveaus, van overheidswege méér steun krijgen. Het Talenactieplan waar universiteiten in Vlaanderen de schouders onder zetten, vermeld in het Vlaamse regeerakkoord, is een van de instrumenten om te realiseren wat nu dringend aan de orde is: de bevordering van meertaligheid en aandacht voor culturele diversiteit op school, taalzorg in de breedste zin van het woord, aandacht voor Nederlands en wetenschappen. Lezen is tijdverlies, zo wijst het rapport uit: de helft van de ondervraagde leerlingen geeft aan niet te lezen, of dan toch met tegenzin, omdat het moét. Nederlandse enquêtes wijzen uit dat Nederlands als schoolvak “saai” is, volstrekt oninteressant, zelfs irrelevant. De analyse van zakelijke teksten is niet meteen wervend voor een opleiding Nederlands op school, zoals mijn collega Johan Koppenol in een filmpje op Neerlandistiek.nl onlangs verkondigde. Wanneer je de talenstudie niet stimuleert op school, van Nederlands een boeiend vak maakt en de taal meer prestige verleent, zullen we het aantal generatiestudenten voor onze universitaire talenprogramma’s verder zien afnemen en finaal nog minder leerkrachten opleiden dan nu al het geval is. Werk aan de winkel.

Laten we het tij keren. Promotie van talenstudie is niet het wondermiddel. Er zal meer nodig zijn dan een ministerieel commentaar op de resultaten van de PISA-bevraging en enkele dure beloftes. Inzetten op Nederlands begint bij jezelf. Werken aan taalonderwijs is in het belang van een inclusieve samenleving en vergt vele inspanningen. Nadat nu ten tweeden male het alarm is afgegaan (PISA 2016 en 2019), moeten we niet wachten op een noodklok die een verdere regressie aankondigt. Ja, er zullen lichtpunten zijn in het rapport dat vandaag wordt voorgesteld. In geen geval kunnen woorden als ‘subtop’ (voor wiskunde en wetenschappen) verhelen dat het onderwijs in Vlaanderen en Nederland, ongetwijfeld evenzeer in de buurregio’s, een ontzettend belangrijke uitdaging wacht. De tijd dringt. Oneliners over “PISA en maïzena” mogen goed bekken in het Vlaams Parlement, de toren van Babel – schots en scheef – staat stilaan op instorten. Talen zijn het cement dat de boel kan samenhouden. Met maïszetmeel alleen redden we het niet.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content