Vergane glorie: kunnen De Croo en co. ons Europese blazoen oppoetsen?

Regering-De Croo © belga
Kamiel Vermeylen

Doorheen de jaren is België haar voortrekkersrol op het Europese toneel stukje bij beetje kwijtgespeeld. Kan de regering-De Croo het tij keren?

Achttien procent. Volgens recente berekeningen van de Europese Commissie zou België bijna een vijfde van haar bruto binnenlands product verliezen wanneer het geen deel zou uitmaken van de Europese interne markt voor goederen en diensten. Vrij verkeer van kapitaal en personen niet meegerekend. Van een land dat dermate afhankelijk is van de interne markt, zou men verwachten dat het de Europese Unie hoog op het prioriteitenlijstje heeft staan.

Volgens professor Europese politiek Steven Van Hecke (KULeuven) is dat al een tijdlang niet meer het geval. ‘Er is een soort zelfgenoegzaamheid ingetreden. Belgen verkijken zich te veel op ons palmares uit het verleden of op landgenoten die Europese topposities bekleden zoals Herman Van Rompuy en Charles Michel. Maar een toekomstgericht EU-beleid dat belangen durft te definiëren en keuzes maakt, is toch een ander paar mouwen. Niemand in de Unie ligt nog wakker van het standpunt van België.’ Ook professor Hendrik Vos (UGent) is die mening toegedaan. ‘We zijn geen voortrekker meer. We leveren ergens in de achterhoede een gevecht dat van geen tel meer is, terwijl andere landen de lijnen trekken, ambitie tonen en die doorgaans ook waarmaken’.

Het moet gezegd dat België op het Europese toneel niet meer hetzelfde gewicht in de schaal legt als in onze beste jaren.

Minister van Buitenlandse en Europese Zaken Sophie Wilmès (MR)

Trouwens, die analyse is niet nieuw. Voormalig Italiaans premier Mario Monti zei in 2013 hoe hij tot zijn spijt moest vaststellen dat België niet langer de sterke motor voor de Europese integratie was. Monti schreef dat toe aan de interne verdeeldheid in ons land. Met de N-VA is er naast het Vlaams Belang een tweede Europa-kritische partij opgedoken die ervoor pleit bepaalde bevoegdheden van het Europese niveau naar het nationale of regionale niveau terug te brengen. Zijn analyse vormt slechts een deel van de verklaring. Sinds 2004 zijn er twaalf nieuwe Europese lidstaten bijgekomen waardoor het soortelijk gewicht van België in de Unie logischerwijs is afgenomen. Bovendien verschoof het zwaartepunt van de Europese besluitvorming de afgelopen jaren steeds meer naar de lidstaten. België daarentegen verkiest de klassieke Europese wetgevingsprocedure en staat zelden weigerachtig tegenover de uitbreiding van de Europese bevoegdheden.

De gevolgen laten zich voelen: op het einde van 2019 liepen er 69 inbreukprocedures van de Europese Commissie tegen België. Ons land is daarbij – na Bulgarije – de tweede slechtste leerling van de klas wat betreft tijdige omzetting van Europese regelgeving. Er is meer. In tegenstelling tot heel wat nationale collega’s waren voormalige ministers van Binnenlandse Zaken Pieter De Crem (CD&V) en Volksgezondheid Maggie De Block (Open VLD) tijdens de coronacrisis zelden persoonlijk aanwezig op de informele Europese bijeenkomsten om de aanpak van de pandemie te coördineren. Ook onder de Belgische bevolking is de Unie niet enorm populair. Uit de meest recente Eurobarometer blijkt dat slechts 43 procent van de Belgische bevolking de Europese Unie vertrouwt, 54 procent doet dat niet. Tien jaar geleden lag die verhouding nog op respectievelijk 40 en 57 procent. De meest bekeken vergadering van het Federaal Adviescomité Europese Zaken op YouTube telt een schamele achttien weergaven – vier mensen hebben zich op de account geabonneerd.

Persoonlijkheden

De regering-De Croo heeft naar eigen de zeggen de ambitie om de tanende Belgische rol op het Europese toneel opnieuw op te nemen. In het 97 pagina’s tellende regeerakkoord wordt meer verwezen naar de Europese Unie dan naar de gewesten en de gemeenschappen tezamen. Bovendien bevat de regering-De Croo een aantal leden die een ambitieus Europabeleid belichamen. Staatssecretaris voor Begroting Eva De Bleeker (Open VLD) en minister voor Ambtenarenzaken Petra De Sutter (Groen) hebben de Europese politiek verlaten voor een functie op nationaal niveau. Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (SP.A) heeft een aanzienlijk deel van zijn academische carrière aan Europees sociaal beleid gewijd en was in de beginjaren van dit millennium een van de grondleggers van de zogenaamde Europese Open Coördinatiemethode. Voormalig premier en huidig minister van Europese Zaken Sophie Wilmès (MR) kent als voormalig premier de vergaderingen van de Europese top goed. En dan is er nog haar opvolger Alexander De Croo (Open VLD) die als voormalig minister van Financiën in de belangrijke ECOFIN-Raad (de Europese ministers van Financiën en Economie) zat en op de informele Eurogroepvergaderingen (de ministers van Financiën van de Eurozone) aanwezig was.

Charles Michel en Alexander De Croo
Charles Michel en Alexander De Croo

Als de regering-De Croo tot het einde van haar bestuursperiode in het zadel blijft, bekleedt ze in de eerste helft van 2024 het roterende voorzitterschap van de Unie. Tijdens dat half jaar zit ons land de vergaderingen van de lidstaten voor en is het verantwoordelijk voor de relaties met het Europees Parlement. Omdat de voorzitter de vrijheid heeft om prioriteiten te stellen, kan België dat half jaar de Europese agenda aansturen. Dat deed het ook in de nasleep van de Mexicaanse grieppandemie in 2010. Toen kwam er op initiatief van toenmalig minister van Volksgezondheid Laurette Onkelinx (PS) een Europese aanbestedingsprocedure voor medisch beschermingsmateriaal en vaccins. Via die weg heeft de Unie tegen een voordelig tarief ruim twee miljard vaccins besteld in strijd tegen het coronavirus. Van dat bescheiden diplomatieke succesje profiteert België nog tien jaar later.

Het is een ijzeren wet: hoe meer bevoegdheden je splitst, hoe meer je moet coördineren en samenwerken in een Europese context.

Peter Bursens, professor Europese politiek (UAntwerpen)

Vraag is welke prioriteiten de regering-De Croo binnen drie jaar willen leggen. Hoewel de coronacrisis bijna overal alle aandacht opslorpt, wordt de denkoefening stilaan in gang gezet. Vandenbroucke heeft een officieuze denktank opgezet om te analyseren waar de Unie op volksgezondheidsvlak een bredere rol kan spelen. Onder meer Hans Kluge van de Wereldgezondheidsorganisatie en administrateur-generaal van het RIZIV Jo De Cock doen mee. Ook minister van Financiën Vincent Van Peteghem zal in de financieel-economische nasleep van de coronacrisis een flinke kluit hebben aan de Europese coördinatie van de nationale herstelplannen. Wanneer de regels van het Europese Stabiliteits- en Groeipact opnieuw in werking treden, wordt het voor Van Peteghem balanceren tussen die Europese begrotingsregels enerzijds en Belgische overheidsinvesteringen anderzijds. Op het kabinet De Croo gaat de aandacht vooral naar de hervorming van het Europese samenwerkingsakkoord.

MR versus N-VA?

‘In mijn ogen zou het goed zijn om het parlement meer bij Europese aangelegenheden te betrekken.’

Eerste minister Alexander De Croo (Open VLD)

Dat laatste belooft een vette kluif te worden. Dat samenwerkingsakkoord bepaalt zowel het Belgische standpunt in de Europese Unie als de vertegenwoordiging van de verschillende niveaus op het Europese toneel. Maar de overeenkomst dateert uit 1994 en correspondeert na twee staatshervormingen en het Verdrag van Lissabon (2009) niet langer met de institutionele realiteit. Het zorgt voor Kafkaiaanse taferelen. Neem bijvoorbeeld het landbouwbeleid. Hoewel die bevoegdheid intussen bijna volledig bij de gewesten ligt, is het aan de federale minister om met afgevaardigden uit de regio’s Europa rond te reizen, te debatteren en een stem uit te brengen. Op andere domeinen wisselen afgevaardigden van het Waalse en Vlaamse gewest elkaar om het jaar af. Ook dat is niet ideaal. Europese wetgevende processen vragen vaak meer dan een jaar tijd. Wanneer het ene gewest een Europees dossier werkelijk in de vingers heeft, moet het het stokje doorgeven aan het andere. Tijd, geld, kwaliteit en ervaring gaan door die beurtrol verloren. Bovendien zien andere lidstaten om de haverklap een nieuw gezicht aan de tafel opduiken.

Een ander element is het standpunt dat België inneemt voor een welomschreven materie. Vooraleer ons land een opvatting formuleert en zijn stem uitbrengt op Europees niveau, moeten het federale niveau en alle gewesten en gemeenschappen unaniem akkoord gaan. Gebeurt dat niet, dan moet België zich op Europees niveau onthouden. ‘Momenteel wordt bijna altijd, zij het steeds moeizamer, een gemeenschappelijk standpunt bereikt’, licht professor Europese politiek Peter Bursens (UAntwerpen) toe. ‘De druk om met een stellingname naar Europa te trekken is groot: geen enkel niveau wil zijn geloofwaardigheid op het spel zetten of zijn stem niet gebruiken door zich onthouden. Wat je hier ziet is externe druk die het duale Belgische federalisme in feite omzet in een samenwerkingsfederalisme’.

Hoewel de samenwerking tussen het nationale en het Vlaamse niveau momenteel goed verloopt, kan N-VA in principe op de rem trappen. Een onthouding op Europees niveau zou namelijk als bewijs kunnen dienen dat de Belgische constructie niet meer werkt. Een voorproefje kregen we in april. Toen moest België zich op Europees niveau onthouden na N-VA-verzet tegen een Europees coronapakket. Bij Europarlementsleden Hilde Vautmans (Open VLD) en Kris Peeters (CD&V) klonk er heel wat ongenoegen over de houding van hun partijgenoten in de Vlaamse regering. Ook over de verdeling van het rechtvaardige transitiefonds voor de klimaatomwenteling werd het afgelopen jaar flink gebikkeld tussen de Vlaamse en de Waalse regering.

Minister van Buitenlandse en Europese Zaken Sophie Wilmès
Minister van Buitenlandse en Europese Zaken Sophie Wilmès© Belga Image

De Zweedse coalitie had zich in het vorige regeerakkoord voorgenomen om het samenwerkingsakkoord te actualiseren. In de praktijk kwam daar echter niets van in huis. Bij N-VA wijst men vooral met de vinger naar de MR, die – op Koen Geens na – de afgelopen jaren tien jaar de portefeuille van Europese Zaken in handen had. Sophie Wilmès liet in haar recente beleidsverklaring weten dat ze het dossier wil aanpakken. Wanneer het samenwerkingsakkoord zonder meer aan de huidige bevoegdheidsverdeling wordt aangepast, zal dat ontegensprekelijk uitdraaien op een verdere versnippering van de Belgische afvaardiging in de Unie. ‘Het is een ijzeren wet: hoe meer je splitst, hoe meer je moet coördineren en samenwerken in een Europese context’, aldus Bursens. Vraag is dus hoe het huidige samenwerkingsakkoord kan worden herdacht om de Belgische standpuntbepaling en vertegenwoordiging op het Europese niveau gestroomlijnd te laten verlopen.

Parlement

Tot slot is er nog de rol van het federale parlement. In tegenstelling tot in onder andere Nederland of Denemarken worden debatten over de Unie niet in de plenaire vergadering, maar wel in de Commissie Buitenlandse Zaken of het Adviescomité voor Europese aangelegenheden georganiseerd. Voor belangrijke aangelegenheden zoals het Europese coronaherstelfonds of het brexitakkoord, twee dossiers die afgelopen jaar door de Belgische regering goedgekeurd werden, zou een voltallige plenaire vergadering nochtans welgekomen zijn. Voor de brexit riep Vlaams regeringsleider Jan Jambon (N-VA) wel een uitzonderlijk infomoment bij elkaar tijdens de kerstvakantie, op federaal niveau gebeurde dat pas een kleine twee weken nadat de Commissie en het Verenigd Koninkrijk een akkoord hadden bereikt.

Om daadwerkelijk invloed te kunnen uitoefenen op de debatten, is het noodzakelijk dat er een interne consensus bestaat.

Sophie Wilmès

In een recent opiniestuk voor De Morgen hekelde voormalig Europarlementslid en Kamerlid Anneleen Van Bossuyt (N-VA) niet onterecht dat er voor zulke onderwerpen nauwelijks parlementaire ruimte bestaat. Ook kersvers parlementslid Vicky Reynaert (SP.A) liet het Adviescomité Europese Zaken optekenen dat het parlement nauwer betrokken moet worden bij belangrijke aangelegenheden. ‘In mijn ogen zou het goed zijn om het parlement meer bij Europese aangelegenheden te betrekken’, reageerde eerste minister Alexander De Croo.

Ook het federale parlement heeft boter op het hoofd. In de vorm van zogenaamde gemotiveerde-opinies kan het federale parlement bijkomende vragen stellen aan de Europese Commissie. Ten eerste wanneer het meer uitleg wil over een wetsvoorstel. Ten tweede indien het vreest dat een voorstel van de Commissie indruist tegen het Europese subsidiariteitsprincipe. De laatste keer dat het Belgische parlement van die piste gebruik maakte, dateert uit 2018. Terwijl het Tsjechische parlement in 2019 maar liefst 22 keer contact opnam met de Commissie, deed de Kamer dat niet één keer.

Wilmès

Samengevat: er is werk aan de winkel als de federale ploeg de komende drieënhalf jaar opnieuw een Europese leiderschapsrol wil opnemen. Premier De Croo slaagde er afgelopen donderdag in om het thema van de niet-essentiële reizen bovenaan de Europese agenda te zetten. Bevoegd minister Sophie Wilmès wil die lijn deze bestuursperiode verder doortrekken. ‘Laten we realistisch zijn, het moet gezegd dat België op het Europese toneel niet meer hetzelfde gewicht in de schaal legt als in onze beste jaren. Als lidstaat hebben wij de kans om de debatten te sturen, prioriteiten te stellen en een leidende rol te spelen op het Europese toneel. Deze regering wil opnieuw een sterk Europees beleid voeren en opnieuw een invloedrijke plaats op het Europese toneel innemen. Maar om daadwerkelijk invloed te kunnen uitoefenen op de debatten, is het bovenal noodzakelijk dat er een interne consensus bestaat. Dat is een uitdaging voor elk land, maar in België is het ongetwijfeld complexer. Het zoeken naar deze Belgische consensus, tussen de verschillende machtsniveaus en politieke stromingen, zal één van de sleutels zijn tot het welslagen van het Belgische voorzitterschap van de EU in 2024. Het zal niet gemakkelijk zijn, maar we hebben een geschiedenis en een politieke cultuur die ons veel troeven in handen geven om er te geraken.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content