Koen Meulenaere

Paard

Koen Meulenaere Van 1991 tot 2012 de satiricus van Knack

Alexander De Croo kijkt sowieso alsof hij een groot geheim verbergt, maar wie zijn paard Kronos noemt, tart de goden.

Wie noemt zijn paard Kronos? Lugano, Nijinski, Red Rum, Tiperary Tim, Devon Loch, Bles… Allemaal klinkende paardennamen. Maar Kronos? Dat is erom vragen. Kronos was de aanvoerder van de Titanen. Zoon van Ouranos, die al zijn andere telgen uit jaloezie in de afgrond had gegooid maar bij deze de aandacht wat had laten verslappen. Dat werd hem al snel fataal, want op verzoek van zijn moeder Gaea castreerde Kronos zijn vader, huwde vervolgens met zijn zuster Rheia, en at alle vijf zijn eigen kinderen op.

Het kan zijn dat ze dit in groot-Brakel normaal vinden, maar wij zeggen luid en klaar: ‘Halt! Dit gaat te ver.’ Alexander De Croo kijkt sowieso alsof hij een groot geheim verbergt, maar wie zijn paard Kronos noemt, tart de goden. Hij had beter de stekker uit zijn paard getrokken dan uit de regering Leterme.

Die ommegang van Michelbeke is gevaarlijker dan Parijs-Dakar. Wij nemen opnieuw een duik in het Knack-archief van Reginald Elskens. Dat is leerrijk én gemakkelijk, toevallig het levensmotto van uw dienaar. En zo stuiten we op een interview met Herman De Croo uit Knack van 6 juli 1994, afgenomen door Piet Piryns, met als kop: ‘Gemeenteverkiezingen in het Hertogdom Brakel.’

Inleiding: ‘Wielertoeristen beklimmen er de Berendries. Literatuurliefhebbers gaan er op zoek naar Maria Speermalie. In de verte knort een hangbuikzwijn. We zijn in het dorp van Herman De Croo.’

Nu de eerste alinea: ‘De stalknecht heeft Fleur keurig geborsteld. Ze heeft blauwe strikjes in haar manen. En ook de voorzitter van de Sint-Sebastiaan Ruitervereniging ziet er patent uit, met zijn glimmende rijlaarzen en onberispelijk colbertje. “Stil maar, meiske. Ja, ze is een beetje zenuwachtig.” Herman De Croo maakt zich op voor de jaarlijkse ommegang door Michelbeke. Snuivend en hinnikend wachten die van Sint-Sebastiaan het vertrek van de stoet af op het kerkhof. Pal naast de kerk ligt het familiegraf van de De Croos. De senator wijst, van op zijn paard, op de gebeitelde inscriptie: Herman De Croo (1937- ). “Een mens moet nederig zijn.” Hij vertelt over zijn grootvader en zijn overgrootvader, die allebei te paard verongelukt zijn: “Er is nog hoop voor mijn tegenstanders binnen de VLD.” En dan strompelt een stramme Don Camillo, met een stola om zijn nek en een relikwie in de hand, naar voren: “Heer God, wij vragen u bescherming op onze ommegang zoals op onze levenstocht.” 170 paarden worden gezegend, en iedere ruiter wordt beloond met vijf consumptiebonnen.’

Er zijn mensen die beweren dat een blad als Knack geen nut heeft. Dat mag dan voorgoed weerlegd zijn. Wie vijftien jaar vóór het drama van vorige week al wijst op de noodzaak om bij waaghalzerij als de ommegang van Michelbeke bescherming van hogere machten te vragen, wordt beter wat ernstiger genomen. Herman De Croo geeft zelf goede raad aan de verslaggever: ‘Piryns, in het leven moet je voor twee dingen opletten: het achterste van een paard en het voorste van een vrouw.’

Daarna gaat het artikel over de politiek, en ook daar is de voorspellende waarde opmerkelijk. De Croo: ‘In 1977 had de CVP hier in Michelbeke tien zetels, wij negen en de SP drie. Ik heb toen aan Wilfried Tortelboom van de SP gezegd: gij moogt burgemeester worden. Ah ja. Ge moet niet altijd en overal de eerste willen zijn, want dan staat ge met lege handen. Als Guy Verhofstadt in 1991 niet zo ambitieus was geweest en Willy Claes het premierschap had aangeboden, zaten wij nu in de regering. Dan was die krankzinnige staatshervorming er nooit gekomen, en hadden we van ons Brabants trekpaard nooit meer iets vernomen.’
Twintig jaar eerder had Piet De Croo al eens geïnterviewd voor Humo, samen met Herman De Coninck. Daarin kondigde De Croo zijn afscheid van de politiek aan. In 1975! En hij voegde eraan toe: ‘Ik ga een rooman maken.’

Piet en Herman, beiden goed bekend met het Brakelse bier Roman, keken niet weinig op: ‘Gaat u bier brouwen?’
‘Nee,’ sprak De Croo, ‘ik ga een rooman skrijven. Een boek.’
Dat bekoelde het enthousiasme van zijn interviewers. ‘En wat voor rooman wordt dat dan?’ vroeg Piet meer uit beleefdheid dan uit interesse.

‘Een humoorische rooman. Om te lachen.’

‘Aha. En hebt u al een titel, om te lachen?’

‘Ja. De rolskaatsen van Aristoteles.’

In dát interview stak vader De Croo ook de loftrompet over zijn zoon Alexander: ‘Anderhalf jaar en hij kan al lezen. Dat manneke gaat het ver brengen.’

Dat manneke zou beter eens informeren hoe enkele van zijn voorvaders aan hun einde zijn gekomen. Hij kan het lezen in Knack. En in het vervolg nooit meer op pad zonder de zegen van de katholieken, die les heeft hij nu in korte tijd twee keer gekregen.

Koen Meulenaere

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content