Hubert van Humbeeck

Syrië plaatst Barack Obama tussen pest en cholera

De militaire chefs van de belangrijkste Westerse landen en enkele van hun Arabische bondgenoten werden het dus eens. Een internationale reactie op de gifgasaanval op enkele buitenwijken van Damascus mag niet uitblijven, maar ze zal worden beperkt tot een reeks van goed gemikte raketten. Over een verder doorgedreven interventie geraakten ze het niet eens.

De Amerikaanse president Barack Obama reed zich een jaar geleden vast, toen hij zei dat de Syrische president Bashar Al-Assad met het gebruik van chemische wapens een rode lijn zou overschrijden. Bondgenoten zoals Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk dringen er al langer op aan dat de opstand tegen Assad nadrukkelijker wordt gesteund. Nu lijkt ook Washington ervan overtuigd dat er geen andere weg is. De afschuwelijke beelden van dode en stervende kinderen laten de president ook weinig keuze. Zondag hield buitenlandminister John Kerry een krakende toespraak, waarin hij er geen twijfel over liet bestaan dat de Amerikanen er zeker van zijn van de gasgranaten door het Syrische regeringsleger werden afgeschoten. Bewijzen daarvan werden nog niet op tafel gelegd – en dat voedt alsnog de twijfel. Iedereen weet nog dat de VS in 2003 met bewijzen knoeiden om een oorlog tegen Saddam Hoessein en Irak te rechtvaardigen.

Het is nu afwachten hoe de politieke leiders het advies van de militairen vertalen, en hoever de interventie straks precies reikt. De Amerikanen zijn hoe dan ook beducht voor een langdurig engagement: dat is te duur en de publieke opinie heeft geen zin in nog een oorlog in het Midden-Oosten. De opeenvolging van Westerse militaire operaties in Irak, Afghanistan en Libië stemmen ook weinig hoopvol. De situatie is er voor de burgers in die landen achteraf ook nauwelijks op verbeterd. Terwijl de gevolgen voor het aanzien van het Westen in de hele Arabische wereld ronduit rampzalig zijn.

De afschuwelijke beelden van dode kinderen laten ook de Amerikaanse president Barack Obama weinig keuze

Hubert Van Humbeeck

Tegelijk is de kans klein dat een reeks beperkte raketaanvallen veel aan de situatie op het terrein veranderen. Ze boren allicht wel de kansen de grond in dat de geplande vredesconferentie de partijen dichter bij elkaar brengt. Dat zet niet alleen VN-diplomaat Lakhdar Brahimi voor schut, maar vooral de Russische buitenlandminister Sergei Lavrov die zich voor de top had geëngageerd. Daarmee wordt ook de kans kleiner dat het tot de oplossing komt, die Barack Obama al sinds het begin van de burgeroorlog in Syrië voorstaat: een Assad-regime zonder Assad. Met andere woorden, een deal tussen de mensen van Assad om hun president te laten vallen en in zee te gaan met de seculiere oppositie, tegen de moslimfundamentalisten die in het conflict de overhand dreigen te halen.

Omdat vorige militaire interventies in de Arabische wereld zo slecht afliepen, vergelijken Westerse strategen een eventuele internationale tussenkomst in Syrië liever met de operatie van de NAVO om Kosovo in de jaren negentig. Die situatie is misschien militair vergelijkbaar, maar in ieder geval niet politiek. De partijen in het conflict in de Balkan kon de wortel worden voorgehouden van een spoedig lidmaatschap van de Europese Unie, met de financiële steun die daaraan is verbonden voor de wederopbouw van kapot geschoten infrastructuur. In de Balkan waren alle partijen toen bekend, Washington, Londen en Parijs wisten toen precies wie het waar voor het zeggen had.

Dat is in Syrië niet het geval. De zwakheid van het Syrische verzet is dat het geen geloofwaardig alternatief naar voor kan schuiven. De kans is reëel dat Assad wordt opgevolgd door een groter kwaad. Assad wegbombarderen, is één zaak. Verhinderen dat een soort Al-Qaeda het in Damascus voor het zeggen krijgt en dat Libanon, Jordanië en Israël worden meegesleept in een grote regionale oorlog, is een andere. Het lijkt er zo sterk op dat Barack Obama op dit moment moet kiezen tussen pest en cholera.

Partner Content