7 augustus 1974 staat in geen enkel geschiedenisboek gemarkeerd. Toch was het een dag als geen ander. De dag dat Richard Nixon instortte en besliste ontslag te nemen. Maar ook de dag dat een koorddanser tussen de Twin Towers liep en een Limburgse grafligger breaking news werd. Of hoe de zomer van 1974 een beetje lijkt op die van 2014.

‘Elke zomer zijn ramp’, wordt op redacties weleens gezegd. Veertig jaar geleden was dat niet anders. In de zomer van 1974 kampte Uncle Sam met een midlifecrisis. Op 7 augustus besliste Richard Nixon om ontslag te nemen na de Watergate-affaire: voor de eerste keer in de geschiedenis capituleerde de machtigste politicus op aarde.

Op die 7e augustus eindigden nog twee dromen, van mensen die elkaar nooit gekend hebben. Hun dromen hebben volstrekt niets met elkaar te maken. Of misschien toch: ze flirten alle drie met het onvoorstelbare. Die 7e augustus werden er beelden gemaakt die de wereld nog nooit gezien had. En later ook nooit meer zou zien.

Het beloofde een warme dag te worden op de planeet. ‘Profiteer ervan,’ schreef de weerman in de krant, ‘het is de laatste dag voor de regen.’ Hij hield woord. Nooit opende een dag met zo’n toverachtig beeld: de koorddanser Philippe Petit wandelde tussen de Twin Towers in New York: 48 minuten lang, 417 meter hoog op een slappe koord van de Noord- naar de Zuidtoren (en terug). Na zijn act werd hij meteen gearresteerd. ‘Waarom deed u dat?’, riepen journalisten de koorddanser na. Hij antwoordde niet.

Philippe Petit groeide op in Nemours, een dorp niet ver van Parijs. Kind van strenge ouders. Al vroeg klom hij overal in, ‘om te ontsnappen aan het leven’. School interesseerde hem niet, de straat was hem liever. Hij leerde jongleren en werd straatartiest. Tot hij iets over koorddansers las. Het idee fascineerde hem mateloos: mensen die over de wolken lopen, de magie daarvan. Als een waanzinnige begon hij te oefenen, droomde hij van de mooiste podia ter wereld. En hij kreeg ze: hij liep over een touw tussen de torens van de Notre Dame en van de Sydney Harbour Bridge in Australië.

Op een dag zat hij met kiespijn in de wachtkamer van de tandarts. In een magazine las hij dat ze in New York de grootste torens ter wereld gingen bouwen. Petit scheurde het artikel uit. Zijn kiespijn was op slag verdwenen. ‘Hij zou niet rusten voor hij die torens bedwongen had’, zei zijn ex-vriendin later. ‘Ook al bestond dat WTC nog niet. Het was alsof ze het voor hem gingen bouwen.’

Petit besefte dat hij het niet alleen kon: hij sprak zijn jeugdvrienden aan over zijn droom. Die verklaarden hem eerst zot, maar draaiden daarna bij. Het was ook zo’n wild, verrukkelijk plan: een coup plegen op de top van de wereld. Ze sloten een verbond en noemden zichzelf de Bende van het WTC.

De rest van het verhaal is een jongensboek. Terwijl de Twin Towers gebouwd werden, oefende de Bende in de weilanden van Nemours. De droom was verboden, maar net dat maakte het spannend. Al twijfelden sommige leden ook. Wat als die Petit straks van de koord viel? Waren ze dan niet medeplichtig aan de dood van hun vriend?

Toen de torens er eindelijk stonden, trok de Bende naar New York. Om te spioneren: ze moesten immers tot boven raken. Petit en zijn trawanten vervalsten toegangspassen, gaven zich uit voor journalist en veiligheidsagent. Ze huurden een helikopter en maakten luchtfoto’s van de Twin Towers. Desondanks mislukte hun eerste coup op het WTC.

Begin augustus 1974 keerden ze terug naar The Big Apple: tweede poging, 7 augustus moest D-Day worden.’s Nachts verschalkte de Bende de security. Tegen de ochtend raakte Petit op het dak van de Noordtoren. Hij deed al zijn kleren uit, van de spanning. Naakt op de top van de wereld. Op de Zuidtoren zag hij de silhouetten van zijn jeugdvrienden. Ze spanden pijl en boog op en slaagden er zo in om een koord op de Noordtoren te krijgen.

Een probleem: de koord hing slap. Bovendien wiebelde ze door de wind en de turbulentie omheen de torens. Petit aarzelde, maar besliste om het erop te wagen. Het was iets voorbij 7 uur ’s morgens toen hij zijn eerste pas in de lucht zette. ‘Elke stap kon fataal zijn’, zei hij achteraf. ‘Bang was ik niet. Sterven op een hoogtepunt: bestaat er iets mooiers? Ik wist dat ik iets zag dat ik nooit meer zou zien.’ Op de vloer van New York verzamelden zich tienduizenden mensen. Allemaal staarden ze ademloos hemelwaarts. Ook zij zagen iets wat ze nooit meer zouden zien: een jongen die op de wolken danste.

Honderden kilometers verder, in Washington, keek ook Richard Nixon naar de beelden van de koorddanser. ‘Ik wou dat ik even goede pers kreeg als die Fransman’, mokte hij tegen een medewerker.

Maanden al hing er een crisisgeur in het Witte Huis. Twee jaar eerder waren vijf inbrekers gearresteerd in het Watergate Hotel in Washington, het zenuwcentrum van de Democratische verkiezingscampagne. Nixon ontkende dat hij op de hoogte was. ‘I’m not a crook’, zei hij tegen zijn volk. Bob Woodward en Carl Bernstein, twee journalisten van The Washington Post, spraken hem tegen. Op 5 augustus 1974 moest Het Witte Huis weer een belangrijke tape vrijgeven. Het drong tot de wereld door dat Nixon niet alleen op de hoogte was van de inbraak, maar ook geprobeerd had om de affaire in de doofpot te steken.

Na de Smoking Gun Tape kon de president geen kant meer op. Bernstein en Woodward maakten in 1976 een boek over de laatste dagen van Nixon. Wat er die 7e augustus in het Witte Huis gebeurde, schreven ze, was waanzin. Dostojevski, maar dan in het echt.

Op de middag had de president een vergadering met drie oudere senatoren. Hij vroeg hen hoeveel steun hij nog had in de senaat. ‘Zo goed als geen meer’, antwoordden ze. ‘Ze gaan u afzetten. We zijn allemaal erg bedroefd, mijnheer de president, maar het is niet anders.’

Nixon gaf geen krimp. ‘Ik zal de juiste beslissing nemen’, zei hij. ‘Ik heb niet meer gehuild sinds het overlijden van Eisenhower. Mijn gezin heeft zich kranig gedragen. Ik zal er goed doorheen komen.’ Hij riep zijn vaste secretaresse Rose Mary Woods: zij moest zijn gezin inlichten.

‘Jullie vader heeft beslist om af te treden’, zei ze tegen de dochters van de president. Tricia en Julie begonnen te huilen. Een paar dagen eerder had Nixon hen gezworen dat hij nooit zou capituleren.

Nixon stapte de eetkamer van het Witte Huis binnen. Zijn familie zat al aan tafel. Ze keken hem aan, maar hij keek de andere richting uit. ‘We gaan terug naar Californië’, sprak hij.

Op dat moment klopte de fotograaf van het Witte Huis, Oliver Atkins, op de deur. ‘Ollie,’ zei Nixons vrouw Pat, ‘we zijn altijd blij om je te zien, maar dit is niet het moment om foto’s te nemen.’

‘Och, laat hem een paar shots schieten’, antwoordde de president. Tricia en Julie bleven huilen. Nixon omarmde hen. Op dat moment drukte Atkins af.

Hoe meer de dag vorderde, hoe meer Nixon van de wereld los leek. Tegen zijn stafchef zei hij: ‘Jullie in het leger weten hoe je zulke dingen moet oplossen. Ik heb helaas geen revolver in mijn la zitten.’

Toen gingen alle alarmbellen af in het Witte Huis. De dokter van het Witte Huis kreeg orders: Nixon mocht geen medicijnen meer krijgen en al zijn slaap- en kalmeerpillen moesten weg. Zijn medewerkers vreesden die dag dat de president weleens domme dingen zou kunnen doen. Zelfmoord, of erger. Niet helemaal onterecht, zo bleek later.’s Avonds had Nixon een rendez-vous met Henry Kissinger, de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken. Ze waren nooit goede vrienden geweest, Kissinger en hij, maar die avond in de Ovale Kamer van het Witte Huis was alles anders. Ze praatten over vroeger, over Vietnam en China.

‘Zal de geschiedenis mij vriendelijker behandelen dan mijn tijdgenoten?’, vroeg Nixon.

‘Zeker en vast’, antwoordde Kissinger. ‘Ze zullen u herinneren als een vredestichter.’

De president begon te huilen. ‘Wat heb ik dit land toch misdaan? Hoe is dit zover kunnen komen?’

‘Het is goed dat u ontslag neemt’, zei Kissinger. ‘U hebt een moeilijke, maar moedige beslissing genomen.’

‘Henry,’ antwoordde Nixon, ‘jij bent geen orthodoxe jood en ik ben geen orthodoxe quaker, maar we moeten bidden.’

Nixon viel op zijn knieën en gebood Kissinger om hetzelfde te doen. De president bad luid, smeekte om de hulp van God. ‘Wat heb ik misdaan?’, herhaalde hij voor de zoveelste keer. ‘Wat is er gebeurd?’ Waarna hij met zijn vuist op de grond sloeg. En nog eens.

Kissinger legde zijn arm om hem heen. En verliet de kamer. Tegen zijn medewerkers zei hij: ‘Dit is het afschuwelijkste wat ik ooit meegemaakt heb.’

Later die nacht belde Nixon Kissinger opnieuw op. Stomdronken en hysterisch. ‘Het was mooi om met je te praten, Henry’, murmelde hij. ‘Ik heb nog een verzoek: vertel alsjeblieft tegen niemand dat ik gehuild heb en niet sterk was.’

Intussen in België. Op de persen rolde de nieuwe editie van het Vlaamse weekblad De Post. Niemand wist hier wat zich net in het Witte Huis afgespeeld had. De story van De Post ging dan ook niet over de president van Amerika, maar over Louis Luypaerts. ‘En toen stond hij op uit het graf’, zo opende het blad. Een verhaal over een man die 101 dagen in een graf onder de grond gelegen had.

Louis Luypaerts was een ex-mijnwerker. Dertig jaar had hij in de mijn van Houthalen gewerkt, tot zijn dokter hem met pensioen stuurde. Hij werd nachtwaker in een fabriek. Elke nacht las hij daar de krant. Van voren naar achteren en terug. Toen die gelezen was, liep hij tegen de muren op. ‘Op een nacht had ik vreemde gedachten’, zei hij ooit tegen een journalist. ‘Verdomme, wat zit ik hier te doen? Stommerik. Onnozelaar… Ik heb mijn kloten afgewrongen en nu zit ik hier nog. Toen kwam ik op dat idee.’

Hij wou zo graag eens een figurant worden in het wereldnieuws, ergens tussen Nixon en Petit staan. ‘Alleen: hoe moest ik dat tegen die van ons vertellen? Het kon zijn dat ze zo verschoot en nooit meer rechtstond.’

De volgende ochtend zei hij tegen zijn vrouw: ‘Zet u neer. Er wordt een gat gegraven, kist erin, ik in de kist, deksel erop, zand erover… Het wordt niet gevaarlijk.’

‘Natuurlijk kon mijn moeder er niet mee lachen’, zegt Louis’ dochter Brigitta als ik haar opzoek. ‘Ze was al blij dat hij veilig en wel uit de mijnen geraakt was. En nu dit. Maar zo was mijn vader: als hij een plan had, kon niemand hem op andere ideeën brengen.’

Luypaerts besefte dat hij zijn stunt niet alleen kon uitvoeren. Hij sprak zijn drie beste vrienden aan. Ook zij verklaarden hem eerst zot, maar draaiden daarna bij. ‘Ik herinner me nog heel goed de vergaderingen met zijn vrienden’, zegt Brigitta. ‘Zij zaten in de living met de deur op slot. “We zijn met zaken bezig”, zei mijn vader, “dan mag je ons niet storen.”‘

Op een late lentedag stapte Louis Luypaerts, onder massale belangstelling, in een kist: 1,98 meter lang, 87 cm breed en 65cm hoog.

‘Ofwel gaat hij kapot ofwel wordt hij zot’, riep iemand. Louis gaf zijn vrouw een kus en een belofte: ‘Als ik hier uitkom, gaan we dansen.’

De kist en Louis verdwenen in de natte grond, vier meter diep. Aan zijn hoofdeinde kwam een koker.

Dag en nacht bewaakten zijn vrienden het graf. Elke namiddag stonden er honderden mensen in de rij. In ruil voor twintig frank mocht iedereen een paar seconden door de koker kijken en een vraag stellen. De meesten stelden dezelfde vraag: ‘Hoe is ’t, Louis?’

‘Goed’, antwoordde Louis dan elke keer. Al was dat soms ook een leugen.

Een Hollander vroeg: ”En hoe gaat het met het potje, Louis?’

‘Niet te veel snoepen’, antwoordde Louis. ‘Dan valt het wel mee. De rest ligt op een pan en dat halen ze naar boven.’

Niet iedereen stelde een vraag, sommigen gooiden iets door de koker. Een jong koppel zei: ‘Dit is onze huwelijksreis. Jij bent onze bestemming, Louis. We hebben een cadeau voor u.’

‘Bedankt voor het trouwboeket’, riep Louis.

De pastoor zei: ‘Ik heb voor u het Oude Testament meegebracht, Louis. Lees dat maar eens.’

En de postbode: ‘Er is weer veel post voor u, Louis. Uit Amerika en de Filipijnen. De hele wereld praat over u.’

De zomer van ’74 werd de zomer van Louis Luypaerts. Hij kreeg een dagelijkse radiorubriek ‘De Mol Van Hechtel’ op Hilversum. Paris Match bood hem veel geld voor zijn exclusieve verhaal. ‘Maar dat weigerde hij’, zegt Brigitta. ‘Mijn vader was een heel correct man. Hij vond dat alle journalisten evenveel kansen moesten krijgen. Hij heeft wel problemen gehad met een Nederlandse cameraploeg. Die lieten een hete televisiespot zakken in de koker. Even ontstond er brand in zijn kist.’

Het was allemaal breaking news in de zomer van ’74. Louis was de eerste Gewone Man die echt wereldberoemd werd. ‘Dat lokte veel jaloezie uit’, zegt Brigitta. ‘Op school werden wij door sommigen gepest. Op een bepaald moment hebben we zelfs bedreigingen gekregen: ze zouden ons ontvoeren. Maanden kregen we dan politiebescherming. Voor mijn moeder was het zeker geen gemakkelijke periode.’

Na 101 dagen werd Louis weer opgegraven. België was apetrots. In heel Hechtel-Eksel stonden borden: ‘Hoera! We zijn kampioen levend grafliggen!’ Duizenden mensen verzamelden zich die avond rond zijn graf.

Maar het opgraven verliep moeizaam: de grond rond het graf was hard geworden. Na vijf uur graven, werd Louis dan toch bevrijd. Enorm gejuich, overal. ‘Woeste taferelen rond het graf van Louis’, schreven de journalisten. ‘Wat zich hier afspeelde, is met geen pen te beschrijven. Iedereen wilde een glimp opvangen van de levende grafligger. Deuren werden opengebroken, weilanden vertrappeld.’

Maar Louis kwam zijn belofte na: tussen duizenden mensen danste hij eerst met zijn grote liefde. Na de wals, werd hij van het publiek. Even dreigde hij zelfs verstikt te worden door de massa. De politie moest Louis uiteindelijk evacueren. Zijn moeder werd weggedragen op een brancard. Te veel emotie. Die nacht eindigde laat, maar toepasselijk: op de tonen van Zwarte Lola en Dolle Mina.

Twee dagen later, 9 augustus 1974. Het regende in België. En ook een beetje in het Witte Huis. Nixon nam afscheid van zijn medewerkers. Voor de laatste keer stapte hij naar het spreekgestoelte. Zonder notities. Iedereen verwachtte een korte afscheidsspeech, maar het liep anders.

De president sprak over zijn vader, die een citroenkwekerij had. ‘De armste in Californië. Hij verkocht het land voor ze er olie in vonden. Toen werd hij kruidenier.’ En over zijn moeder. ‘Niemand zal ooit een boek over haar schrijven, maar ze was een heilige. Twee kinderen heeft ze verloren aan tuberculose.’

Maar hij had het vooral over zichzelf: de jongen van bescheiden afkomst die een droom had. Hij haalde er de biografie van Theodore Roosevelt bij. Iemand die ook ooit een droom had: trouwen met zijn geliefde. Toen die al heel vroeg stierf, dacht hij dat alles voorbij was. Maar het moest nog beginnen: later werd hij nog president. ‘Denk er altijd om,’ zei Nixon, ‘anderen kunnen je misschien haten – maar diegenen die je haten, winnen niet tenzij je hen zelf ook haat. En dan vernietig je jezelf.’

De wereld wreef zich, niet de eerste keer die augustusdagen, de ogen uit. Die oude, sluwe Dick had het weer ’s geflikt. Hij die anders altijd zo graag vloekte en tierde. Hij die vol paranoia en argwaan zat, alle vieze trucs als geen ander beheerste. Uitgerekend die man stond daar nu met tranen in de ogen. Net voor Nixon in de helikopter stapte, maakte hij het V-teken: alsof hij de oorlog gewonnen had. Oliver Atkins drukte een laatste keer op de knop van zijn fototoestel. En de president verdween in de lucht.

Een paar uur later werd in New York koorddanser Philippe Petit vrijgelaten. Zijn lief en de rest van de Bende wachtten hem op. Maar hij liet hen wachten, zei dat hij nog interviews moest doen. In werkelijkheid bedroog hij hen met een wildvreemde groupie. ‘Philippe had die 7e augustus van de roem geproefd’, zei zijn ex-vriendin later. ‘Dat heeft hem voorgoed veranderd.’

Veertig jaar later woont Philippe Petit nog altijd in New York. Hij is nooit meer teruggekeerd naar Nemours. Hij brak ook met de Bende van het WTC en zijn lief. Het jongensboek werd nogal brutaal dichtgeklapt. De droom was voorbij, net als zijn jeugd.

Petit geeft nu lezingen over creativiteit in The Big Apple. Zijn tour de force van toen verdween in de vergetelheid. Tot op 9/11 die torens in elkaar stortten en hij een kind verloor. Hij schreef een boek over die 7e augustus: To Reach the Clouds. Er kwam ook een prachtige documentaire: Man on Wire. Sindsdien staat de koorddansact bekend als The Artistic Crime of The Century.

Maar zelfs veertig jaar later heeft Petit nog altijd geen antwoord gegeven op die ene vraag: ‘Waarom?’

In Man On Wire vertelt hij wel over een droom die hij had, de nacht voor de Coup. Hij was zijn doodskist aan het dichttimmeren. ‘Ik wist dat de werkelijkheid me fataal kon worden.’

Ook Louis Luypaerts leerde na die 7e augustus leven met de werkelijkheid. ‘Dat jaar heeft hij nog geprobeerd om het record paalzitten te verbreken’, zegt Brigitta. ‘Hij is er ontzettend dichtbij geweest. Het volk stond al klaar om Louis te vieren. De fanfare speelde. Maar een uur voor de finish viel hij duizelig van de paal. “Die fanfare heeft mij van mijn paal geblazen”, zei hij later weleens.’

De grote roem van Luypaerts was voorbij. Hoewel. Elke keer als iemand hem aansprak over de zomer van ’74, gloeide hij van trots. En wanneer journalisten hem vroegen of hij er nu rijk van geworden was, antwoordde hij: ‘Rijk niet, wel rijp.’

Hij had eruit geleerd dat hij geen nummer wou zijn in de maatschappij. Hij nam zijn kinderen mee op verre reizen naar het Midden-Oosten. En bleef tot het einde van zijn bestaan groots dromen, uit principe. Brigitta: ‘Hij wou de oceaan oversteken op koeienvellen, samen met Fons Oerlemans. Mijn moeder heeft toen gezegd: “Het is welletjes geweest.” Maar ook dat was mijn vader: hij was nergens bang van, ook niet van de dood. “Nooit wil ik in een graf begraven worden”, zei hij. “Ik weet hoe eenzaam het daar is.” Hij wilde gecremeerd worden, net als zijn liefde. “Steek ons allebei maar in de oven”, zei hij dan.’

Tot Louis’ vrouw in 2000 totaal onverwachts overleed aan een hersenbloeding. ‘Hij was er kapot van. De dokters vroegen of ze de beademing mochten stoppen, maar die beslissing wilde hij niet nemen. Net zomin als hij haar naar de oven kon brengen. We hebben haar dan maar in een graf laten begraven. Toen is het heel snel bergaf gegaan met mijn vader. Hij was nog maar zeventig, maar liet zich hangen.’ Een schim van die trotse, sterke avonturier die de wereld aankon. ‘Drie maanden later is hij zelf gestorven. Eigenlijk hebben we nooit geweten waaraan. Of toch: hij is doodgegaan aan verdriet.’

Louis Luypaerts ligt nu op het kerkhof van zijn Hechtel-Eksel, vlak bij de plaats waar hij ooit levend begraven lag. In hetzelfde graf als zijn grote liefde, zij waar hij ooit zo mooi mee danste. Zijn dochters gaan hem nog altijd een paar keer per maand bezoeken. Zonder de rest van de wereld, deze keer.

‘Ik denk nog vaak aan onze pa’, zegt Brigitta. ‘Hij heeft me zo veel geleerd. Een paar jaar geleden lag ik zelf op sterven. Ik had al afscheid genomen van mijn man en kinderen.’

Toen moest Brigitta denken aan die onvergetelijke zomer, aan de dag voor de regen viel: toen haar vader tussen het wereldnieuws stond, tussen Nixon en Petit. ‘Dat heeft mij erdoor geholpen. Veel mensen vonden die stunt destijds heel bizar. Maar eigenlijk was hij dat niet. Mijn vader wou aan iedereen tonen hoe sterk mensen kunnen zijn, zeker in noodsituaties.’

P.S.

Nog eens naar die drie foto’s uit 1974 gekeken. Naar de dromen van Petit, Nixon en Luypaerts. De foto’s zijn allemaal zwart-wit. Of vergeeld. Story’s uit een ver verleden.

Dat lijkt alleen maar zo. Paul Auster, een van de grote auteurs van deze tijd, stond die 7e augustus ook op de vloer van New York. Later, na 9/11, schreef hij er soms over. Die ochtend had hij geleerd hoever sommige mensen willen gaan om hun dromen na te jagen.

Hij noemde de koorddansact van Petit ‘een daad van onuitwisbare schoonheid’. Maar net zo goed ‘een daad van waanzin’. ‘Waarom zou je je leven op het spel zetten voor iets wat in feite volstrekt zinloos is? Een betekenisloos gebaar? Het was zo ongeloofwaardig, zo volkomen krankjorum, zo ontdaan van alles wat je normaal gesproken van een mens zou verwachten, dat iets in me knapte.’

De zomer van 2014 lijkt een beetje op die van 1974.

DOOR STIJN TORMANS, COLLAGES SASKIA VANDERSTICHELE

Wat er die 7e augustus in het Witte Huis gebeurde, was waanzin. Zijn medewerkers vreesden die dag dat Nixon weleens domme dingen zou kunnen doen. Zelfmoord, of erger.

Ze was bijna dood. Toen moest ze denken aan die onvergetelijke zomer van ’74. Toen haar vader tussen het wereldnieuws stond, tussen Nixon en Petit.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content