In Afghanistan lijkt de oorlog aan zijn laatste stuiptrekkingen toe, nu vooral is er geld vandoen om het land weer leefbaar te maken.

MIDDEN JUNI voerden vliegtuigen van Oezbeken-generaal Dostan weer een aanval uit op de Afghaanse hoofdstad Kaboel. Ze wilden het ministerie van Defensie bombarderen maar troffen een huis in de wijk ernaast. Er vielen twee doden, een pasgetrouwd paar dat net terug was uit de kampen van Peshawar in Pakistan, en enkele gewonden. Het was het eerste bombardement op Kaboel sinds een drietal maanden, en meteen het startschot voor hernieuwde gevechten in het noorden tussen de troepen van de noordelijke generaal Dostan en die van president Rabbani en zijn regering.

Over de bedoeling van die gevechten, en de betekenis van het gekozen moment, tasten alle waarnemers trouwens in het duister. Want Afghanistan is eigenlijk vrij rustig geweest, de afgelopen maanden. Dat was toch de boodschap van de heren Grégoire de Brancovan, van het VN-departement Humanitarian Affairs in New York, en Martin Barber, de koördinator van de programma’s van dat departement in Kaboel. Die kwamen, gewapend met informatie en brochures, de donorlanden voor Afghanistan onder druk zetten. Want de oorlog is uit de belangstelling verdwenen, en donorlanden willen dan al eens minder geld beginnen geven, net als dat nodig is voor de grote opruiming en de wederopbouw van zo’n land.

Buiten Afrika is Afghanistan het armste land ter wereld, volgens de cijfers van Martin Barber. Het wàs al straatarm en extreem onderontwikkeld, en wat er al was, werd in meer dan zestien jaar oorlog volledig vernield. Eén kind op vijf sterft er vóór vijf jaar, dat is een van de slechtste cijfers te wereld. Het onderwijssysteem is totaal verwoest. Het land zit met verscheidene, opeenvolgdende “lost generations”, jonge mannen die geen enkele andere opleiding genoten dan schieten in de bergen, geen kultuur hebben buiten die van de Kalashnikov (over meisjes hebben de cijfers het niet : die gingen toch al nooit naar school maar vooral, zegt Barber, die zijn niet zo gevaarlijk voor het land).

Toch kwamen beide heren veel meer de nadruk leggen op wat er sinds de terugtrekking van de Sovjet-troepen al gerealizeerd kon worden. Op het gebied van het mijnen ruimen, bijvoorbeeld : in 1990 werd er een ontmijningsprogramma gestart, met hoogste prioriteit, voor 120 vierkante kilometer mijnenvelden. Daarvan is de helft nu ontmijnd. Of in verband met de vluchtelingen : “Men beseft te weinig dat, zelfs als er in Kaboel gevochten wordt, het land daarbuiten voor 95 procent kalm is. ” Er waren bij de zes miljoen vluchtelingen, verspreid over kampen in Iran en Pakistan : daarvan zijn er al drie miljoen terug naar hun dorpen gegaan. Met sukses, zegt Barber : in die dorpen zijn al heel wat irrigatiesystemen hersteld, schooltjes weer opgebouwd, klinieken geopend.

KABOEL.

Zodat de urgentieprogramma’s zich nu al op de hoofdstad beginnen toespitsen. Maar de boodschap aan de donorlanden, die afgeschrikt worden door het politieke geweld daar, moet zijn dat nu het moment is om te helpen. De politieke problemen zijn niet allemaal opgelost, maar de wederopbouw van het land zelf zal die helpen oplossen. “Het één brengt het ander mee. “

Het feit dat het eigenlijk goed gaat, trekt de aandacht op resterende problemen en gevaarlijke punten. Midden maart is er in en rond Kaboel zo hard gevochten dat het zelfs voor Afghanistan merkwaardig overkwam. Het resultaat daarvan was dat de oppositietroepen rond de stad nu zover teruggeslagen zijn, dat ze met hun raketten Kaboel niet meer kunnen raken, en dat de stad eindelijk onder één enkele militaire kontrole staat. (De vliegtuigen van Dostan lijken dat te bevestigen.) Maar omdat het nu ook in Kaboel relatief rustig lijkt, zijn de vluchtelingen massaal beginnen terugkeren. In één week in mei zijn er 20.000 gearriveerd. En omdat ze ongeduldig zijn en niet op een teken van de ontmijners willen wachten, zijn er in één week in april ook driehonderd op mijnen gelopen.

Daarbij ligt de stad natuurlijk in puin. De waterleiding is kapot, minder dan twintig procent van de mensen heeft drinkwater. Men boort putten, maar de verontreiniging is zo algemeen dat het putwater gechloreerd moet worden.

Dat geldt voor Kaboel, dat grotendeels in puin ligt en moet wederopgebouwd worden, maar ook de andere, minder getroffen steden verkeren in moeilijkheden. Omdat de vluchtelingen terugkomen en aangemoedigd worden om terug te komen , is hun bevolking met drie vermenigvuldigd, en blijven hun openbare diensten, voor zover die bestaan, hopeloos achter. Unicef probeert daar basisvoorzieningen op te bouwen maar het gros van de vluchtelingen moet nog komen, en wordt eerstdaags verwacht

Er zijn twee soorten vluchtelingen : in en buiten Afghanistan. Een goede driehonderdduizend zitten in Afghanistan in kampen bijeen, in de woestijn. Een deel daarvan zal daar wel blijven, een ander deel zal nieuwe dorpen bouwen, maar de rest ? De rest zal naar de steden trekken.

En buiten Afghanistan, in Iran en Pakistan, zitten er nog drie miljoen. Een groot deel van hen wordt terug verwacht, ook al omdat hun twee gastlanden ze kwijt willen. “De Sovjets zijn toch al lang weg ? ” Zo worden in Iran de mogelijkheden om te werken beperkt, en in Pakistan zijn UNHCR en UNDP bezig met het elimineren van het automatische recht op maandelijkse voedselpaketten.

Daarom, omdat ze massaal zullen terugkomen, en omdat dat ook een manier is om de oorlog te helpen stoppen, waren Barber en Brancovan even in Europa, om de donors ervan te overtuigen dat hulp en géén oorlog in Afghanistan uiteindelijk minder kost dan oorlog en nog meer hulp achteraf.

S.V.E.

De vluchtelingen gaan terugkomen uit Pakistan.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content