Uit nieuw onderzoek van de Universiteit Gent en Universiteit Antwerpen blijkt dat er te weinig wetenschappelijk bewijs is dat sociale media het mentale welzijn van jongeren schaden. Zijn de debatten over een leeftijdsbeperking voor sociale media en smartphones dan overtrokken? ‘Angst is altijd een slechte raadgever’, zegt pedagoog Philippe Noens.
Het moment dat de Amerikaanse sociaal psycholoog Jonathan Haidt zijn boek The Anxious Generation (vertaald naar het Nederlans als Generatie Angststoornis) publiceerde – dat was in het voorjaar van 2024 – markeert een keerpunt in de manier waarop de samenleving naar het gebruik van smartphones en sociale media kijkt. In zijn boek beweert Haidt dat het mentaal welzijn van tieners erop achteruitgaat en wijst hij vol overtuiging de smartphone aan als de schuldige.
Het boek had een grote impact. Tegen het einde van 2024 keurde het Australische parlement een wetsvoorstel goed om sociale media te verbieden voor jongeren onder de 16 jaar. Niet veel later kondigde minister van Onderwijs Zuhal Demir (N-VA) in Vlaanderen een totaalverbod op smartphones aan voor leerlingen uit het lager onderwijs en de eerste en tweede graad van het secundair onderwijs. Italië verbiedt vanaf september de smartphone in het middelbaar. En als er op Europees niveau niet snel maatregelen genomen worden, wil president Emmanuel Macron sociale media voor kinderen onder de 15 jaar verbieden in Frankrijk.
https://www.knack.be/nieuws/technologie/weg-met-de-smartphone-we-hebben-een-ingrijpende-culturele-correctie-nodig-en-wel-nu/
Terecht? Nieuw onderzoek van de Universiteit Gent en Universiteit Antwerpen, dat verscheen in Scientific Reports, stelt vandaag dat er te weinig wetenschappelijk bewijs is dat sociale media het mentale welzijn van jongeren schaden. Studies geven eenvoudig te gemengde resultaten, waardoor er geen oorzakelijk verband kan worden aangetoond tussen het socialemediagebruik van jongeren en hun mentaal welzijn.
‘We hebben ons wat te veel laten drijven door angst, zegt Philippe Noens, pedagoog en docent gezinswetenschappen (Odisee Hogeschool). ‘De ondertitel van Haidts boek – How the Great Rewiring of Childhood Is Causing an Epidemic of Mental Illness – klinkt dan ook bijzonder onheilspellend, en die alarmerende toon is doorgesijpeld in het publieke debat.’
U geeft Haidt ongelijk?
Philippe Noens: Haidt kwam met een aantrekkelijke analyse, namelijk dat het mentaal welbevinden van onze kinderen erop achteruit is gegaan sinds we hen smartphones hebben toegestopt. Maar het is niet omdat die analyse goed klinkt, dat het ook zo is. Ik ben dus blij dat er nu wat nuance komt in het publieke debat. Misschien is er wel een zachte correlatie tussen het socialemediagebruik van jongeren en hun mentaal welzijn, maar er is alleszins geen harde causaliteit. Sociale media hebben geen catastrofaal effect op jongeren.
‘Misschien is er wel een zachte correlatie tussen het socialemediagebruik van jongeren en hun mentaal welzijn, maar er is alleszins geen harde causaliteit.’
Het recente onderzoek van de Universiteit Gent en Universiteit Antwerpen, maar ook heel wat ander onderzoek, komt tot veel minder eenduidige conclusies dan Haidt ons wil doen geloven. Soms kan het verband zelfs omgekeerd zijn: dan zorgt de smartphone er niet voor dat we ons slecht voelen, maar grijpen we sneller naar onze smartphone omdat we ons slecht voelen. En soms hebben sociale media zelfs positieve effecten. Jongeren uit de lgbtq+-gemeenschap, bijvoorbeeld, vinden zo makkelijker contact met elkaar.
Toch was u in mei een van de ondertekenaars van de open brief die die de Vlaamse overheid aanspoorde om kinderen en jongeren beter te beschermen tegen de schadelijke effecten van overmatig schermgebruik en sociale media. U gelooft dan toch wel dat er iets van aan is?
Noens: Dat klopt. Het merendeel van de experts die de brief ondertekenden, waren psychiaters, neurowetenschappers en psychologen, en ik vond dat er wel een pedagogische stem ontbrak. Vanuit de pedagogiek bekijken we het gebruik van schermen en sociale media immers vooral vanuit de opvoedingsrelatie, en dus niet per se vanuit het gedrag of het mentaal welbevinden. Heel wat ouders maken zich vandaag zorgen over het gebruik van schermen en sociale media door hun kinderen. Ze weten niet welke plek ze die toestellen mogen of moeten geven in de relatie met hun kinderen. Vanuit dat oogpunt vond ik het zinvol om die oproep te ondersteunen. Het is goed om de techreuzen erop te wijzen dat ze ook een pedagogische verantwoordelijkheid dragen.
‘ Het is goed om de techreuzen erop te wijzen dat ze ook een pedagogische verantwoordelijkheid dragen.’
Een van de maatregelen die gevraagd werden, is het optrekken van de minimumleeftijd voor sociale media naar 16 jaar. Staat u daar achter?
Noens: Niet noodzakelijk, en daar hebben we ook intern over gediscussieerd. Je hoeft niet alles in die brief te onderschrijven om hem toch te ondertekenen. Maar pedagogisch gezien is het optrekken van de minimumleeftijd niet bijster interessant.
Waarom niet?
Noens: Als pedagoog kijk ik bijvoorbeeld ook naar wat er in het Kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties staat. Kinderen hebben recht op toegang tot informatie en vrijheid van vereniging. Volgens mij gaat een radicaal verbod op schermgebruik dan ook voorbij aan een aantal fundamentele rechten en vrijheden van kinderen. Hoe rechtvaardigen we bijvoorbeeld dat wij, volwassenen, in sterke mate bepalen en zelfs verbieden hoe kinderen communiceren en informatie vergaren? Veel vertrouwen in de jeugd spreekt daar toch niet uit.
‘Een radicaal verbod op schermgebruik gaat voorbij aan een aantal fundamentele rechten en vrijheden van kinderen.’
Het valt alleen niet te ontkennen dat de mentale gezondheid van jongeren er wel degelijk op achteruitgaat.
Noens: Klopt, het Health Behaviour in School-aged Children-onderzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie laat zien dat er inderdaad een stijging is van het aantal psychische klachten bij jongeren. Alleen stelt dat rapport dat de problematiek op zich niet zo sterk is toegenomen als algemeen gedacht, maar dat jongeren dat wel zo ervaren. Als iedereen zegt dat er wat met onze mentale gezondheid aan de hand is, dan zal het ook wel zo zijn, redeneren ze. Met andere woorden: we praten jongeren hun mentale problemen minstens ten dele aan. En de impact daarvan mogen we niet onderschatten. Die ervaring is natuurlijk wel reëel.
Wat raadt u ouders, leerkrachten en opvoeders dan wel aan?
Noens: Wat mij betreft mogen er zeker smartphonevrije zones of tijdsblokken in het leven geroepen worden. Zo vind ik het prima om smartphones te bannen uit klaslokalen en om thuis af te spreken dat er geen smartphones aan tafel gebruikt worden tijdens het eten. Laat kinderen meer buiten spelen, geregeld een boek lezen en leer ze fietsen zonder navigatieapp. Niet omdat ik nostalgisch ben, maar omdat ik vind dat kinderen zich moeten leren oriënteren in de wereld zonder schermpjes. En ook niet onbelangrijk, want dat missen we nu in het debat: laat jongeren zélf meer aan het woord over hun smartphonegebruik. Wat denken zij ervan? Het wordt tijd dat zij daarover een open brief schrijven, en niet alleen de ‘experts.’
Het is dan ook maar de vraag wie er precies zo bang is van al die schermen. Misschien zijn niet onze kinderen, maar wijzelf the anxious generation. Als pedagoog voel ik me er behoorlijk ongemakkelijk bij als ik ouders hoor vertellen dat ze dankzij de smartphone constant weten waar hun kinderen uithangen. Het traceren van opgroeiende kinderen, hoe goedbedoeld ook, beknot hun vrijheid en privacy. Kinderen zijn voor ouders natuurlijk bijzonder belangrijk, en het welzijn van kinderen heeft een impact op het welzijn van de ouders. Is mijn zoon gelukkig, dan ben ik dat ook. Maar misschien verloopt die beweging ook omgekeerd, en is de schermangst van ouders ook stilaan uitgemond in het overbetuttelen van kinderen.