Pieter-Paul Verhaeghe

‘De balans van meer dan vijftig jaar strijd tegen racisme is niet onverdeeld positief’

Pieter-Paul Verhaeghe Professor sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel.

‘De geschiedenis kent geen inherent moreel kompas die ons naar meer rechtvaardigheid drijft. Maatschappelijke verandering is mensenwerk en kan ook weer snel worden teruggedraaid’, schrijft professor sociologie Pieter-Paul Verhaeghe (VUB) naar aanleiding van de internationale dag tegen racisme en discriminatie. ‘Er zijn stappen vooruit gezet, maar de discriminatie op de woning- en arbeidsmarkt blijft hardnekkig.’

In 1964 gaf Martin Luther King een toespraak met de gevleugelde woorden: “The arc of the moral universe is long, but it bends toward justice.” Het weerspiegelde zijn optimistische geloof in een betere samenleving ondanks de virulente rassenhaat en het brute geweld van zijn tijd. Het citaat wordt vaak door activisten en beleidsmakers aller landen gebruikt om hoopvol te blijven over de strijd tegen discriminatie. Maar is die hoop gerechtvaardigd? Zagen we de afgelopen decennia effectief een beweging naar minder racisme en meer rechtvaardigheid? Op deze internationale Dag tegen Racisme is het tijd om de balans op te maken.

Als het van overtuigde vooruitgangsdenkers zoals Maarten Boudry en Steven Pinker afhangt, is het antwoord simpel: ja! In hun lezing van de geschiedenis zorgden het verlichtingsdenken en de modernisering voor tal van minder problemen, gaande van armoede tot racisme. Ze ontkennen zeker niet dat er nog steeds racisme voorkomt in de wereld, maar stellen wel dat deze spectaculair is afgenomen. Ze verwijzen hierbij naar de forse daling in anti-migranten attitudes. Steeds meer mensen geven bijvoorbeeld in enquêtes aan dat ze geen probleem hebben met buren, collega’s of bazen van vreemde origine. Deze trend vinden onderzoekers in zowel de VS als Europa.

Critici stellen echter dat het racisme helemaal niet is gedaald, maar wel van gezicht is veranderd. Vroeger kwamen mensen veel openlijker voor hun racistische denkbeelden uit, maar nu doen ze het meer verborgen of subtiel. Respondenten geven bijvoorbeeld in enquêtes sociaal-wenselijke antwoorden. Werkgevers en verhuurders weigeren een Marokkaanse kandidaat niet meer expliciet omwille van zijn afkomst, maar gaan hem subtieler afwimpelen. Extreemrechtse politici gaan hun racisme met metaforen versluieren. Het is politiek incorrect om nog openlijk racistisch te zijn. En dat is een goede zaak. Als mogelijke oorzaak hiervoor wordt verwezen naar de wetten tegen racisme die vaak met veel moeite zijn aangenomen. Het toont aan dat moedige beleidsmakers toch het verschil kunnen maken.

Tegelijkertijd zijn er ook steeds meer mensen die racisme oprecht verwerpelijk vinden en stellen ‘kleurenblind’ te zijn. Sociaalpsychologen stellen zich hierbij de vraag of dit wel werkelijk zo is. Ze argumenteren dat veel mensen nog steeds automatisch en vaak onbewust negatieve associaties maken wanneer ze etnische minderheden tegenkomen. De decennialange cultuur van racisme en kolonisatie krijg je er niet zomaar uit. De expliciete attitudes kunnen dan misschien wel dalen, de impliciete vooroordelen blijven hardnekkig bestaan, luidt het. Dit zou verklaren waarom mensen die overtuigd antiracistisch zijn toch onbewust kunnen discrimineren.

Maar ook hier lijkt er verandering te zijn. Toch als men deze vooroordelen meet met de impliciete associatie test, een fel gecontesteerd instrument in wetenschappelijke kringen. Recente studies tonen aan dat de impliciete associaties van witte mensen in de VS zo’n tien jaar geleden zijn beginnen dalen. Pittig detail: aan het huidige ritme zou het nog tot minstens 2035 duren vooraleer de witte Amerikanen neutraal zouden denken over hun zwarte medeburgers.

(Lees verder hieronder.)

Deze daling in expliciete uitingen en impliciete associaties bij de meeste mensen klinkt mogelijks vreemd. Wat dan met al die haatberichten op het internet? Wat tegelijkertijd is gegroeid, zijn de online mogelijkheden van een harde minderheid om uiting te geven aan hun onversneden racisme. En hier dienen de sociale media platformen meer de moed hebben om ook hun verantwoordelijkheid te nemen.

Het belangrijkste voor slachtoffers van racisme is echter niet wat anderen over hen denken of voelen, maar vooral hoe ze worden behandeld. Ze willen een job of woning kunnen vinden zonder te worden gediscrimineerd. Quasi alle studies zijn hier vrij eensgezind. De discriminatie op de arbeidsmarkt is de afgelopen decennia stabiel gebleven, zowel in de VS als Europa. Het is voor etnische minderheden nog steeds even moeilijk om te worden uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek als vijftig jaar geleden. In het geval van de personen van Noord-Afrikaanse herkomst is de discriminatie zelfs toegenomen. Op de huurmarkt lijkt er zich een daling in discriminatie hebben voorgedaan in de jaren ’90, maar deze is sinds de eeuwwisseling grotendeels gestopt. En dan spreken we nog niet over de discriminatie in het onderwijs, de gezondheidszorg of het uitgaansleven. Over de evolutie daar hebben we simpelweg geen cijfers.

Het is hier waar de vooruitgangsdenkers de bal misslaan. Enkel verwijzen naar de daling in de openlijk geuite attitudes, maar de ogen sluiten voor het vrij stabiele patroon van discriminatie op de huur- en arbeidsmarkt is éénzijdig. Het is ‘cherry picking’, vrij vertaald als: enkel die cijfers nemen die in je kraam passen, maar de rest negeren.

Is er dan helemaal geen vooruitgang geboekt op de arbeidsmarkt? Toch wel. Etnische minderheden klimmen gestaag op de sociaaleconomische ladder. Door de blijvende discriminatie is de tocht moeilijker, maar het lukt. Ook in België is er een Turkse en Marokkaanse middenklasse gegroeid. Brits en Amerikaans onderzoek toont bovendien aan dat de sociaaleconomische emancipatie van minderheden hetzelfde ritme volgt als dat van hun tegenhangers. Op die manier verwerven ze steeds meer macht. Dat is belangrijk, want racisme ontstaat binnen de context van een structureel machtsonevenwicht tussen wit en zwart. Er is uiteraard nog steeds sociaaleconomische achterstelling, maar dit komt omdat veel migrantengroepen op een veel lagere trede van de sociale ladder zijn gestart.

De balans van vijftig jaar strijd tegen racisme is dus niet onverdeeld positief. Er zijn stappen vooruit gezet, maar de discriminatie op de woning- en arbeidsmarkt blijft hardnekkig. Ondanks de inspirerende woorden van Martin Luther King kent de geschiedenis geen inherent moreel kompas die ons naar meer rechtvaardigheid drijft. Net zoals er geen natuurlijke drijfveer is waarom samenlevingen automatisch zouden evolueren naar minder racisme, is er ook geen reden waarom ze niet zouden kunnen terugvallen naar meer racisme. Met de opmars van radicaal-rechts en de online polarisatie is het niet onmogelijk dat het openlijke racisme terugkomt. Dat is misschien de belangrijkste les op deze internationale Dag tegen Racisme: “Nothing bends toward justice without us bending it.” Niets buigt naar meer rechtvaardigheid, zonder dat wij het buigen.

Pieter-Paul Verhaeghe is professor sociologie aan de Vrije Universiteit Brussel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content