Peter Vandeweerdt

KLASSIEK: Bozar is geen kerk (***)

Een krakende mis en een hyperkinetisch concerto.

De Hongaarse kroningsmis die de diep religieuze Franz Liszt in 1867 schreef was bedoeld om opgevoerd te worden in een galmende kathedraal. Ze was geschreven voor de kroning van keizer Franz-Joseph tot koning van Hongarije. Met andere woorden: om indruk te maken tussen de rituelen door. En dus niet om in één stuk opgevoerd te worden in de Henri Le Boeufzaal van Bozar. Eén keer een vijfenzeventigkoppig koor op volle sterkte unisono over je heen krijgen, dat heeft nog iets verrassends, maar drie keer achter elkaar, dan gaat het kraken in je oren.

Dat euvel had verholpen kunnen worden door een subtiele dosering, subtieler allicht dan de componist zelf heeft aangegeven. Dat gebeurde in Bozar helaas niet: de wat schelle klank van het Hongaars Nationaal Koor overstemde niet alleen met gemak de vier solisten, maar zelfs het orkest. Jammer, want die mis is best een boeiende en rijke compositie – bij momenten een voorafspiegeling van de imposante Missa da Requiem die Verdi zeven jaar later componeerde.

Maar dat was pas echt goed te horen tijdens het slot, het complexe Agnus Dei, waarin het koor wat gas mocht terugnemen. Hoe dan ook een pluim voor de puike prestatie van tenor István Horváth. Het Concerto voor orkest van Béla Bartok kan je bijna de nationale Hongaarse hymne noemen. Het is een van zijn meest aantrekkelijke grote werken, met een grote aanstekelijkheid, erg bekend. Alle instrumenten of instrumentengroepen vervullen achtereenvolgens een solorol.

Bovendien zou je het ook een concerto voor stemmingen kunnen noemen – somber, mysterieus, uitgelaten, plechtig,noem maar op – of een concerto voor stijlen – van de fuga tot de foxtrot. Allemaal volgen ze elkaar in hoog tempo op. De onmiskenbare eenheid die in deze compositie zit, heeft te maken met het feit dat al die kleuren en emoties op een meesterlijke manier tegen elkaar worden afgezet.

Niemand bracht dat met meer gevoel voor balans dan wijlen Georg Solti, ook Hongaar. Zijn versie met het Chicago Symphony Orchestra uit 1981 blijft wat ons betreft nog altijd de norm. Dirigent Zoltán Kocsis bracht er met het Nationaal Orkest van Hongarije een meer dan genietbare versie van, al was hij af en toe al te gehaast om de verschillende solopartijen en stemmingen aan elkaar te smeden.

Dat leverde paradoxaal genoeg soms net het tegenovergestelde effect op, dat van een bont patchwork. De grote boogstructuur die ook in de compositie zit, schoof wat op de achtergrond. Technisch zat het allemaal wel erg goed en de solisten mochten stuk voor stuk even hun stempel drukken – van de knabbelende hobo’s tot de uitsloverige piccolo. De halsbrekende laatste beweging werd schrikbarend snel genomen en met succes afgerond tot het bekende hyperkinetische slot.

Een interpretatie die dit werk eer aandoet, laat je bruisend van energie de zaal uitlopen. Wat ons betreft: missie geslaagd.

Peter Vandeweerdt

Gehoord in Bozar op 26/1: Het Hongaars Nationaal Koor & Orkest met de Kroningsmis van Franz Liszt en het Concerto voor Orkest van Béla Bartók.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content