Christophe Heyndrickx

‘Evenwicht vinden tussen overdadig pessimisme en excessief optimisme: dat is de tweestrijd van onze tijd’

Christophe Heyndrickx Bio-ingenieur in landbouw- en milieu-economie bij Transport & Mobility Leuven
Lode De Waele Assistent professor aan de Utrecht School of Governance en lid van denktank Eleni

Christophe Heyndrickx en Lode De Waele van denktank Eleni staan stil bij een bizarre paradox: ‘Ondanks dat we het als mensheid objectief gezien zeer goed zouden moeten hebben, wordt dat gevoel vanuit een subjectief standpunt niet bevestigd.’

De Zweedse arts en academicus Hans Rosling beschrijft in ‘Feitenkennis’ ons tijdperk als één van afnemend gewapend conflict, armoede, hongersnood en ongelijkheid. Ondanks de recente pandemie en aanslepende conflicten is dit in één van de beste momenten ooit in de geschiedenis van de mensheid om op deze planeet te vertoeven.

Wat zeggen subjectieve indicatoren?

Onderzoeksbureaus zoals Yougov en IPSOS wilden echter peilen naar het subjectieve gevoel van welbevinden. Over het algemeen bleek er maar een kleine minderheid (minder dan 10%) die antwoordde dat het ‘beter’ gaat. België hoort hier doorgaans bij de meest pessimistische landen (hier antwoordde slechts 4% dat het beter gaat dan vroeger). Een grote meerderheid is van mening dat het achteruitgaat (60%) of dat er niet veel veranderd is (36%). Sommige populaire filosofen, zoals Slavoj Žižek, spreken zelfs nadrukkelijk over het ‘Einde der tijden’.

Dit leidt tot een bizarre paradox: ondanks dat we het als mensheid objectief gezien zeer goed zouden moeten hebben, wordt dat gevoel vanuit een subjectief standpunt niet bevestigd. Op de website gapminder kan men een korte test doen om na te kijken hoe ver je eigen beeld afwijkt van de realiteit.

Mogelijke verklaringen

Een deel van het antwoord ligt mogelijk in de menselijke natuur zelf. Als denkend wezen zijn we bewust van onze eigen kwetsbaarheid en van de fragiliteit van ons geluk. Op heel korte tijd kunnen onze kansen keren. De dichter William Butler Yeats verwoordde deze angst in 1919 met de woorden “Things fall apart; the centre cannot hold. Mere anarchy is loosed upon te world.”

In ‘De meeste mensen deugen’ van Rutger Bregman wordt gewezen op de rol van het nieuws in het vormen van ons wereldbeeld. De dagelijkse overvloed van deprimerende berichten uit elke brandhaard van de wereld lijkt zo ons soms uitermate donker mensbeeld te bevestigen. Daar komt bovendien de polariserende invloed van sociale media nog bovenop. Psychologische effecten zoals negativity bias zorgen er daarnaast voor dat negatieve nieuwsfeiten veel langer nazinderen bij mensen dan positieve ervaringen.

De Zuid-Koreaanse filosoof Byung-Chul Han bespreekt hoe de overmatige positiviteit en productiviteit in onze samenleving tot een cultuur van burn-out en een verlies van individualiteit en privacy leiden. Centraal staat daarbij het dubbelzinnige karakter van onze vooruitgang. De grens tussen utopie en dystopie is vaak flinterdun en de drang naar een radicale reset van onze samenleving kan voortkomen uit zowel een diepgeworteld verlangen naar vernieuwing als uit een gevoel van verlies en desillusie. De Franse filosoof Jean Baudrillard beschouwde de overmatige consumptie en productie van de moderne samenleving als een proces dat uiteindelijk tot zelfvernietiging kan leiden. Hij stelde dat de utopie van overvloed ironisch genoeg een dystopie van uitputting en leegte kan voortbrengen.

Deze paradox van overvloed kan nog eens worden versterkt als we geconfronteerd worden met het verlies van ons leefmilieu. De Australische filosoof Glenn Albrecht beschrijft het gevoel van toekomstig verlies van een omgeving die voor ons uitermate dierbaar is als solastalgie. In dat machteloze gevoel kunnen mensen alle hoop op beterschap verliezen. Zelfs als andere indicatoren aangeven dat er wel degelijk vooruitgang is. Bijvoorbeeld dat er nu meer bos is in West-Europa dan pakweg 100 jaar geleden of dat de buitenlucht veel minder vervuild is.

Een ander element is hoe ongelijk de voordelen van de vooruitgang verdeeld kunnen zijn. Ondanks dat de inkomensongelijkheid op globaal niveau inderdaad afneemt, lijkt deze binnen heel wat rijke landen net toe te nemen. Juist in onze rijke ontwikkelde samenlevingen lijkt het begrip tussen de haves en de have-nots te verminderen. Voor de mensen die niet mee kunnen in de maatschappij is er weinig begrip, want ze worden verondersteld toch alle kansen te hebben gehad. Zelfs de mensen die het naar alle objectieve maatstaven goed tot erg goed hebben, lijken vaak ontevreden. Extra inkomen leidt dus niet noodzakelijk tot een hogere levenskwaliteit, zo laat onderzoek zien van de Amerikaanse sociologe en econome Juliet Schor. Een ander treffend voorbeeld is hoe excessieve rijkdom tot sociaal isolement en een afname van burgerlijke betrokkenheid kan leiden, een fenomeen dat Robert Putnam uitgebreid beschreef in zijn werk Bowling Alone. De vrije markt lijkt op haar limiet te stoten als het eenmaal gaat over geluk en moraliteit.

Veel van de maatschappelijke verbeteringen zijn bovendien het resultaat van jarenlange kleine veranderingen, en dat valt minder op dan (plotselinge) schokken. Daarnaast is er het gemak waarmee we elke verbetering binnen de kortste keren als evident beschouwen. Niemand die zich nog druk maakt om naar de tv te lopen om van zender te veranderen sinds het ontstaan van de afstandsbediening.

Conclusie

Het is dus van cruciaal belang dat we een balans vinden tussen overmatig optimisme en destructieve verlangens. We moeten onze creativiteit en solidariteit benutten om de uitdagingen van onze tijd aan te gaan. In deze context is het essentieel dat we erkennen dat onze huidige methoden voor het meten van welvaart tekortschieten. Juliet Schor wijst op de noodzaak om authentieke welvaartsmetingen te omvatten die verder gaan dan economische groei en ook duurzaamheid, levenskwaliteit, en de kwaliteit van sociale verbindingen in de samenleving omvatten. Dit zou bijvoorbeeld de hoeveelheid vrijwilligerswerk, langdurige vriendschappen en huwelijken, de zorg voor gehandicapten en gepensioneerden, en de toegankelijkheid tot openbaar vervoer, onderwijs en gezondheidszorg kunnen omvatten. Deze data zijn vaak voorhanden, maar lijken onvoldoende in de huidige welvaartsmeting geïntegreerd.

Laten we ons dus voortaan niet meeslepen door overdadig pessimisme, noch door excessief optimisme. Het vinden van een evenwicht tussen deze twee uitersten biedt ons de enige mogelijkheid om toekomstige generaties dezelfde kansen te bieden als die wij hebben gehad zodat welzijn en welvaart elkaar daadwerkelijk kunnen versterken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content