Pieter Boussemaere

‘Wie het einde van de economische groei als doel heeft, vertraagt klimaatactie’

Pieter Boussemaere Auteur en docent klimaat en wereldgeschiedenis aan de VIVES Hogeschool

‘De politicus die pleit voor het einde van de economische groei en daarmee de verkiezingen wint, moet nog geboren worden’, schrijft Pieter Boussemaere.

De afgelopen week gaven verschillende klimaatactivisten waaronder Dirk Holemans en Anuna De Wever hun visie op de zogenaamde ‘degrowth’ of ‘ontgroei’-gedachte. Op zich een waardevolle oefening. Toch rammelt hun klassieke invulling op meerdere punten. Ze vertrekken dan ook vanuit het foute idee dat economische groei onverenigbaar zou zijn met een duurzame economie. Een idee dat de maatschappij al sinds het einde van de 18de eeuw in zijn greep houdt.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Grondstoffen

Laat me starten met het grondstoffenargument. “Duurzame mijnbouw bestaat niet”, zeggen ze. “Daardoor kan een koolstoftunnelvisie ontstaan waarbij we de klimaatramp gaan vervangen door de biodiversiteitscatastrofe. Als we alle bestaande auto’s vervangen door elektrische, is het game over voor onze stabiele en precaire biosfeer.”

Dit appelleert misschien aan het buikgevoel, toch klopt dit niet. In vergelijking met een business-as-usualscenario zal de energietransitie net voor minder waterverbruik, een kleiner landgebruik en een reductie van de totale mijnbouw zorgen.

Dat komt in de eerste plaats omdat in een fossielvrije wereld de enorme milieu-impact van de extractie van fossiele brandstoffen – open steenkoolmijnen bijvoorbeeld zijn gigántisch omdat ze onophoudelijk enorme hoeveelheden moeten aanleveren – zo goed als verdwijnt. De energietransitie doet de totale vraag naar grondstoffen dus niet stijgen, maar ze ontketent wel een verschuiving richting meer metalen en mineralen die men, in tegenstelling tot fossiele brandstoffen, maar één keer moet delven om ze daarna veelvuldig te hergebruiken. Sowieso is de impact op de biodiversiteit door de productie van onder meer zonnepanelen, windturbines en batterijen relatief klein.

De biodiversiteitscatastrofe wordt immers op de eerste plaats veroorzaakt door landinname voor onze voedselproductie. Andere belangrijke factoren zijn biomassa-extractie, urbanisatie, jacht en visvangst, de introductie van invasieve soorten en de klimaatopwarming.

Bovendien bestaan er allerlei oplossingen om de relatief geringe impact van de toekomstige mijnbouw verder in te perken door het openen van eigen mijnen met respect voor mens en milieu (de praktijk in Zweden), de introductie van nieuwe technologieën met minder impact (substitutie), hergebruik en recyclage.

Wat wel klopt, is dat we nog een lange weg af te leggen hebben. Volgens een Nederlands overheidsrapport loopt het circulaire beleid er zo’n vijftien jaar achter op het klimaatbeleid. Gelukkig hecht de befaamde Europese Green Deal veel belang aan de uitbouw van een circulair Europa. Dat verplicht (grote) Europese en niet-Europese bedrijven om de komende jaren steeds meer circulair te gaan denken en handelen.

Klimaat

Ten tweede is er de kijk op de reductie van broeikasgassen. Dat gaat inderdaad niet snel genoeg. Het is echter maar de vraag of een theoretische stabilisatie van de economische groei veel zoden aan de klimaatdijk brengt. De Amerikaanse econoom Anthony Patt verwijst daarbij naar de weinige computersimulaties die erin slaagden om de economische groei te stoppen, zonder daarbij op de werkgelegenheid in te hakken. Over een periode van dertig jaar leidde deze gewaagde ingreep – waarbij rijke regio’s een belangrijk deel van hun welvaart zouden afstaan aan armere regio’s – tot een CO2-reductie van amper 20 procent ten opzichte van een business-as-usual scenario. Dat is verre van voldoende als je voor ogen houdt dat de wereld al omstreeks 2050 CO2-neutraal moet draaien.

(Lees verder hieronder.)

In hoeverre zijn computermodellen betrouwbaar? Een antwoord kregen we tijdens het coronajaar 2020. Toen hobbelden we van de ene lockdown naar de andere. Vliegtuigen bleven aan de grond. Auto’s stonden stil. We kochten minder spullen en elke vorm van buitenshuis plezier en vertier droogde op. Kortom, we gingen massaal consuminderen. Dat resulteerde in een daling van de globale CO2-uitstoot met ongeveer 5% (tijdens het hoogtepunt van de lockdowns haalden we -17%), de grootste sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog.

Toch waren velen verrast door de relatief geringe klimaatimpact van de verschillende lockdowns op de uitstoot. Een impact die bovendien niet duurzaam is. Want om diezelfde uitstootreductie van 5% gewoon te behouden, zouden we elk jaar opnieuw een tijdelijke wereldwijde lockdown moeten organiseren. Het spreekt voor zich dat mensen daar niet voor staan te springen.

Vergeet ook niet dat de energietransitie nog maar net uit de startblokken is geschoten en dat daar nog tal van grote investeringen voor nodig zijn. Toch zien we nu al in vooral rijkere landen een absolute ontkoppeling tussen de economische groei en de uitstoot. Zo groeide de Amerikaanse economie tussen 2005 en 2021 met ongeveer 30 procent, terwijl de CO2-uitstoot in diezelfde periode daalde met 18,5 procent.

Fossiele brandstoffen zo efficiënt mogelijk door koolstofarme alternatieven vervangen, is zonder twijfel de snelste weg, ook in je eigen leven. Daarmee maak je het grootste klimaatverschil. Bovendien stuur je er de economie de goede kant mee op. Want een koolstofarme economie levert goederen en diensten die weinig tot geen broeikasgassen hebben uitgestoten. De uitstoot via de consumptie van goederen en diensten is in die zin een kip-eiprobleem dat vanzelf verdwijnt naarmate een economie koolstof­armer produceert. Vooral rijke mensen dragen hierin trouwens een grote verantwoordelijkheid. Zij hebben met voorsprong de grootste klimaatafdruk.

Praktische haalbaarheid

Het is me ten derde onduidelijk hoe de klassieke degrowth-gedachte op grote schaal mensen gaat overtuigen om vrijwillig afstand te doen van materiële welstand. De sociale wetenschappen bijten er nog steeds hun tanden op stuk. En tegen de tijd dat ze de code kraken, áls dat al kan, is het allang te laat.

Meer zelfs, de politicus die pleit voor het einde van de economische groei en daarmee de verkiezingen wint, moet nog geboren worden. Niet alleen is ‘degrowth’ een barslechte term die onnodige weerstand oproept en dus klimaatactie kan vertragen. De vraag naar producten is tevens de motor van de economie. En als iedereen op hetzelfde moment beslist om minder te consumeren, loert zoals gezegd het gevaar van een economische recessie, met werkloosheid en armoede tot gevolg. En dat maakt de herverkiezing van diezelfde politicus al helemaal onwaarschijnlijk.

Bovendien moeten we niet alleen de westerse wereld zien te overtuigen, ook de Chinezen moeten mee aan boord om een betekenisvolle reductie te bekomen. Het land staat met een dikke 30 procent van de mondiale CO2-uitstoot met stip op nummer één. Dat is meer dan de nummers 2, 3 en 4 opgeteld. En zelfs al hou je rekening met emissietranfers, dan nog stoot de gemiddelde Chinees evenveel CO2 uit als de gemiddelde Europeaan. Hoe je ook hen meetrekt in dit klassieke degrowth-discours, is me een raadsel.

Slotsom

Als conclusie wil ik benadrukken dat mijn argumentatie absoluut geen vrijbrief is voor een ongebreidelde consumptie. Het matigen van je consumptie is op zich een nobel idee, en tal van zaken binnen de ruimere ‘degrowth’ gedachte zijn waardevol en soms zelfs noodzakelijk om tijd te kopen zolang de energietransitie niet voltooid is. Maar eenmaal we massaal planetair-vriendelijke energie gebruiken, mag ons energieverbruik gerust groeien. Niet het einde van de economische groei, maar het zo snel en zo efficiënt mogelijk uitrollen van de vele alternatieven moet dus ons doel zijn. Die uitdaging is gigantisch, maar ze is technisch, financieel en qua grondstoffen wel perfect mogelijk en economisch uiteindelijk onvermijdelijk.

Ik sluit dan ook graag af met de woorden van de Nederlandse duurzaamheidsadviseur Thijs ten Brinck: “Met onbeperkte emissievrije energie is het vervolgens mogelijk om reststromen te recyclen, onbeperkt schoon drinkwater te maken en zelfs de overmatige uitstoot van CO2 deels ongedaan te maken. Dat alles vergt investeringen, die je onvermijdelijk terugziet in een groeiend BBP. Dat is economische groei waar je niet moet van schrikken. Groei die geen doel en uiteindelijk zelfs geen middel meer is. Uiteindelijk is een hoger BBP vooral een bijeffect van wat nodig is om het welzijn van 10 miljard mensen te maximaliseren. Binnen alle relevante grenzen.”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content