Alexander De Croo: ‘Europa is vandaag onvoldoende in staat om basisopdrachten uit te voeren’
Met de Vlaamse, federale en Europese verkiezingen van 9 juni komt het Belgische voorzitterschap van de Europese Unie op geen evident moment. Toch ziet premier Alexander De Croo (Open VLD) kansen om Europa voor te bereiden op een nieuwe toekomst.
Hoewel de Raad van de Europese Unie wordt voorgezeten door de vakministers van zowel de federale als de regionale overheden, zal ook premier Alexander De Croo een prominente rol proberen te spelen tijdens het Belgische voorzitterschap van de Europese lidstaten. Hij wil vooral de focus leggen op het Europese industriële weefsel en de bescherming van de Europese burgers, zo vertelt hij in een speciale Knack-uitgave over het Belgische voorzitterschap dat vanaf donderdag 21/12 in de winkelrekken ligt.
Waarom is het Belgische voorzitterschap van de Europese lidstaten eigenlijk belangrijk?
Alexander De Croo: Ten eerste plaatst het voorzitterschap België centraal in de Europese discussies, en dat op een wel erg bijzonder moment. Na de Europese crisissen van de voorbije vijftien jaar – en zeker die van de laatste legislatuur – voel je aan alles dat zowel België als de Europese Unie op een belangrijk kruispunt staat. Ten tweede moeten we niet alleen op gemeentelijk, Vlaams of federaal niveau naar de stembus, maar ook in de Europese Unie zal minstens een deel van het leiderschap dit jaar wisselen. Daar komen de Amerikaanse presidentsverkiezingen bovenop en wordt er een nieuwe NAVO-topman verwacht. Als stichtend lid van de Unie en met twaalf voorzitterschappen op de teller heeft België een flinke brok ervaring om op zo’n cruciaal moment een leiderschapsrol op zich te nemen.
Voor het Europees Parlement blijft er nauwelijks tijd over om lopende dossiers goedgekeurd te krijgen. Verliest het Belgische voorzitterschap daardoor niet aan gewicht?
De Croo: Het klopt dat we door het einde van de Europese legislatuur een stuk minder tijd hebben om wetgevende zaken af te werken. Er wacht ons zeker in de eerste tien weken veel en intensief werk, in het bijzonder voor onze diplomatie. Net omdat het wetgevende zwaartepunt in de eerste drie maanden van het Belgische voorzitterschap valt, hebben we in de regering al enige tijd terug beslist om ons op de Europese prioriteiten van de komende legislatuur en verder te concentreren. Die focus is door onder meer de grootschalige Russische inval in Oekraïne alleen maar relevanter geworden. Denk maar aan de discussies over de uitbreiding, over hervormingen en de betaalbaarheid van dat alles – die woeden volop, en daar kan België tijdens het voorzitterschap zijn stempel op drukken.
Waarop ligt concreet de focus van België tijdens het voorzitterschap?
De Croo: We willen ons op drie domeinen toespitsen. Ten eerste kijken we naar de manier waarop we de Europese burgers beter kunnen beschermen. Dan gaat het niet alleen over de versterking van de Europese defensie en de strijd tegen illegale migratie en internationale bendes, maar ook om een betere sociale bescherming en een sterker Europees gezondheidsbeleid.
Daarnaast wil België samen met de regio’s de Europese competitiviteit herstellen. De Europese industrie staat al enige tijd onder enorme druk en is vandaag onvoldoende in staat om de Europese Green Deal te realiseren. We kunnen ambities vooropstellen zoveel als we willen: zonder een sterke industriële basis en voldoende innovatie is dat bij voorbaat verloren moeite.
Tot slot is er natuurlijk de uitbreiding van de Europese Unie, die we enkel en alleen in goede banen kunnen leiden als de Europese Unie daar ook intern klaar voor is. Sinds de Top in Granada begin oktober denken we na over hoe we heel dat proces in goede banen kunnen leiden, en België zal die discussies het komende halfjaar verder concretiseren.
Laten we beginnen met migratie: staatssecretaris voor Asiel en Migratie Nicole De Moor (CD&V) wil tijdens het Belgische voorzitterschap het Europese migratiepact afronden. Ze spreekt over ‘een revolutie’ en ‘de laatste kans voor Europa’, maar klopt dat wel?
De Croo: Kijk, al sinds de migratiecrisis van 2015 discussieert de Europese Unie over hervormingen, zonder dat dit veel heeft opgeleverd. Na al die jaren is het hoog tijd voor concrete resultaten, zeker voor België, dat in Europees verband bovengemiddeld veel inspanningen levert. Vanuit die optiek is het migratiepact een stap in de goede richting. Het zal de Europese buitengrenzen beter beschermen en de lasten eerlijker verdelen. Maar we mogen niet naïef zijn: het migratiepact zal geen wonderen verrichten en de hoge migratiedruk op de Europese Unie niet wegnemen. Het bevolkingsaantal in Afrika stijgt snel, en door staatsgrepen en de klimaatverandering neemt de instabiliteit toe. Ook in het Midden-Oosten blijft de situatie uiterst delicaat. Daarom pleit België ervoor dat de Europese lidstaten, aansluitend op het migratiepact, hun collectieve gewicht in de schaal werpen om de instroom van irreguliere migratie af te remmen en afgewezen asielzoekers sneller terug te sturen. Het is net de combinatie van de twee die zal bepalen in welke mate we meer greep op de migratieketen krijgen. Daarmee kunnen we in de eerste plaats menselijke drama’s op de Middellandse Zee vermijden, maar ook de legale arbeidsmigratie, die Europa wegens de vergrijzing nodig heeft, veel beter sturen.
Dit interview maakt deel uit van een speciale Knack Historia-uitgave naar aanleiding van het Belgische voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie. Dit magazine is vanaf 21/12 beschikbaar in de krantenwinkels en via www.knack.be/historia.
De Europese Unie sloot afgelopen zomer een akkoord met Tunesië, onder meer om migranten tegen te houden. Al snel bleek dat de Tunesische overheid hen niet behandelt zoals zou moeten.
De Croo: Er zijn inderdaad enkele elementen van die deal die nog onvoldoende uitgewerkt zijn. Tunesië weerhoudt migranten er onvoldoende van de overtocht op de Middellandse Zee te maken en besteedt te weinig aandacht aan hun menswaardige behandeling. Die tekortkomingen moeten we aanpakken. Maar ik ben er wel van overtuigd dat Europa niet langer naïef mag zijn en moét samenwerken met zowel haar directe omgeving als de Afrikaanse landen in het algemeen. Als landen zoals Tunesië of Egypte er bijvoorbeeld in slagen om de irreguliere migratie terug te dringen of afgewezen asielzoekers terug te nemen, dan kunnen we hen bijvoorbeeld meer legale migratie of investeringen in energie, onderwijs en economie aanbieden. Met haar talentenpool voor vijfduizend banen heeft de Europese Unie zopas al haar eerste stappen gezet, en ook Duitsland werkt al langer in die richting.
Defensie is een andere prioriteit van het Belgische voorzitterschap, maar eveneens een moeilijk Europees beleidsdomein. Sinds de grootschalige inval van Rusland in Oekraïne is er ook nog niet heel veel veranderd. Wat wil België bereiken?
De Croo: In heel wat Europese lidstaten gaan de defensiebudgetten omhoog zonder dat daar een bredere strategie achter zit. Momenteel kopen Europese lidstaten hun militair materieel vaak buiten Europa, waardoor die investeringen – belastinggeld – nauwelijks tot niet aan onze kennis, expertise, innovatie en lokale werkgelegenheid bijdragen. Daarom proberen we net die stijgende uitgaven aan het industrieel weefsel te koppelen. Kijk maar naar het contract van 1,7 miljard euro dat België zopas met het Belgische bedrijf FN-Herstal heeft gesloten voor de aankoop en het onderhoud van militair materieel: er komt een extra productiefaciliteit vlakbij het drielandenpunt in het Limburgse Zutendaal, en we hopen dat andere lidstaten zich bij die aankoop aansluiten. Tijdens ons voorzitterschap willen we die logica naar het Europese niveau doortrekken. Nu legt niemand een solide basis voor een Europese defensie-industrie. We lopen bijvoorbeeld achter met de leveringen van artilleriemunitie aan Oekraïne. Dat moet ons aansporen om beter te doen. Daarom willen we de nieuwe Europese Commissie tijdens ons voorzitterschap de nodige handvaten aanreiken om in de volgende legislatuur een versnelling hoger te schakelen.
De sociale dimensie van de Europese Unie is niet erg ontwikkeld. Wat willen jullie op dat vlak bereiken?
De Croo: Ook hier willen we vooral wegen op de volgende Europese legislatuur. Eind januari vergaderen Europees Commissievoorzitter Ursula von der Leyen, de Europese werkgevers en werknemers en ikzelf in Hertoginnedal, waar we de personeelstekorten, de vaardigheden en de impact van technologische ontwikkelingen op de arbeidsmarkt zullen bespreken. In 1985 bracht toenmalig Commissievoorzitter Jacques Delors de sociale partners voor het eerst in Hertoginnedal samen om de Europese interne markt te versterken. Net zoals een veertigtal jaar geleden staat de interne markt vandaag opnieuw op een kruispunt, en daarom komt die top als geroepen. In maart vindt vervolgens de jaarlijkse Europese top van de leiders en de sociale partners plaats onder leiding van Charles Michel. En aan het einde van ons voorzitterschap is het de beurt aan minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) en minister voor Werk Pierre-Yves Dermagne (PS) in La Hulpe, waar ze de uitvoering van de sociale pijler zullen concretiseren. Zowel in Hertoginnedal als in La Hulpe is het de bedoeling om concrete akkoorden te bereiken, waarmee we het Europese sociaal beleid de komende jaren kunnen versterken.
U zei het al in het begin van dit gesprek: de Europese lidstaten discussiëren volop over de eventuele uitbreiding van de Europese Unie. Hoe kijkt u daarnaar?
De Croo: Voor België is het bij die onderhandelingen vooral van belang dat de Europese Unie eerst intern klaar moet zijn voordat er nieuwe lidstaten bijkomen. De Unie is vandaag onvoldoende in staat om basisopdrachten uit te voeren: de Schengenruimte staat onder druk, het respect voor de rechtsstaat neemt af, de Europese Bankenunie is vijftien jaar na het begin van de bankencrisis nog altijd niet klaar en de Europese interne markt is op vele vlakken aan modernisering toe. Zo kan ik nog wel even doorgaan en dat is geen goed teken. Iedereen beseft dus dat het anders moet. Afgelopen oktober hebben de Europese leiders zich in Granada al voorzichtig uitgesproken over het beleid dat we in de toekomst samen willen voeren, hoe we ons daar best voor organiseren, en hoe we dat ook kunnen bekostigen. Dat zijn absoluut geen gemakkelijke vragen, maar het zou onverantwoord zijn om ze uit de weg te gaan. De capaciteit van de Unie om te handelen in haar kernopdrachten – welvaart creëren en het beschermen van de mensen – moet prioriteit krijgen. Aan het einde van het Belgische voorzitterschap willen we hiervoor de eerste antwoorden aanreiken. Die discussies gaan natuurlijk niet op een half jaar afgerond zijn. Wél willen we tijdens ons voorzitterschap het debat zo veel mogelijk afbakenen zodat België en de andere lidstaten vanaf de volgende legislatuur meteen aan de slag kunnen.
In 2009 volgde het Verdrag van Lissabon op de grote uitbreiding van 2004 en niet andersom. Waarom kan dat nu niet?
De Croo: Dat klopt maar voor een deel. Al in 1993 werden in Kopenhagen criteria in het leven geroepen waaraan aspirant-lidstaten eerst moesten voldoen. Bovendien werden er met de verdragen van Amsterdam en Nice al enkele stappen gezet om de uitbreiding voor te bereiden. Met de Verklaring van Laken in 2001 heeft België geprobeerd om de Unie helemaal klaar te maken, maar dat proces is maar in 2009 afgerond met het Verdrag van Lissabon. Dat verdrag heeft ons weliswaar de instrumenten gegeven om goed op de coronapandemie en de grootschalige Russische inval in Oekraïne te reageren, maar zal niet volstaan voor een Europese Unie van misschien wel 36 lidstaten. Laten we nu toch eerst ons eigen huiswerk maken vooraleer we aan zulke avonturen beginnen, want ook nieuwe lidstaten hebben bij hun toetreding meer aan een Unie die onze welvaart en burgers naar behoren beschermt.
Hoe groot is het soortelijk gewicht van België in de Europese Unie nog?
De Croo: Er zijn twee elementen. Bij elke uitbreiding gaat het soortelijk gewicht van België in de Unie inderdaad wat omlaag. Dat dwingt ons ertoe om op Europese vergaderingen duidelijke prioriteiten te kiezen. Een kleine lidstaat zoals België heeft niet de capaciteit en het gewicht om op een Europese top met pakweg vijf eisen op tafel te kloppen. Met de Europese wetgeving over chips, het Belgische initiatief voor kritieke medicijnen en de G7-onderhandelingen over Russische diamant zien we ook dat die selectieve aanpak vruchten afwerpt. We doen dat nu opnieuw met de lancering van het Letta-rapport over de toekomst van de interne markt. Dit moet het debat over een Industriële Deal, die de Green Deal flankeert, aanzwengelen.
Een tweede element is dat de uitbreiding ook het soortelijk gewicht van de Unie in haar geheel kan vergroten en dat België daar ook mee van profiteert. Daarbij is de voorwaarde opnieuw dat de uitbreiding het handelingsvermogen van de Unie niet hypothekeert.
Tijdens het voorzitterschap dreigt de Europese Commissie België op de vingers te tikken voor zijn begrotingstekort. Ook beginnen we aan het voorzitterschap met een aanzienlijke achterstand in de tijdige en juiste omzetting van de Europese wetgeving.
De Croo: We hebben de afgelopen maanden een deel van de achterstand kunnen wegwerken en in vrijwel elke coördinatievergadering komt de omzetting aan bod. Maar het klopt dat we nog werk voor de boeg hebben. Wat betreft het begrotingstekort kan ik alleen maar vaststellen dat we het telkens een stuk beter doen dan wat de Commissie aanvankelijk voorspelt.
België heeft zich de afgelopen maanden op het Europese toneel meermaals moeten onthouden. Hoe kijkt u daarnaar?
De Croo: We zijn niet de enige lidstaat die zich in de Raad onthoudt. Als een onthouding strategisch wordt gebruikt om op een bepaald dossier te wegen, dan is dat natuurlijk een verstandige zaak. Maar als die onthouding het resultaat is van een gebrek aan handelingsvermogen, dan beperkt dat inderdaad de slagkracht van een land.
U zei het al: ook in Europa en in de NAVO zoekt men binnenkort naar een nieuw leiderschap. Wilt u de Belgische politiek voor het Europese of het internationale toneel inruilen?
De Croo: Nee, ik ben bezig met België en focus me daarop. Eerlijk: ik heb er eigenlijk nog niet grondig over nagedacht, misschien omdat geen enkele van mijn collega’s het me al heeft gevraagd (lacht). Dat ik wel eens kritiek krijg omdat ik België geregeld in het buitenland vertegenwoordig, verbaast me wat. De Belgische en Vlaamse welvaart wordt niet alleen onder onze kerktorens gecreëerd. Als premier is het mijn verantwoordelijkheid om onze belangen ook in het buitenland te verdedigen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier