Bart De Wever stelde Het Verhaal van Antwerpen voor verkleed als Filips van Marnix van Sint-Aldegonde, de zestiende-eeuwse buitenburgemeester van Antwerpen. © GF

Bart De Wever vertelt ‘Het verhaal van Antwerpen’: ’t Stad tegen de rest

Walter Pauli

Na Over woke heeft Bart De Wever alweer een boek klaar: Het verhaal van Antwerpen. Het is een turf van meer dan 600 pagina’s geworden vol een amusante vondsten, leerrijke anekdotes en een paar spitse conclusies.

Een vette knipoog naar Het verhaal van Vlaanderen is natuurlijk niet ver weg wanneer Bart De Wever (N-VA) uitpakt met Het verhaal van Antwerpen. De Antwerpse burgemeester schrijft het als historicus, maar eigenlijk bewijst dit boek zijn gelijk als politicus. Er is in dit land blijkbaar een publiek dat graag weer wil weten over zijn eigen geschiedenis. Zie het succes van de tv-serie Het verhaal van Vlaanderen en het boek De canon van Vlaanderen – ondanks de soms terechte maar vaak ook overtrokken kritiek –, en van het boek De Bourgondiërs. Aartsvaders van de Lage Landen van Bart Van Loo. Als het om geschiedenis gaat, is ‘Vlaams’ geen pejoratieve afbakening meer. En daar heeft het door de N-VA ingezette cultuurbeleid ongetwijfeld een rol in gespeeld.

B-figuren

Met zijn nieuwe boek gaat De Wever in die lijn verder. Nu ja, ‘zijn boek’: de auteur geeft ruiterlijk toe dat het meeste werk is gedaan door zijn woordvoerder en ghostwriter Johan Vermant – de gulle overheidssteun voor onze politieke partijen en mandatarissen is al slechter besteed.

Het verhaal van Antwerpen is een turf van meer dan 600 bladzijden geworden. Elk verhaal heeft natuurlijk een verteller, en dat is hier dus Bart De Wever. Boomers herinneren zich nog ‘Oom Wim vertelt’ uit het weekblad Robbedoes, waar een oudere man ten gerieve van de jonge lezers verhalen uit de geschiedenis opdiepte die zij nog niet kenden. Oom Wim had graag een sigaar en glas whisky bij de hand, bij oom Bart stellen we ons hoogstens een cola zero voor.

Wie dit boek leest, laat zich door oom Bart meevoeren in een soortgelijke ervaring. Met veel bonhomie en vertelkunst neemt hij zijn lezers mee in het eeuwenoude verhaal van een stad, haar bevolking en zeker haar bestuurders.

Dat zorgt ervoor dat het boek ook voor niet-N-VA’ers best lezenswaardig is. De Wever begint zijn verhaal bij de Nerviërs, waardoor het meteen duidelijk wordt dat de geschiedenis van Antwerpen veel meer meanders vertoont dan de loop van de Schelde. Hij blaast ook het stof van vergeten figuren als vorst Florentijn van Salm-Salm, de zoon van Konstantijn van Hoogstraten (de Antwerpenaren hadden liever Florentijn als eerste koning der Belgen gezien dan Leopold, vandaar). Zo dwalen er honderden rond in dit boek, alsof de Antwerpse geschiedenis werd gemaakt door figuranten en B-figuren.

Wij tegen de rest

Dat gevoel wordt versterkt door het perspectief dat De Wever hanteert, en dat natuurlijk niet toevallig is gekozen. Hij vertelt het verhaal van Antwerpen vanuit het gezichtspunt en zelfs de belangen van de Antwerpse bestuurders en de Antwerpse publieke opinie (er moeten dus tijden geweest zijn dat die relatie minder gecrispeerd was dan vandaag). Dat zorgt onmiskenbaar voor eenheid van opzet. Zelfs de Duitse beschieting van Antwerpen bij het begin van de Eerste Wereldoorlog beleeft de lezer mee door de blik van gemeenteraadslid Louis Franck, burgemeester Jan De Vos of schepen Louis Desguin.

Door naar stad, land en wereld te kijken vanuit de vensters van ’t Schoon Verdiep ontwaart De Wever ook een vijand – of een tegenstrever, een concurrent, noem het hoe je wilt. De politicus De Wever kan niet zonder, de historicus De Wever evenmin. En dus vond en vindt zijn Antwerpen altijd wel een of ander centraal gezag tegenover zich, of het nu de koning van Spanje is of de Belgische regeringen in Brussel. Het is altijd Antwerpen ‘tegen de rest’.

Neem nu zijn beschrijving van de Beeldenstorm in Antwerpen. De Wever beschrijft de houding van de hertog van Alva en kardinaal Granvelle als volgt: ‘In de ogen van Granvelle was er een duidelijke schuldige: het Antwerpse stadsmagistraat. Jarenlang had het stadsmagistraat er alles aan gedaan om de inquisitie buiten te houden. De Antwerpse notabelen hadden zelfs een delegatie naar Madrid gestuurd om bij de koning aan te dringen geen bisschop in de stad te installeren. En ze waren daar nog in geslaagd ook. De Antwerpenaren gedroegen zich met andere woorden veel te eigenzinnig. Al dat geld leek hen naar het hoofd te zijn gestegen.’

Strenge, fantasieloze, jaloerse hoofdstedelingen die Antwerpen vol na-ijver bejegenen: dat narratief is vaste prik, over de eeuwen heen. Vervang Alva en Granvelle uit de zestiende eeuw door de Belgische koning Leopold en diens eerste minister Charles Rogier in de negentiende eeuw, en je hebt de hoofdlijn van Weg met de kasteelen, het hoofdstuk over de aanleg van nieuwe versterkingen rond Antwerpen in het midden van de negentiende eeuw. Brussel wilde die, veel Antwerpenaren niet. Maar uiteindelijk heeft dat urbanistische project de stad wel een kwantumsprong vooruit laten maken: tot het midden van de negentiende eeuw was Gent namelijk groter dan Antwerpen, daarna nam Antwerpen over.

Blinde vlek

Die antagonie gaat door tot vandaag. Antwerpen (De Wever) moet Brussel niet, en zogezegd vice versa. Met veel instemming citeert De Wever een oude collega uit het Antwerpse schepencollege: ‘Oud-havenschepen Marc Van Peel placht de spanning tussen een grote havenstad en de administratieve hoofdstad in internationale speeches samen te vatten als “the difference between a city where they make the money, and a city where they decide how to spend the money”.’

Dat zorgt ook voor een blinde vlek. De Wever zingt de lof van zijn ‘metropool’, zijn stad aan de Schelde, die als per definitie open en op de wereld gericht is. In werkelijkheid is Brussel natuurlijk vele malen kosmopolitischer dan Antwerpen. Oké, Brussel ligt aan de ondergrondse Zenne, Antwerpen aan de majestueuze Schelde. Alleen ligt Antwerpen met zijn rug naar de Schelde gedraaid, te beginnen met het stadhuis. Van de plechtstatige voorkant van ’t Schoon Verdiep kun je de Schelde niet eens zien. De burgemeester en schepenen kijken uit over de Grote Markt, zien de kathedraal en de rest van ’t Stad. Ze kijken dus als het ware naar zichzelf. Maar ook dat maakt helemaal de Antwerpse eigenheid en charme uit.

Het valt op dat De Wever juist hierdoor een stukje verder gaat dan de auteurs van Het verhaal van Vlaanderen of De canon van Vlaanderen. Zij hebben het over de specifieke historische ontwikkelingen van Vlaanderen, maar nergens wordt gesuggereerd dat het in Vlaanderen beter leven was of is dan in Wallonië of Noordrijn-Westfalen. Bij De Wever lijkt Antwerpen hoe dan ook een wat exceptionele stad.

Bart De Wever – Johan Vermant, Het Verhaal van Antwerpen, Pelckmans, 624 blz., 39,50 euro.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content