Patrick Martens

Uit de loopgraven

Vakbonden en werkgeversorganisaties staan nog maar eens met getrokken messen tegenover elkaar.

In het kader van zijn informatieopdracht ontmoet Bart De Wever (N-VA) ook de werkgeversorganisaties en vakbonden. Ze leggen hem even uiteenlopende als tegengestelde sociaaleconomische agenda’s voor.

Tot voor kort heette het nog dat de sociale partners in de afgelopen drie jaar een uiterst belangrijke – en volgens sommigen zelfs de enige – factor van stabiliteit zijn geweest in de pogingen om het land door een zware crisis te loodsen. Maar sinds de verkiezingen van 13 juni zitten ze elkaar weer flink in de haren. Het brugpensioen, het tijdskrediet, de loonlasten, de arbeidstijd, de index: over zowat alle thema’s van hun gezamenlijke overlegagenda hebben ze andere ideeën. Nochtans wordt van hen verwacht dat ze na de zomer een consensus bereiken over de welvaartsvastheid van de sociale uikeringen, en tegen het einde van het jaar moet er een nieuw centraal loonakkoord voor de periode 2011-2012 zijn.

De huidige schermutselingen tussen vakbonden en werkgeversorganisaties doen sterk terugdenken aan vijf jaar geleden. Ook toen werden verschillende dossiers – loonmatiging, de eindeloopbaan en de financiering van de sociale zekerheid (lees ook: de vergrijzing) – op een hoop gegooid. En ook toen vochten de sociale partners via de media een harde stellingenoorlog uit. Die mondde uit in mislukte onderhandelingen, eerst over een centraal loonakkoord voor 2005-2006 (dat werd afgeschoten door een in die periode stuurloos ABVV) en vervolgens over het Generatiepact (dat finaal door de regering werd beslist).

Om hun relevantie in het klassieke overlegsysteem in ons land niet helemaal te verliezen, werden de relaties nadien opnieuw verbeterd. Zo werden de loononderhandelingen voor 2007-2008 wél positief afgerond, en kwam er ook een regeling voor de werknemersvertegenwoordiging in kleinere ondernemingen uit de bus. Maar toen eind 2008 de bankencrisis in volle hevigheid toesloeg, moest de regering-Leterme I eerst met een herstelplan (en heel veel geld) op de proppen komen, en een externe bemiddelaar op pad sturen om een akkoord over onder meer een bescheiden nettoloonsverhoging in 2009-2010 mogelijk te maken.

Rond andere cruciale thema’s voor een dynamischer arbeidsmarktbeleid, zoals een eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden, raken de knopen maar niet doorgehakt.

Diverse evoluties hebben een grote invloed op het sociale overleg. De economische globalisering en de scherpe internationale concurrentie wegen sterk door. De werkgeversorganisaties stellen zich ook veel offensiever op en laten de rol van eisende partij niet meer over aan de vakbonden alleen. Bovendien is de regering een vaste derde partij aan tafel geworden om akkoorden financieel te smeren.

Door de lamentabele toestand van de overheidsfinanciën zit dat laatste er voor de komende sociale overlegrondes niet of nauwelijks in. Dat gegeven en ook de onzekerheid over de uitkomst van een nieuwe staatshervorming zijn extra redenen voor de scherpte waarmee vakbonden en werkgeversorganisaties tijdens de regeringsvorming uit de hoek komen. Maar als ze echt een betekenisvolle rol willen blijven spelen voor een sociaaleconomisch beleid dat effectief meer mensen aan het werk zet en langer aan het werk houdt, zullen ze snel uit hun loopgraven moeten komen.

Patrick Martens

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content