‘In tijden van directe communicatie zijn verkiezingen om de vier of vijf jaar niet voldoende’

‘De Conferentie over de Toekomst van Europa is op zich een oefening in democratie, en tegelijkertijd is het hoofdthema van diezelfde Conferentie de Europese democratie. Maar het probleem is breder: de democratie zelf verkeert in een crisis’, schrijven emeritus-voorzitter van de Europese Raad en voormalig premier van België Herman Van Rompuy en tweevoudig minister in de Sloveense regering Ziga Turk.

De bestorming van het Capitool is enkel de meest in het oog springende wake-up call voor alle democraten wereldwijd en het hoogtepunt van aanhoudende pogingen om het vertrouwen in de democratie te ondermijnen, zowel in de Verenigde Staten als elders ter wereld. Het groeiende populisme en autoritarisme en de schendingen van de rechtsstaat tot in de Europese Unie zelf zijn ook symptomen van de crisis.

Eén van de redenen is dat burgers worden geconfronteerd met bedreigingen zoals werkloosheid, financiële onzekerheid, irreguliere migratie, klimaatverandering, ongelijkheid, terrorisme, de covid-pandemie enzovoort. Zij voelen zich hier zowel onvoldoende tegen beschermd, als machteloos.

Geconfronteerd met de kloof tussen politieke voornemens en de beleidsverwezenlijkingen sinds het begin van de polycrisis vanaf 2008, is democratie steeds minder een instrument waarvan een deel van de bevolking gelooft dat ze oplossingen biedt. Populisten en ‘sterke mannen’ bieden gemakkelijke uitwegen aan. In plaats van een gesprek, een constructieve concurrentie van ideeën, ontaardt de politieke dialoog in een irrationele confrontatie vol negatieve emoties.

In ons tijdperk van directe communicatie zijn verkiezingen om de vier of vijf jaar niet voldoende.

Meningsverschillen veranderen in onoverbrugbare tegenstellingen, zelfs in haat. Sommige leiders wakkeren dit op manipulatieve wijze aan om het electoraat doelbewust te polariseren.

Een constructieve dialoog veronderstelt respect voor de ander en principiële gelijkheid van politieke concurrenten. Democratie kan niet bestaan zonder waarden, zonder een echt gesprek op alle niveaus van de samenleving en de overheid. Er is nog nooit zoveel kwaliteitsinhoud, feiten en meningen, beschikbaar geweest voor mensen die bereid zijn ernaar te zoeken.

De sociale media brengen met zich mee dat emoties worden geuit in plaats van dat er wordt nagedacht en een rationele dialoog wordt gevoerd. Ondanks honderden online “vrienden” zijn veel mensen eenzaam en hebben ze geen sterk gevoel tot een gemeenschap te behoren.

Sociale media zijn niet sociaal. Desinformatie en samenzweringstheorieën bieden een alibi om ongemakkelijke feiten en moeilijke beslissingen toch maar niet te moeten aanvaarden. Een minimum aan vertrouwen is noodzakelijk voor de sociale cohesie en de goede werking van een democratie.

Vandaag heerst er vooral wantrouwen. Een deel wordt verspreid door buitenlandse actoren met de bedoeling onze democratieën strategisch te verzwakken. De macht van enkele sociale-mediabedrijven om het publieke debat te sturen heeft een niveau bereikt dat vroeger zelfs voor regeringen ondenkbaar was. De Commissie heeft wetgeving opgesteld om dat aan te pakken, maar rekening houdend met de handvesten die de vrijheid van denken beschermen.

Kortom, onze democratieën moeten zowel beter functioneren als betere resultaten boeken. Beter functioneren betekent meer steun bij burgers en het beleidsvermogen om de juiste, soms impopulaire beslissingen te nemen.

Juiste beslissingen leiden tot betere resultaten. Goede resultaten scheppen vertrouwen en legitimiteit. De lidstaten en de Europese Unie moeten de vicieuze cirkel doorbreken die het tegenovergestelde is van we hierboven beschreven hebben.

Het probleem van de Europese democratie is natuurlijk in de eerste plaats haar gebrek aan nabijheid en aan het gevoel om ergens bij te horen. Het samenhorigheidsgevoel van een volk is een van de basisvoorwaarden voor democratie.

Een volk is bereid een hoger niveau van solidariteit aan de dag te leggen als het om de eigen mensen gaat. Met de mobiliteit voor het werk, een gemeenschappelijke munt, toerisme, culturele uitwisselingen, Erasmusprogramma’s en zelfs een continentale voetbalcompetitie, ontstaat langzaam een Europese identiteit. Maar te traag voor het probleem waar het hier om gaat.

Dit proces kan niet worden kunstmatig versneld. De jongere generatie, die is opgegroeid in een meer open wereld, stemt ons hoopvol.

De tweede handicap, die inherent is aan het eerste, is dat de Europese budgettaire slagkracht vrij beperkt is. De begroting van de Unie bedraagt slechts 1% van het Europees bruto binnenlands product, een vijftigste van alle overheidsuitgaven van onze lidstaten.

Bovendien gaan deze Europese uitgaven meestal niet over inkomenstransfers naar gezinnen, waardoor mensen de Unie veel directer zouden kunnen ervaren dan de investerings-, landbouw- of onderzoeksgelden die momenteel worden uitgetrokken.

Geen van de in het begin genoemde bedreigingen voor de mensen kan echter worden opgelost zonder een sterke Europese dimensie. Anderzijds heeft de Unie een vrij grote invloed met haar wetgevende en monetaire capaciteit, die kan worden ingezet als de politieke wil er is.

Europese politiek wordt zelden als een op zichzelf staand gegeven beschouwd. Vaak is het een verlengstuk van de binnenlandse politiek, op zo’n manier dat de Europese Unie de schuld krijgt van problemen terwijl de binnenlandse politiek wordt erkend voor succes.

Dit bleek eens te meer tijdens de coronacrisis. Tijdens de eerste golf vroegen velen waar Europa bleef, niet wetende dat de Europese Unie weinig bevoegdheid heeft inzake gezondheid. Tijdens de vaccinatiefase werden de EU-instellingen – hoewel er fouten werden gemaakt – de zondebok voor de vertragingen.

Hoe kan de nabijheid in de EU hersteld worden, de betrokkenheid van de burgers worden vergroot en hun gevoel van erbij te horen worden versterkt?

Dat kan door een rechtstreekse dialoog met de burgers en met de verkozen mandatarissen . Allerlei technieken kunnen daarbij helpen, van rechtstreekse tot virtuele gesprekken en discussie.

De sociale media kunnen eindelijk sociaal worden, door online gemeenschappen te vormen van mensen die mekaar hebben leren kennen in plaats van slagvelden waar vreemden elkaar verwijten naar het hoofd slingeren.

De Conferentie over de Toekomst van Europa plant in deze context allerlei initiatieven. Maar als die eenmalig blijven, zijn ze niet meer dan een tijdelijke pleister op de bestaande democratische structuren en haar tekortkomingen. In plaats daarvan moeten deze permanent worden gestimuleerd door gemeenschapsvorming tussen de burgers en tussen de Europese, nationale en lokale instellingen.

Ook de politieke mandatarissen buiten die niet in het Europees Parlement zetelen, moeten permanent worden ingeschakeld. De procedures voorzien in het Verdrag van Lissabon voor een participatie van de nationale parlementen aan de Europese wetgeving zijn weliswaar formeel en bureaucratisch, maar ze bestaan wel degelijk.

Die procedures moeten worden benut en zelfs worden uitgebreid tot verkozen regionale parlementen of raden. Jaarlijks moeten de nationale, regionale en lokale verkozenen de kans krijgen om zich uit te spreken over de prioriteiten van de burgers, de strategische agenda van de instellingen en over de Staat van de Unie.

In heel de Europese Unie tellen alleen al de lokale mandatarissen bijna één miljoen leden. Ook hier kunnen gemeenschappen ontstaan die uitstrekken over en tot op het Europese niveau.

Het zou een oplossing bieden voor het risico dat de voorkeuren van veel burgers en van (Europese) leiders uit elkaar groeien. Het zou ook een einde maken aan de vervreemding tussen burgers enerzijds en regeringen anderzijds, en aan de bureaucratisering van het beleid.

Een dialoog impliceert dat er naar de zorgen van anderen wordt geluisterd, maar ook dat beleidsmakers de gelegenheid krijgen hun standpunt toe te lichten. Een dialoog in een gemeenschap impliceert ook respect voor de andere leden van die gemeenschap.

De bevoegdheidsverdeling in de Europese Unie en wat daarover in de Europese verdragen staat, hoeft niet fundamenteel te worden veranderd. Wel moet er als aanvulling een grotere betrokkenheid worden voorzien van álle verkozen volksvertegenwoordigers. Europa is van, voor en door elk van ons.

Een grotere betrokkenheid kan tot betere beleidsresultaten leiden. Het is niet normaal dat tienduizenden jongeren de straat op moeten gaan om op te komen voor het klimaat. Het is niet normaal dat er een opstand van gele hesjes komt om het probleem van de ongelijkheid aan te pakken. Het is niet normaal dat er zulke sterke populistische partijen nodig zijn om de gevoeligheid van het migratievraagstuk bij de bevolking te erkennen.

Elk politiek niveau presteert beter wanneer het de druk van onderuit voelt. In ons tijdperk van internet, van rechtstreekse communicatie en eisen van onmiddellijk antwoord, zijn verkiezingen om de vier of vijf jaar niet voldoende.

Bestaande instellingen en procedures moeten worden aangevuld met meer directe, meer frequenteen meer permanente interactie. Als de politiek geïsoleerd is van wat velemensen bezighoudt, als zij te laat reageert, winnen polarisatie, verbittering, rancune en zelfs haat aan terrein.

Deze geëngageerde benadering moet ook gevolgd worden door alle andere actoren in de democratische samenleving. Politieke partijen en het middenveld moeten ook streven naar een nauwere gesprek met hun leden en mandaatgevers, zodat ook zij uitgroeien tot effectieve gemeenschappen van mensen.

Er bestaat dus een verband tussen de werking van de democratie en de beleidsresultaten. Proces en resultaten gaan hand in hand. Beide dimensies zijn nodig om de legitimiteit van de democratie als politiek systeem te herstellen of te versterken. De tijd dringt. Het populistische gevaar is niet verdwenen, in geen enkel land.

De Conferentie moet resultaten opleveren die tastbaar zijn voor de mensen en mag niet verzanden in een institutioneel debat, in een nieuwe Conventie, in een “Brussels” machtsspel, of in een machtsspel tussen het Europese niveau en de lidstaten.

De mensen moeten het gevoel hebben dat hun zorgen worden gehoord en dat er voldoende wil tot snelle verbetering aanwezig is. Het langdurig proces om de Verdragen grondig te herzien zou wel eens kunnen uitmonden in ‘minder Europa’ in plaats van een broodnodige ‘beter Europa’.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content