‘Zeg, je gaat mij toch wel op de cover van Knack zetten? Belangwekkender dan de val van de regering: Jan Decorte wordt zestig!’ Een namiddag op café gezeten met een jarig theaterfenomeen. En gepraat over hoe je het land moet hervormen, hoe je Jean-Luc Dehaene goedgemutst krijgt, en hoe paters hun handen op de verkeerde plaats leggen.

‘Bedankt voor het interview, Jan.’

‘Geen dank. Ik word heel graag geïnterviewd: het maakt mij gelukkig. Ik kan dan veel vertellen over mezelf, maar tegelijkertijd mijn diepste geheimen verborgen houden. Ik ben eigenlijk een heel geniepig manneke. Het is alleen vreemd dat ik bijna nooit meer geïnterviewd word. De media willen mij sparen, denk ik. Ten onrechte, want ik spaar mezelf al de hele tijd. Ik heb een coïtus interruptus met de media.’ (lacht)

Vier uur eerder. Café Au Daringman, zijn officieuze domicilie in de buik van Brussel. De theatermaker en ex-parlementariër komt binnen. En wordt door het café begroet met ‘dag Jan!’ Decorte geeft iedereen een kus op de mond. Neemt plaats aan zijn vaste tafel en bestelt een witte wijn. Buiten draait de zon overuren, het regime lijkt in de fleur van zijn leven. Dat de natie in werkelijkheid aan het vergaan is, merken we niet eens.

Ik feliciteer hem met zijn zestigste verjaardag. ‘Merci’, antwoordt hij. ‘Ik word heel graag oud. Hoe ouder je wordt, hoe minder compromissen je hoeft te sluiten. Spijt? Nee, dat gevoel ken ik niet. (zingt voor het hele café)Noooooooon, je ne regreeeet-te rien. (stil plots) Misschien een paar details, maar niet de grote lijnen. Maar eigenlijk kijk ik zelden achterom.’

Alle interviews met jarige kunstenaars beginnen nochtans met een vraag over hun ongelukkige jeugd en de slechte relatie met hun vader. Het lijkt wel een voorwaarde om een goed kunstenaar te zijn.

JanDecorte: Onzin. Jan Fabre had bijvoorbeeld een heel goede relatie met zijn vader. Mijn pa was een nazi, zat bij de Vlaamse SS. Had hij vandaag nog geleefd, hij zou zeker voor de N-VA gestemd hebben. Maar met mijn moeder had ik wél een goede relatie. Ze was actrice. Dacht van zichzelf dat ze een groot tragédienne was, maar ze had een aangeboren komisch talent. In De collega’s speelde ze de rol van haar leven als madame Arabelle. Kort daarna is ze gestorven. Ik had haar ongelooflijk graag, maar ze had geen vat op mij. Niemand heeft ooit vat gehad op mij. Behalve Sigrid.

Toen ik de knipselmap doorbladerde, merkte ik dat u ooit nog filmregisseur geweest bent.

Decorte: In de jaren zeventig was dat. Een van mijn films is zelfs nog in het MoMA in New York vertoond. Maar ze werden allemaal afgekraakt, bij de beesten af . Ik herinner me een filmfestival in Rotterdam. Een volle zaal. De openingsgeneriek was nog niet afgelopen of er zat nog zes man. Dat kwetst. Ik heb nu gevraagd aan het Filmmuseum, waar ze bewaard worden, om die films nooit meer te vertonen. En toch. Anderen vonden ze dan weer schitterend. Dat is een constante door mijn leven. Ik word altijd rechtgehouden door die paar mensen die mij geniaal vinden.

Op Cobra.be staat er een reportage over uw beginperiode. U leek als regisseur enorm zelfverzekerd, wist heel goed wat u wou.

Decorte: Ik was een theaternerd. Een verschrikkelijk ventje, ook. Vooral tijdens repetities was ik een echte tiran. Ik creeërde drama’s en ruzies. Acteurs hebben iets met gezag. Ze vinden dat je voor hen God de vader moet zijn, dat jij moet zeggen wat ze moeten doen. Maar dat levert niets op. Niemand kan in andermans plaats denken. Vandaag doe ik net het omgekeerde: ik omarm hen, heb hen lief. En ik durf hen ook de waarheid te zeggen: dat ik ook soms onzeker ben en het niet meer weet.

Waarom maakt u theater?

Decorte: Ik heb een voortdurende behoefte om liefde te uiten. En dus ook om liefde terug te krijgen. Theater is een beetje nagemaakte liefde. Een van de kenmerken van mijn werk is dat we nooit slechte voorstellingen spelen. Maar soms moet het publiek er niets van hebben. ‘We speelden wel goed,’ zeggen we dan, ‘maar het viel dood.’ Wat wij doen, kan heel gemakkelijk op-gevat worden als iets moeilijks omdat het fysiek is. Terwijl…

… u mensen gewoon een leuke avond probeert te geven.

Decorte: Voilà.

Ik vind veel theater oersaai.

Decorte: Ik ook. Daarom ga ik nog maar zelden naar het theater. Want waarom zou je jezelf nu géén leuke avond toewensen? De Britse regisseur Edward Gordon Craig zei ooit: ‘The only good service you can give at English theatre is not to go.’ Hetzelfde kan gezegd worden van het Vlaamse theater. Toen Hugo De Greef het theatertijdschrift Etcetera oprichtte heb ik hem gezegd: ‘Maar man, waar ga jij een tijdschrift over maken? In Vlaanderen bestaat geen theater.’ Het is mijn kruis. Ik wil rijk en wereldberoemd worden, maar ik werk voor een medium dat al lang niet meer populair en actueel is. Al proberen wij dat er wel van te maken. Het publiek in België staat daar ook voor open. In Duitsland of op het Festival van Avignon, daar voeren ze voorstellingen op die wij twintig jaar geleden al niet meer durfden te brengen.

Voelt u zich miskend?

Decorte: Natuurlijk. Ik had allang de Nobelprijs moeten winnen! Anne Theresa De Keersmaeker is baron, Arno ridder en ik ben niets. In mijn politieke tijd was dat niet anders. Net na de Sint-Michielsakkoorden heeft Jean-Luc Dehaene 21 ministers van staat benoemd, en ik was daar niet bij. Een schande, want ik heb de doorslaggevende stem gegeven waardoor die staatshervorming kon doorgaan. Ik stond in de zogeheten koffiekamer van het parlement – wat eigenlijk een bar is – en mijn oude klasgenoot Marc Van Peel kwam naar me toe. ‘Jan, wilde gij niet blijven zitten in het parlement, dan kunnen we tenminste stemmen.’ ‘Zeker, Marc’, antwoordde ik. ‘Meer nog: ik ga “ja” stemmen. Uit overtuiging.’ Van Peels mond viel open. En hij direct naar Dehaene, die wat verder aan de bar stond. Jean-Luc was in één klap goedgemutst. Hij knikte vrolijk naar mij. En ik knikte vrolijk terug.

En het land was hervormd. Dat waren nog eens tijden.

Decorte: De week daarna zat ik in De zevende dag. ‘Hoeveel hebt u voor uw ja-stem gekregen?’ vroegen ze. ‘Vijftien miljoen’, antwoordde ik, voor de grap. Een paar dagen later kwam ik de Franstalige liberaal Daniel Ducarme tegen in het parlement. ‘Ik ga in het parlement een vraag stellen over die vijftien miljoen’, zei hij. ‘Doe maar,’ zei ik, ‘als gij u per se belachelijk wilt maken.’ Hij stapte naar het spreekgestoelte: ‘En wil de CD&V uitleg geven over de 15 miljoen die ze aan Decorte gegeven heeft?’ Hell breaks loose, natuurlijk, op alle banken. Twee dagen later werden er amendementen ingediend, ook door Ducarme. Ik onthield mij omdat ik dan het woord mocht nemen, iemand die ‘ja’ stemt, mag dat niet. ‘Collega’s,’ zei ik, ‘ik onthoud mij uit sympathie voor meneer Ducarme.’ ‘Dat is een belediging!’ riep Ducarme. Waarna parlementsvoorzitter Charles-Ferdinand Nothomb de legenda-rische woorden sprak: ‘Monsieur Ducarme, sympathie hebben voor iemand kan onmogelijk een belediging zijn.’

Erst kommt das Fressen, dann die Moral.

Decorte: Ik ben toen verschrikkelijk stom geweest. Ik had – zoals dat in de politiek de gewoonte is – een zetel moeten vragen in ruil voor mijn stem. Maar ik heb niets gevraagd. Ik mis de politiek nog altijd.

Het zijn straks misschien verkiezingen. Stel u kandidaat.

Decorte: Ik zou wel willen, het liefst bij de SP.A. Maar ze moeten mij niet meer. Ze vinden dat ik een pipo ben die niet te vertrouwen is. Terwijl ik nooit lieg. Als ik al mijn leugens moet onthouden… (lacht) Ik weet natuurlijk ook wel hoe het politieke spel in elkaar zit. Wat Eric Van Rompuy twee weken geleden zei over taalafspraken bij het toewijzen van sociale kavels in de Vlaamse Rand: dat is puur racisme en hij staat daar ook niet achter. Maar zo werkt het. Een fractie bereidt iets voor, kiest iemand uit om dat standpunt te verdedigen en de verdere consequenties zijn totaal onpersoonlijk. Ik had geen fractie, ik zei gewoon mijn gedacht. Ik ben niet bestuurbaar: dat is het probleem.

Misschien vinden ze u ook gewoon een rare vogel.

Decorte: De mensen zeggen: ‘Wat een rare kwasten zitten er toch in dat parlement.’ Ik, daarentegen, ben een voorstander van rare kwasten in het parlement. Zo stom als ze daar zijn, zo stom is ook de bevolking. Het omgekeerde geldt ook. Maar ik heb wel iets gerealiseerd in mijn tijd. Ik stond mee aan de basis van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding. En omdat ik dol ben op seks, heb ik me ingezet voor de aidsbestrijding. Alleen heb ik nooit een persconferentie gehouden om te zeggen wat ik allemaal gerealiseerd heb. Een groot verschil met de politici van vandaag, die constant idiote vragen zitten te stellen in het parlement om toch maar in de media te komen. Belachelijk. Een politicus moet geen vragen stellen, die moet op café zitten: om te luisteren naar mensen.

Alle problemen in het land lijken wel communautair. Dat moet toch steken bij u, als verstokte belgicist. Destijds hebt u zelfs nog ontslag genomen uit de Vlaamse Raad.

Decorte: Iedereen die toen verkozen was voor het federaal parlement, zat ook in de Vlaamse Raad. Het zogeheten ‘dubbele petje’. Maar ik wou helemaal niet in die Vlaamse Raad zitten. Net voor ik opstapte, heb ik TC Matic geciteerd: Putain, putain, c’est vâchement bien. Nous sommes quand mêmes tous des Européens. Voorzitter Luc Van den Brande was compleet de kluts kwijt. Ik zeg: ‘Meneer Van den Brande, dat is Frans. Dat wil zeggen dat ik mij een Europeaan voel.’ (lacht) Ik vind natuurlijk ook wel dat sommige zaken in dit land gefederaliseerd moeten worden. Maar ik huiver van partijen als de N-VA. Iedereen die terug wil naar een Vlaanderen op zich, is een beetje nazi.

De N-VA vergelijken met de nazi’s: dat is erover, Jan.

Decorte: Natuurlijk is dat erover. De N-VA is een democratische partij. En er zitten best sympathieke knullen in die partij. Toen ik Bart De Wever onlangs tegenkwam in de VRT-gangen, heb ik hem drie kussen gegeven. Had ik onthouden van mei 68: de beste manier om je vijanden te verslaan is door ze lief te hebben. Want ik blijf erbij: de N-VA is gevaarlijk. Zoals alle mensen die de realiteit loochenen. Stel aan elke Brusselaar de vraag: ‘Is Brussel de hoofdstad van Vlaanderen?’ Niemand, behalve misschien een paar sieg heilers, zal antwoorden: ‘Ja.’ Dat past ook helemaal niet in de emancipatie van Brussel, dat is weer zo’n verenging die de Vlamingen opdringen. Net zoals de verfransing van de Rand. Dat is niet tegen te houden. Of er nu een splitsing van B-H-V komt of niet. Ik ben al lang gewonnen voor een uitbreiding van Brussel. Ik vind dat ze dringend meer geld moeten sturen naar Brussel. Maar zie: er is geen enkele Vlaamse partij die dat idee verdedigt. Daarom wil niemand mij.

Brussel is zowat elke dag in het nieuws. Worden de problemen overdreven?

Decorte: Zeker niet. Ik woon hier al sinds mijn achttiende. Ik heb de stad ook erg zien veranderen. Lelijker zien worden. Ruwer, ook. Al mijn vrienden zijn hier al overvallen. Dat zijn natuurlijk de ziektes van een grote stad, maar toch. Anne Theresa De Keersmaeker had een bouwproject in Molenbeek. Ze vond zelfs geen aannemer: niemand wou er nog aan beginnen, want het materiaal werd voortdurend gestolen. Dat zijn toch ernstige dingen. En het zal niet verbeteren door met machotermen als zero tolerance te zwaaien, maar wel door aanwezig te blijven.

Stel dat u vandaag in het parlement zou zitten. Welk probleem zou u aanpakken?

Decorte: Armoede. Dat is echt de sleutel tot alles. Los armoede op en je lost alle problemen op: ondervoeding, aids, fundamentalisme…

U weet waarover u spreekt.

Decorte: Toen ik in 1991 de Toneelschrijfprijs won, vroegen journalisten mij: ‘Wat ga je met het geld doen?’ Ik antwoordde: ‘Brood kopen.’ En dat was de waarheid. Dat is pas veranderd toen ik in het parlement zat. Toen Sigrid mij de loonuittreksels liet zien, dacht ik: amai, dat is hier een goed betaald jobke. Let wel, ik vind niet dat politici te veel verdienen. Op een dag zei ik in de koffiekamer, die dus eigenlijk een bar is: ‘Geld interesseert me niet.’ Jef Ulburghs van Agalev hoorde dat en zei: ‘Hoezo, geld interesseert u niet? Dan is de politiek absoluut niets voor u.’ En hij had gelijk.

***

Op dat moment komt zijn eeuwige liefde, actrice Sigrid Vinks, de Daringman binnen. Ze gaat naast Decorte zitten.

Zij: ‘Je hebt toch alleen maar goeds gezegd over mij, Jan?’

Hij: ‘Nee. Dat ge een echte tang zijt, Sigrid . (lacht en dan, tegen mij) Zeg, ik sta volgende week toch wel op de cover van Knack? Ze gaan er toch niet wéér B-H-V op zetten? Allez Stijn, doe nu eens uw best. Belangwekkender dan de val van de regering: de zestigjarige Jan Decorte!’

Er is ook nog een bisschop die solliciteert voor de cover, Jan.

Decorte:(plots ernstig) Ik ben in mijn jeugdjaren ook mishandeld geweest door de paters. Ik ben weliswaar niet verkracht. Maar toch, samen in de tent: handen in de broek. Kusjes geven. Het was verkeerd! Ik wil een klacht indienen, maar ik weet niet bij wie. Ik wil die geschiedenis afsluiten. Het is trouwens niet toevallig dat al die getuigenissen nu boven water komen. De Kerk is, sinds Ratzinger, weer een stuk conservatiever geworden. Het is tijd voor de waarheid.

Ik dacht dat u weer gelovig was.

Decorte: Niet meer. Net na mijn periode in de politiek heb ik mij laten herdopen – de politiek had mij volledig gekraakt. Plots kreeg ik een hevig verlangen naar mijn kindertijd en het katholicisme. In die periode ben ik zelfs even godsdienstfanaticus geweest. Iedereen die aan de toog van de Archiduc zat, probeerde ik te bekeren tot God. Op een dag hebben ze mij daar buitengezet. Ik mag nu al elf jaar de Archiduc niet meer binnen.

Was dat in uw zotte periode?

Decorte: Welke? Ik heb wel meer zotte periodes gehad.

Hoe kon de politiek u zo kraken?

Decorte: Het voelt heel goed om verkozen te zijn. Het is zelfs een verslavend gevoel: kunnen zorgen voor 10 miljoen mensen. Waarom denk je dat al die politici zich zo weren? Het is toch geen toeval dat André Flahaut nu zijn gsm-nummer bekendgemaakt heeft opdat iedereen hem dag en nacht kan bellen. Ik zeg nu wel dat ik wil terugkeren, maar ik weet ook dat het een ongelooflijk harde wereld is. Terwijl: als kunstenaar acht ik mezelf een kwetsbaar mens.

Lijkt het parlement soms op theater?

Decorte: Nee, zeker niet. Dehaene zei mij ooit na een zitting: ‘Awel vriend, zo’n stuk kun jij niet schrijven, hè.’ Ik heb hem geantwoord: ‘Jean-Luc, met zulke slechte acteurs kun je sowieso geen theater maken.’ Omgekeerd vind ik dat mijn theater wel politiek is – zoals alle goede kunst politiek is, trouwens. Wat ik verschrikkelijk vind, zijn die zogenaamde geëngageerde voorstellingen. Met rap en city talk en zo. Theatermakers die de samenlevingsproblemen letterlijk op de scène proberen te brengen. Drie Marokkanen in een nachtwinkel. Dat zal wel vol goede bedoelingen zitten, maar het is vooral flauw en anekdotisch. En het is vandaag spijtig genoeg de regel. In de Beursschouwburg of op het Kunstenfestival kom je niet meer binnen als je geen Chinese of trans-Siberische kunstenaar bent met een houten poot en een oog uit. Terwijl ik vind dat een productie over alles moet gaan: liefde, lust, trots… Echt alles. Alleen zo kun je mensen het universele belang van de dingen laten inzien. Je kunt perfect over samenlevingsproblemen praten door Shakespeare op te voeren.

Theater trekt wel altijd hetzelfde soort mensen aan. Vlaams Belangkiezers zullen bijvoorbeeld nooit naar een Decorte komen kijken…

Vinks: Dat is waar. Omdat ze bij zichzelf geen verwondering en onzekerheid toelaten.

Decorte: Dat is onzin, Sigrid. Scheer die kiezers niet allemaal over dezelfde kam. Dat zijn allemaal mensen die denken: als ik een proteststem uitbreng, zal het helpen. Wel, wij kunnen die mensen helpen met ons theater. Omdat het gelaagd is en over alles gaat. Ze zouden – ik citeer u – een fijne avond kunnen beleven. Hetzelfde geldt voor kinderen. Ik ben dol op kinderen, maar ik haat kindertheater. Dat is nergens goed voor: noch voor de kinderen, noch voor de gescheiden vaders die zich in de zaal zitten te vervelen. Kinderen moet je meenemen naar volwassen voorstellingen. Onze vorige voorstelling, Wintervögelchen, hebben we ook voor kinderen gespeeld. Wel, die vonden dat fantastisch. Waarschijnlijk hebben ze er geen bal van begrepen. Maar dat is goed. Als er één boodschap is die je aan je kinderen moet meegeven, dan is het wel dat de wereld complex in elkaar zit.

Bedankt voor het interview.

Decorte: Hoezo is het interview al gedaan? Geen sprake van. We gaan door. Ik ben nu juist op dreef. Stel eens een vraag die u eigenlijk niet durft te stellen.

Waarom is iedereen zo bang van u?

Decorte: Dat weet ik niet. Dat is altijd al zo geweest. En terecht. Mijn probleem is dat ik te hevig ben. In alles wat ik doe. Ik ben te hevig geboren.

Vinks: Ik zal nooit de eerste keer vergeten dat we elkaar ontmoetten. In café Pallieter in Antwerpen. Hij kwam naar me toe en zei: ‘Gij zijt voor mij en ik ben er voor u.’ De dag daarna kreeg ik van hem een witte muis. Ik vond hem een aansteller, ik wou niets met hem te maken hebben.

Decorte: Het heeft twee jaar geduurd voordat ik haar duidelijk kon maken dat mijn bedoelingen correct waren.

Vinks: Natuurlijk is het niet altijd gemakkelijk om met hem te leven. Dat gaat soms heel ver. Ik heb mij vaak letterlijk moeten verwijderen op gevaar van eigen leven.

Decorte: Zeg het maar, Sigrid… Dat gaat tot het scherpen van de messen.

Vinks: Ik ben ook geen gemakkelijke, hoor. Dat is ook de reden waarom we geen kinderen hebben. Ik wou nochtans doodgraag kinderen, maar ik heb intuïtief altijd geweten dat Jan geen man was voor kinderen. Of iemand om een harmonieus gezinnetje mee te stichten. Als je een kind hebt en er gebeuren verschrikkelijke dingen, dan heeft dat sowieso gevolgen voor dat kind. En toch blijf ik hem nu al dertig jaar trouw. Omdat wat ik ervoor in de plaats krijg veel belangrijker is.

Decorte: Ik bewonder haar daar wel voor. Dankzij haar leef ik nog en voor haar sta ik op de planken. Ik droom er nochtans al lang van om met pensioen te gaan. Tot ik op een morgen weer opsta… Sigrid zet de computer aan en dan begin ik erop te tikken. Ik moet gewoon gehoorzamen aan mijn onderbewustzijn. Dan denk ik: nog even en het gaat komen…

Wat, Jan?

Decorte: Ah, ik zei het toch al: de Nobelprijs. (grijnst)

OP 22 MEI SPELEN JAN DECORTE, SIGRID VINKS EN CO. EEN FEESTELIJKE DERNIèRE

VAN BAKCHAI IN HET KAAITHEATER IN BRUSSEL. INFO OP WWW.KAAITHEATER.BE

DOOR STIJN TORMANS / FOTO’S DANNY WILLEMS

‘Ik heb Bart De Wever drie kussen gegeven. Je vijanden kun je alleen verslaan door ze lief te hebben.’

‘Ik ga nog maar zelden naar het theater. Waarom zou je jezelf nu géén leuke avond toewensen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content