Emmanuel Van Innis

‘Zes staatshervormingen, maar het resultaat is allesbehalve bevredigend’

Emmanuel Van Innis Gewezen voorzitter van BECI en lid van B Plus

Zijn ervaringen tijdens een rijk gevulde carrière in het bedrijfsleven geven Emmanuel van Innis een bijzondere kijk op de evolutie van de Belgische staatsstructuur doorheen de jaren. Hij stelt dat het bedrijfsleven vraagt dat efficiëntie, eenvoud en stabiliteit voorop staan. Eens in het buitenland, vervagen de verschillen tussen Vlamingen en Franstaligen en blijkt dat er echt zoiets bestaat als “the Belgian way”.

Tijdens mijn periode bij Tractebel heb ik iets merkwaardigs ervaren, namelijk dat wij, ‘kleine Belgen’, er niettemin in slaagden om als ‘first mover’ een internationale groep van formaat te worden en aan honderden jonge Belgische medewerkers een internationale ervaring en motivatie te geven. Ik heb gezien dat Belgen doorgaans erg geapprecieerd worden voor hun gastvrijheid, hun open geest, hun pragmatisme en hun meertaligheid. Wij worden niet gevreesd en wij stoten meestal ook geen mensen af op basis van enige arrogante of imperialistische reflexen. Wij worden gezien als mensen die de landen waar we aanwezig zijn respecteren en die proberen zich zo goed als mogelijk te integreren. Ons model van vreedzame samenwerking tussen verschillende taalgroepen en culturen werkt inspirerend voor andere landen. Eens buiten onze grenzen vervagen de verschillen en zogenaamde verschillen tussen de Nederlandstaligen en Franstaligen en wordt pas écht duidelijk wat “the Belgian way” is: wij delen dezelfde aanpak, dezelfde bedrijfscultuur, mentaliteit en prioriteiten qua management. We onderscheiden ons als Belgen daarin heel duidelijk van de Franse, Nederlandse, Duitse of Amerikaanse aanpak. “Brussels” en “Belgium” zijn overal ter wereld onze internationale sterke merken. “Brussels” als wereldstad voor diplomatieke vertegenwoordiging, maar ook vermaard  als gaststad voor congressen en heel wat expats en ook lobbyisten.

Obsessie voor staatshervorming

We moeten opletten dat onze obsessie voor het hervormen van de staat, of moet ik zeggen, voor sommigen althans, voor het uithollen van de Belgische Staat, deze verworvenheden niet in gevaar brengt. Men beseft onvoldoende het gevaar dat wij collectief lopen moest morgen België barsten: het zou niet lang duren vooraleer de EU, de NAVO en tal van andere internationale organisaties hun hoofdzetel zouden verhuizen. Er staan immers genoeg andere steden te springen om de rol van Brussel als gaststad op te nemen.

Na 140 jaar unitaire staat bestond weliswaar een nood aan hervormingen. Dit gevoel werd veroorzaakt vanuit een verlangen naar een zekere autonomie en een vraag naar erkenning van de specifieke noden van gemeenschappen en gewesten. 
« La Belgique de Papa a vécu » proclameerde fier de toenmalige Eerste Minister Gaston Eyskens, zonder te vermoeden dat de eerste staatshervorming van 1970 slechts de eerste stap zou worden van een lang proces, waarbij iedere staatshervorming de kiemen zou blijken te bevatten van een volgende.
Vandaag, anno 2022, zijn we maar liefst zes staatshervormingen verder en moeten we erkennen dat het resultaat allesbehalve bevredigend is. Zeker niet voor onze ondernemingen die toch meer aandacht hadden verdiend. Want zij zijn mee de ruggengraat van een land of een regio.
Maar om hun rol optimaal te kunnen vervullen, moeten de ondernemingen kunnen genieten van een efficiënt staatsbestel met een duidelijke bevoegdheidsverdeling, een goed werkende administratie en kostenbewuste openbare diensten.

En dit is toch een van de pijnpunten van de laatste decennia: gedurende de voorbije 50 jaar zijn tal van onze grootste bedrijven verkocht en in buitenlandse handen gevallen. Dat ging veelal gepaard met een verhuis uit België van hun beslissingscentra. Deze evolutie vond plaats in een bijna totale politieke onverschilligheid. Men kan zich daarbij niet van de indruk ontdoen dat de Belgische economische belangen verdedigen minder urgent was dan de kwesties van Voeren, BHV, de omzendbrief Peeters, en dergelijke meer.

Tegelijk stellen we vast dat de Belgische ster op het internationaal toneel tanend is op een aantal vlakken. Ons land was ooit de derde industriële wereldmacht, het eerste exportland, wat later een model voor de opbouw van een unieke sociale zekerheid, een voorbeeld van positief sociaal overleg en verder één van de founding fathers van de Europese Unie en de NAVO. Het is voor een groot deel daaraan dat wij het te danken hebben dat Brussel een aantrekkingspool is voor tal van internationale bedrijven en organisaties.
Ook vandaag nog boksen we als klein land dikwijls ver boven ons gewicht en is enige fierheid gepast over de resultaten die wij neerzetten op heel wat gebieden, bekeken in internationale context.

Welvaart niet in gevaar brengen

De politieke wereld moet echter opletten dat zij er niet toe bijdraagt dat deze gedurende vele jaren opgebouwde rijkdom, teloor zou gaan. Als we kijken naar hoe ons institutioneel raamwerk er vandaag bijligt, en hoe wij intern omgaan met communautaire dossiers, dreigt dat mogelijk wel te gaan gebeuren. Soms lijkt de Wetstraat te weinig oog te hebben voor de Belgische rijkdom en vindt men het blijkbaar belangrijker om deze of gene bevoegdheid te splitsen en de federale staat verder te ontmantelen. Met alle gevolgen van dien inzake inefficiëntie, vermenigvuldiging van administraties en dus verhoging van de bijhorende kosten, verlies aan daadkracht en internationale invloed en nog erger verlies aan aantrekkingskracht voor investeringen.

De bedoeling is uiteraard niet de terugkeer naar de unitaire Staat van weleer: dit zou praktisch onmogelijk zijn en is ook niet wenselijk. Federalisme is trouwens volgens mij, althans in theorie, zoals men het ook zegt over de democratie, het beste systeem dat vandaag voorhanden is, en dat trouwens de facto door meer en meer landen wordt gehanteerd.
Maar echt federalisme moet erop gericht zijn om enerzijds zonder al teveel remmingen te kunnen inspelen op de eigenheid van de deelgebieden, terwijl het anderzijds ook echt moet kunnen verenigen en niet aan slagkracht en efficiëntie mag inboeten.

Een mislukte kans?

De vaststelling dringt zich vandaag op dat in België het ‘samenwerkingsfederalisme’ in veel gevallen plaats heeft gemaakt voor een ‘vechtfederalisme’. Dat maakt goed bestuur moeilijk en dus hebben onze ondernemingen daar geen boodschap aan. Daarbij komt dan ook nog dat het zeer duidelijk wordt dat de leuze ‘wat we zelf doen, doen we beter’, achterhaald is. Soms is er echt sprake van een achteruitgang. We moeten ons vandaag dan ook eerlijk en zonder complexen of taboes de vraag kunnen stellen in welke materies en domeinen effectief gebleken is dat regionalisering of communautarisering een toegevoegde waarde was? Als het antwoord negatief luidt, dan moet men durven nadenken over herfederaliseren.   



Maar ook de structurele onderfinanciering van de federale staat is een probleem. Er is een chronisch gebrek aan middelen om de federale kernbevoegdheden degelijk uit te voeren en de broodnodige investeringen te verwezenlijken: Justitie, Veiligheid, Defensie, wetenschappelijk onderzoek, het spoor, elektriciteitsproductie, federale instellingen en musea: allen zijn cruciaal voor het bedrijfsleven en bijna allemaal smeken ze om meer  middelen om efficiënt te werken. Het gebrek daaraan is schadelijk voor onze ondernemingen en voor het investeringsklimaat.  
Door sommige partijen is dit wellicht bewust gewild. Ze zien er het bewijs in van hun mantra dat het federale niveau niet meer zou werken.

En nu? Terug naar de tekentafel!

Onze ondernemingen hebben nood aan institutionele stabiliteit. Het speculeren over het einde van België moet stoppen. Ze vragen ook dienstvaardige administraties, een concurrentiële fiscaliteit, sociale lasten die de tewerkstelling aanmoedigen in plaats van afremmen, een gunstig investeringsklimaat en een positief internationaal imago.
Wij moeten in deze harde wereld onze unieke troeven maximaal benutten met de hulp van onze overheden, R&D aanmoedigen, het aantrekken van talenten faciliteren, alsook de mobiliteit,  bijkomende vorming en onze talenkennis bevorderen.
Daarentegen zijn onze ondernemingen allergisch voor een toenemend aantal verschillende regelgevingen die onder meer op vlak van de fiscaliteit al een wirwar van regels tot stand hebben gebracht, verdeeld over de verschillende niveaus, en ook een vermenigvuldiging van administraties die uiteindelijk wel door iemand betaald en terugverdiend moeten worden. 

Laat ons terug naar de tekentafel gaan, maar er ditmaal wel voor zorgen dat bij een volgende staatshervorming efficiëntie en kostenbesparingen hoog op de agenda gaan staan. Zowat het tegenovergestelde daarvan is het beeld van 4 bevoegde ministers die er onderling niet in slagen om met één Belgisch standpunt naar de internationale klimaatconferentie af te zakken, waar vervolgens 196 landen er wel in slagen om een klimaatakkoord af te sluiten.   

Zij die ook nu enkel maar gefocust blijven op nog meer autonomie, of zelfs het einde van België, omdat zij Wallonië te links of Vlaanderen te rechts vinden, bewijzen ons geen dienst. Ze doen er goed aan te blijven stilstaan bij het welvaartsverlies dat met separatisme of confederalisme gepaard zou gaan, alsook bij de meerwaarde die een goed functionerend federaal België biedt, waar aandacht is voor verscheidenheid, maar zonder de nood aan eendracht uit het oog te verliezen. 

Emmanuel van Innis is lid van het directiecomité van B Plus, schrijft dit artikel in eigen naam en op basis van zijn ervaring als gewezen Voorzitter van BECI ( 2007-2010), als stichtend Voorzitter van BRUSSELS METROPOLITAN (2008-2018), een gezamenlijk project tussen VOKA, UWE, BECI en VBO, en als voormalig Bestuurder-Directeur Generaal van de Groep Tractebel (1997-2003).

Partner Content