Het uitzonderlijke leven van ziekenhuis-ceo Willeke Dijkhoffz: ‘Belgen moeten wat branie lenen van Nederlanders’

Willeke Dijkhoffz: ‘De wachtlijsten in de zorg vallen nu nog mee, maar dat zal niet blijven duren.’ © Diego Franssens
Michel Vandersmissen
Michel Vandersmissen Redacteur van Knack

Geboren in Venezuela, geadopteerd door Nederlanders, verpleegkundige in België en binnenkort ceo van een van de grootste ziekenhuizen van Europa. Het verhaal van Willeke Dijkhoffz is niet bepaald alledaags. ‘De elastiek van de zorg dreigt te breken.’

Willeke Dijkhoffz werkte al als geriatrisch verpleegkundige toen ze met grootste onderscheiding afstudeerde aan de faculteit rechten van de UAntwerpen. Onlangs werd ze benoemd als eerste ceo van het Ziekenhuis aan de Stroom (ZAS). Dat is de fusie van twee Antwerpse ziekenhuisnetwerken, GZA en ZNA. Met meer dan 10.000 werknemers en 3300 bedden wordt het ZAS een van de grootste drie ziekenhuizen in Europa en een van de belangrijkste werkgevers in dit land.

Ook Dijkhoffz’ levensverhaal is uitzonderlijk. Vlak na haar geboorte – haar geboortemoeder was vijftien – werd ze geadopteerd door een Nederlands echtpaar. Ze groeide deels op in Antwerpen en leerde haar biologische ouders pas enkele jaren geleden kennen via een Nederlands tv-programma.

‘Mijn biologische ouders komen uit New York. Omdat een tienerzwangerschap in die tijd een schande was, zeker in haar streng katholieke familie, kon mijn moeder mij niet houden. Ze is in het geheim bevallen in Venezuela, bij een tante die er in de olie-industrie werkte. Die kwam in contact met mijn latere adoptieouders. Dat waren Nederlanders. Mijn vader was daar directeur van Van Leer, een groot Nederlands verpakkingsbedrijf dat onder meer olievaten fabriceerde.’

Hoe bent u dan aangespoeld in Antwerpen?

Willeke Dijkhoffz: Na enkele jaren keerden mijn adoptieouders terug naar Nederland. Mijn vader werkte op verschillende plaatsen in Europa en dus verhuisden we vaak. Tot hij in België een bedrijf moest opstarten in de omgeving van Kalmthout. Ik zat in het laatste jaar van de middelbare school en toen heb ik beslist om in België te blijven en de Belgische nationaliteit aan te vragen.

Tijdens de pandemie was de dankbaarheid groot, maar het ongeduld en de agressiviteit van sommige patiënten zijn terug.

Waarom?

Dijkhoffz: Ik vind België gewoon een heerlijk land. Ik hou van de levenscultuur van de Belgen, de vriendschappen, de ‘zuiderse’ mentaliteit. Ik voel me hier thuis. Nederlanders lijken socialer en zijn dat misschien ook bij de eerste kennismaking, maar als je Belgen beter leert kennen, dan worden de contacten hechter en echter. Belgen moeten minder bescheiden zijn en wat branie lenen van de Nederlanders.

Acht jaar geleden werd u benaderd door het Nederlandse tv-programma Spoorloos om uw biologische ouders te zoeken.

Dijkhoffz: De redactie was in mijn verhaal geïnteresseerd omdat ik Nederlandse adoptieouders had. En ik was nieuwsgierig naar mijn medische verleden. Als je in de medische sector werkt, dan ken je het belang van genetica. Elke dokter vraagt weleens of ‘iets’ in de familie zit, zoals hoge bloeddruk, borstkanker, cholesterol… Ik kon nooit antwoorden op zulke vragen, omdat ik mijn biologische ouders niet kende. Daardoor raakte ik op den duur gefrustreerd.

Heeft Spoorloos uw ouders gevonden?

Dijkhoffz: Vrij snel, want ik had mijn geboorteakte nog. Daar stond de naam van mijn moeder op.

Hoe verliep de eerste ontmoeting?

Dijkhoffz: Iemand van de redactie vertelde mijn moeder aan de telefoon dat ze een dochter had: ‘Ze heet Willeke en woont in België.’ Meer wilde ze niet kwijt om het verrassingseffect van de uitzending niet in gevaar te brengen. Maar zo veel Willekes zijn er niet in België en als je dat in Google intikt, kom je mij snel op het spoor. In die periode publiceerde ik ook veel over medisch recht. Toen ik van mijn biologische moeder een connectieverzoek kreeg via LinkedIn, herkende ik haar achternaam niet (in de VS gebruiken de meeste vrouwen de naam van hun echtgenoot, nvdr). En dus ging ik niet op haar verzoek in.

Gelukkig kwam er even later een rappel. Toen ik las dat die vrouw lerares was, vermoedde ik dat ze me wilde spreken over medisch recht. Ik maakte een verbinding en kreeg meteen de vraag: ‘Geachte, bent u op 3 januari 1968 geboren? In dat geval ben ik uw moeder.’

We hebben de hele nacht met elkaar gechat via LinkedIn en de dag nadien hebben we getelefoneerd. Heel emotioneel, zeker omdat ik meteen te weten kwam dat ze later gelukkig getrouwd is met mijn vader, die ook 15 was toen ik werd geboren. Ik heb twee zussen en een broer. We houden contact. Ik bel om de twee dagen met mijn New Yorkse moeder, maar ik beschouw mijn adoptieouders wel als mijn echte ouders.

Waarom?

Dijkhoffz: Zij hebben mij opgevoed en mij mee gemaakt tot wie ik ben geworden. Het was een warm nest.

Heeft uw biologische moeder zich op de een of andere manier verontschuldigd?

Dijkhoffz: Ze had geen andere keuze dan te doen wat ze deed.

Wat denkt u als u hoort dat het Amerikaanse Hooggerechtshof het grondwettelijk recht op abortus opheft?

Dijkhoffz: Mijn geboortemoeder kwam uit een katholiek gezin en abortus kon niet voor haar. Het waren ook andere tijden. Abortus is een zeer emotioneel vraagstuk. Het gaat over je eigen leven, maar ook over dat van een ander. Natuurlijk ben ik blij dat ze mij heeft laten leven, maar ik vind wél dat vrouwen het recht op abortus moeten hebben.

Waarom ging u verpleegkunde studeren?

Dijkhoffz: Ik was begonnen met geneeskunde in Diepenbeek. Mijn resultaten waren prima, maar de sfeer vond ik niet zo leuk. Je zit er midden in de bossen, tussen de koeien, een beetje afgesneden van het stadsleven. Mijn zeer serieuze medestudenten deden niet veel anders dan lessen volgen en studeren in hun kamertje. Zeven jaar op die manier doorbrengen, dat zag ik niet zitten. Dus ben ik teruggekeerd naar Antwerpen, waar ik uiteindelijk verpleegkunde gestudeerd heb. Zo hield ik meer vrije tijd over voor mijn sociale leven.

Verpleging wordt in dit land nog te vaak gereduceerd tot wassen en plassen. Dat is zeer irritant.

U koos voor de specialisatie geriatrie. Ook niet vanzelfsprekend.

Dijkhoffz: Kies voor intensieve zorg, zei iedereen. Daar gingen de beste studenten naartoe. Geriatrie was helaas niet zo populair, maar de zorg voor ouderen heeft mij altijd aangetrokken. Wat mij boeide, waren patiënten met een hersenbloeding of ouderen met dementie. Die belandden in het ziekenhuis, maar over hun leven werd grotendeels beslist door anderen – hulpverleners of familie. Ik vroeg mij af wie de stem was van die patiënten. Dus ging ik mij verdiepen in ethiek en gezondheidsrecht.

Terwijl u werkte, bent u rechten gaan studeren.

Dijkhoffz: Medisch recht was in die periode in België nog vrij onbekend. Dat is pas de laatste twintig jaar ontwikkeld, onder meer via de wet op de patiëntenrechten, de euthanasiewet enzovoort. Dat interesseerde mij enorm.

U werd ceo van GZA, een van de grotere ziekenhuisnetwerken in dit land. Wat voor type baas bent u?

Dijkhoffz: Het is moeilijk om dat van jezelf te zeggen, maar ik denk en hoop dat ik verbindend ben. Dat vind ik heel belangrijk. Ik zoek connecties met mensen en wil dat mijn medewerkers verbinding zoeken met elkaar. Zo bouw je teams.

Ik hoorde dat u veel personeelsleden bij de voornaam aanspreekt.

Dijkhoffz: (lachend) Als we straks met 10.000 zijn, wordt dat wellicht moeilijk, maar ik probeer het wel. Iedereen zegt ook meteen Willeke tegen mij. Ik heb nooit begrepen waarom de schoonmaakster wordt aangesproken met Nancy en ik met mevrouw.

U gaat ook weleens in de wachtzaal van het ziekenhuis zitten om ‘de temperatuur te meten’.

Dijkhoffz: Dat doe ik minstens eenmaal per maand. Ik blijf daar even en dan luister ik. Ik wacht mee met hen. Af en toe spreek ik iemand aan.

Wat leert u daar?

Dijkhoffz: Ik kijk bijvoorbeeld of de signalisatie duidelijk is voor patiënten. Maar ik ben vooral geïntrigeerd door hoe patiënten wachten. Sommige af- delingen werken heel snel en daar hoef je nooit lang wachten. Maar wachten is er altijd bij. Onze ‘klanten’ wachten op van alles: op een onderzoek, op resultaten, op een gesprek met hun arts. Ik wil zien hoe onze patiënten wachten, hoe ze omgaan met hun onzekerheid en kwetsbaarheid. Als je dat wachten zinvol kunt doorbrengen, dan is dat al heel wat.

Je leert het meeste van twee dingen: door te luisteren naar patiënten en door veel te praten met medewerkers. We hebben bijvoorbeeld net een nieuw elektronisch patiëntendossier in- gevoerd. Dat legt een enorme druk op de organisatie. Als je rondgaat bij de mensen die daarmee bezig zijn en met hen praat, hoor je andere dingen dan tijdens vergaderingen met managers. Ik wil weten wat er leeft op de werkvloer.

In ons land loopt veel verkeerd, maar Belgische ziekenhuizen blijven op hoog niveau presteren. Hoe komt dat?

Dijkhoffz: Covid heeft dat nog maar eens bewezen. De dankbaarheid was groot, alleen bleef de waardering niet hangen. Het ongeduld en de agressiviteit van sommige patiënten als er even iets misloopt, zijn helaas helemaal terug.

Een ziekenhuis is het meest ingewikkelde bedrijf dat er is. Er komen weleens mensen uit de privésector naar een ziekenhuis voor een carrièrewending omdat ze maatschappelijk zinvol werk willen doen. Die schrikken bijna allemaal van de complexiteit van de job. Niets is zo moeilijk als een mens hebben als ‘product’. Onze klanten zijn bovendien mensen in een kwetsbare positie. Dat is iets totaal anders dan industrieel koekjes bakken. Rond die patiënten zit bovendien alles wat andere bedrijven ook hebben, zoals logistieke aangelegenheden, personeelsproblemen, ingewikkelde technologie enzovoort.

Horen de Belgische ziekenhuizen bij de Europese top?

Dijkhoffz: Enkele landen, zoals Duitsland, doen het nog iets beter, maar onze gezondheidszorg presteert puik. We mogen er best trots op zijn.

Op welke plaats staat het ZAS in de rangschikking van grootste ziekenhuizen in Europa?

Dijkhoffz: Dat weet ik niet en ik vind die plaats niet belangrijk. Ik kijk naar de kracht van het getal en nooit naar de macht van het getal. Wij doen elk jaar 8500 bevallingen. Dat is een dorp. Dat symboliseert onze verantwoordelijkheid.

Uw grootste uitdaging is personeel. Uit een enquête van Zorgnet-Icuro blijkt dat 82 procent van de ziekenhuizen bepaalde activiteiten moet afbouwen bij gebrek aan personeel, 28 procent moet de capaciteit van het operatiekwartier afbouwen.

Dijkhoffz: Er is al lang een groot tekort aan verpleegkundigen, en dat probleem wordt almaar groter, zeker in grootstedelijke gebieden. Ik vrees dat de impact wordt onderschat. De wachtlijsten zullen groeien. België zat in een luxepositie. Er zijn misschien enkele uitzonderingen zoals huid- of oogartsen, maar voor de meeste specialismen hoef je in dit land niet lang te wachten voor een raadpleging of een operatie. In het buitenland zijn die wachtlijsten veel langer en vind je ze in veel meer domeinen van de geneeskunde. Maar ik vrees dat we die weg zullen opgaan.

Vlaams minister van Welzijn Hilde Crevits (CD&V) ziet een oplossing in het aanwerven van niet-medisch ondersteunend personeel.

Dijkhoffz: Het is goed bedoeld, maar als je zoiets voorstelt, weet je niet wat er in een ziekenhuis gebeurt. Ondersteunend logistiek personeel kunnen we altijd gebruiken, maar daarmee los je het zorgprobleem niet op. We hebben mensen nodig die bloed kunnen afnemen, die kunnen assisteren in een operatiekwartier, in gespecialiseerde dagziekenhuizen, bij intensieve zorg. Verpleegkundigen zijn hoogopgeleide mensen. Ze behalen steeds vaker een masterdiploma en nemen taken over van artsen. Functiedifferentiatie is nodig, maar niet louter aan de onderkant van het verpleegkundig beroep.

‘Ik heb nooit begrepen waarom de schoonmaakster wordt aangesproken met Nancy en ik met mevrouw.’
‘Ik heb nooit begrepen waarom de schoonmaakster wordt aangesproken met Nancy en ik met mevrouw.’ © Diego Franssens

Hoeveel vacatures hebt u?

Dijkhoffz: Voor verpleegkundigen honderd op een zorgbudget voor duizend verpleegkundigen. Dat is alleen bij GZA. Van die honderd wordt driekwart ingevuld door uitzendkrachten. Dat is een probleem, want ze kosten meer en ze bieden niet altijd dezelfde kwaliteit. Als je tijdelijk inspringt, kun je onmogelijk evenveel kwaliteit leveren als een collega die al jaren deel uitmaakt van een geolied team.

Het Ziekenhuis aan de Stroom (ZAS) wordt een van de grootste ziekenhuizen van Europa. Misschien helpt dat om personeel te vinden?

Dijkhoffz:(lachend) We zullen elkaar niet langer beconcurreren en personeel van elkaar afsnoepen. Dat is al iets.

Gebeurt dat?

Dijkhoffz: We hebben in Antwerpen enkele grote netwerken, en we vissen allemaal in dezelfde vijver. De ceo’s van die ziekenhuizen overleggen regelmatig, ook over de personeelstekorten. Sommigen willen meer overleg, maar aan het einde van de dag moet ik mijn diensten wel bestaffen en bijvoorbeeld voorkomen dat ik een deel van mijn radiologieafdeling moet sluiten. Dus ja, dat gebeurt. Het is een struggle for survival. Ik moet vechten voor mijn personeel en mijn patiënten.

Dus hoe groter, hoe beter gewapend?

Dijkhoffz: Wij worden natuurlijk een zeer groot ziekenhuis. Daardoor zijn we beter bestand tegen financiële tegenvallers én kunnen we sollicitanten een heel divers aanbod van functies en specialisaties aanbieden. Dat zijn troeven als je op zoek bent naar personeel.

Ik hoor in uw ondertoon dat u en uw collega’s in de zorg onvoldoende waardering krijgen.

Dijkhoffz: Dat hebt u goed gehoord. Er is overal een chronisch personeelstekort, maar zeker in de zorg is de toestand zeer zorgwekkend. Niet alleen omdat er onvoldoende kandidaten zijn, maar ook omdat collega’s uitvallen door de zwaarte van het beroep. En toch slagen we erin om de kwaliteit van de zorg te behouden. Maar hoelang nog, vraag ik me af. De elastiek dreigt te breken.

Moet het personeel beter betaald worden?

Dijkhoffz: De overheid heeft heel wat inspanningen gedaan. Minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) heeft de budgetten verhoogd, maar waarschijnlijk zal dat niet voldoende zijn.

Respect komt ook via de portemonnee?

Dijkhoffz: Absoluut, we zijn er nog niet. Verpleging wordt in dit land nog te vaak gereduceerd tot ‘wassen en plassen’. Dat is zeer irritant.

U kent de toestand in Nederlandse ziekenhuizen. Worden verpleegkundigen daar beter betaald?

Dijkhoffz: Ja, maar er zijn ook meer verpleegkundigen dan in België. In België is er gemiddeld één verpleegkundige voor tien tot elf patiënten. In Nederland is dat één voor zeven patiënten. Dat is een fundamenteel verschil.

Waarom die fusie met ZNA?

Dijkhoffz: Enkele jaren geleden, nog voor corona, is beslist dat we naar een eenheid van vermogen, visie en leiding moeten gaan. Een volledige fusie dus, en niet langer twee aparte algemene ziekenhuizen. Als je echt dingen samen wilt doen, dan moet je dezelfde bankrekening hebben. Men dwingt ons ook tot de fusie door de druk op onze budgetten en het tekort aan personeel.

Belfius licht jaarlijks de ziekenhuizen in ons land door. Opnieuw blijkt dat veel ziekenhuizen financieel in zwaar weer zitten. Hoe doet het nieuwe fusieziekenhuis het?

Dijkhoffz: GZA en zeker ook ZNA horen bij de gezonde ziekenhuizen, al hebben we niet zo veel marge. Samen hebben we een omzet van iets meer dan een miljard euro per jaar. De fusie is nodig om te blijven investeren en te specialiseren. De overheid zet ons aan om bepaalde medisch-technische zaken te bundelen. We kunnen niet overal een materniteit hebben of een grote oncologische afdeling. Maar als je zo groot bent als het ZAS, dan kun je overal in Antwerpen vrij goed geografisch aanwezig zijn. We zullen in het zuiden enkele medische specialiteiten bundelen en iets anders doen in het noorden en het centrum van de stad. Dat is ook beter voor het personeel.

En voor de patiënt?

Dijkhoffz: Ook. Meer specialisatie in grotere centra zorgt voor meer deskundigheid. Het kan dat door die centralisatie patiënten zich meer moeten verplaatsen, maar nu hebben we ook al dertien operationele sites. Dat zal dus meevallen.

Wat vinden de dokters-specialisten van de fusie? Dat zijn zelfstandigen. Sommigen willen niet samenwerken met hun ‘concurrenten’.

Dijkhoffz: We schrijven nu aan een zorgstrategie. Om de fusie voor te bereiden, brengen we medische disciplines samen, zoals radiologie en oncologie van GZA en ZNA. Hoe zien zij dat? Dat zijn interessante gesprekken. Sommigen willen morgen al samenwerken, anderen aarzelen of trappen op de rem. Het is belangrijk dat we iedereen er van het begin bij betrekken. Maar we starten met de groep die staat te trappelen om samen te werken met hun collega’s. Want vergeet niet dat een fusie ook grote mogelijkheden biedt, bijvoorbeeld voor wetenschappelijk onderzoek.

Wat vindt u van de plannen van minister Vandenbroucke voor een nieuwe financiering van de ziekenhuizen?

Dijkhoffz: Hij wil af van de prestatiegeneeskunde en evolueren naar een meer forfaitaire financiering met een vaste vergoeding per pathologie. Ik begrijp dat, maar tegelijk evolueert de geneeskunde naar een gepersonaliseerde geneeskunde. De meeste ziekten worden complexer en patiënten hebben vaak verschillende aandoeningen. Daardoor lijkt geen enkele patiënt nog op een andere. Alles in een eenheidsworst duwen lijkt mij dan ook niet verstandig. De hervorming moet ervoor zorgen dat de ziekenhuizen betaalbaar blijven. Maar we mogen de expertise, het ondernemerschap en de creativiteit van specialisten evenmin fnuiken door een slechte financiering.

Nederlanders zijn misschien socialer bij de eerste kennismaking, maar als je Belgen beter leert kennen, dan worden de contacten hechter en echter.

We hebben een legertje ministers van Volksgezondheid. Hebt u veel last van de versnipperde bevoegdheden?

Dijkhoffz: Dagelijks. Mij maakt het niet uit in welke hand de macht zit, maar het gaat toch makkelijker met meer eenheid van commando. Ik heb altijd geleerd: hoe complexer de structuren, ook in een ziekenhuis, hoe trager de zaken vooruitgaan en hoe duurder het systeem wordt.

Frank Vandenbroucke wil dat artsen op ‘een eerlijker manier’ omgaan met technische ingrepen.

Dijkhoffz: Cririci zeggen dat hoe meer technische onderzoeken artsen doen, hoe beter ze betaald worden. Natuurlijk doen artsen soms extra onderzoeken, maar dat is niet altijd voor hun eigen portemonnee. De meesten doen dat omdat het nodig is voor goede zorg, om zekerheid te krijgen over een behandeling.

Maar de inkomstenverschillen tussen die specialismen zijn wel erg groot geworden. Een radioloog of nefroloog verdient een veelvoud van wat een geriater of psychiater verdient.

Dijkhoffz: Dat klopt en bijna iedereen is het erover eens dat we daar iets aan moeten doen. Het ecosysteem van een ziekenhuis zorgt wel voor een zekere solidariteit onder specialisten. Anders gezegd: een radioloog draagt meer af om de infrastructuur van een ziekenhuis te financieren dan een geriater.

Verdient u genoeg?

Dijkhoffz: Ik word correct betaald.

In vergelijking met sommige specialisten blijft u wel een armoezaaier.

Dijkhoffz: (lachend) Zo voel ik mij totáál niet.

U bent ook sociaal actief als bestuurder bij Mercy Ships, een ziekenhuisschip dat actief is in ontwikkelingslanden.

Dijkhoffz: Mercy Ships werkt vooral in Afrika. Wij moeten zorgen voor goede gezondheidszorg in minder fortuinlijke landen. Niet alleen door met een schip naar een haven te varen en mensen uit te nodigen voor een behandeling of operatie. Nee, we moeten hen ook helpen bij de opleiding van dokters en verpleegkundigen, bij het organiseren van ziekenhuizen enzovoort.

Slotvraag, hoe reageerden uw biologische ouders in New York toen ze hoorden dat u ceo wordt van een ziekenhuis met 10.000 werknemers? Dat is zelfs naar Amerikaanse normen groot.

Dijkhoffz: Ze zijn natuurlijk trots, maar ze waren daarvoor ook al blij met hun ‘bezig bijtje’ in Europa. Je moet geboren worden met kansen en met talenten. Daar begint het leven mee. Ik heb die gekregen en gegrepen.

Willeke Dijkhoffz

— 1968: geboren in in Maracaibo, Venezuela

— 1991: studeert af als verpleegkundige geriatrie

— 2002: studeert af in medisch recht (UAntwerpen)

— 2004: federaal ombudspersoon voor de rechten van de patiënt

— 2018: ceo GZA Ziekenhuizen en GZA Zorg en Wonen

— 2022: benoemd tot toekomstige ceo van Ziekenhuis aan de Stroom (ZAS)

Partner Content