Moleculair biologe Antonella Fioravanti: ‘Noord-Korea experimenteert nog altijd met antrax’

Antonella Fioravanti: 'Het is heel belangrijk om oplossingen te vinden voor problemen die zich pas in de toekomst zullen voordoen.' © Hatim Kaghat
Ann Peuteman

Haar onderzoek naar de gevaarlijke antraxbacterie bracht haar van Toscane naar Brussel. ‘Maar ik ben allesbehalve een voorbeeld van braindrain’, zegt Antonella Fioravanti, die zich sinds kort de beloftevolste wetenschapster van het land mag noemen.

Hoort u de krekels?’ vraagt moleculair biologe Antonella Fioravanti glunderend als we haar via Skype spreken. Voor het eerst sinds Kerstmis is ze terug in haar ouderlijke huis in Toscane. Maandenlang hield het coronavirus Fioravanti, die al jaren in Elsene woont, bij haar familie weg en dat viel haar bijzonder zwaar. ‘Iedereen heeft onder de coronacrisis geleden’, zegt ze. ‘Maar men heeft onderschat hoe moeilijk het voor expats was om van hun vaderland afgesneden te zijn. Zelfs als je dan ergens bent waar je je thuis voelt, is dat heel hard.’

Niet dat de coronatijd alleen kommer bracht. Eind mei kreeg Fioravanti, die aan de VUB en het Vlaams Instituut voor Biotechnologie (VIB) werkt, een enorme opsteker: als eerste niet-Belgische onderzoeker won ze de Eos Pipetprijs voor de beloftevolste jonge wetenschapper van het land. Die onderscheiding heeft ze te danken aan haar baanbrekende onderzoek naar de onverwoestbaar gewaande antrax- of miltvuurbacterie. In haar Brusselse lab ontwikkelde ze een methode om het pantser rond die bacterie te vernietigen.

België had tijdens de coronacrisis een veilige plek kunnen blijven.

Waar komt uw belangstelling voor de dodelijke antraxbacterie vandaan?

Antonella Fioravanti: Ik heb antrax altijd al fascinerend gevonden, onder meer omdat hij lange tijd in heel slechte omstandigheden kan overleven. Wordt hij niet gevoed, dan valt hij net als Doornroosje in slaap tot hij misschien wel honderd jaar later wakker wordt gemaakt. De slapende versie van de bacterie is zelfs in de resten van mammoeten teruggevonden, en in de Bijbel wordt ernaar verwezen als de vijfde plaag van Egypte. Aan het begin van onze beschaving dachten mensen dat hun akkers vervloekt waren als ze door antrax werden aangetast. Toen wisten ze nog niet dat een mens die eraan was gestorven, moest worden verbrand. Als zo’n lijk werd begraven, kon de bacterie in de grond overleven om dan in planteneters weer tot leven te komen. Doordat antrax zo’n taaie bacterie is, heeft ze duizenden jaren kunnen overleven. Er sterven nu nog elke dag mensen en dieren aan.

Is de antraxbacterie altijd levensbedreigend?

Fioravanti: Dat hangt ervan af hoe je de bacterie binnenkrijgt. Een infectie via de huid kun je overal in de natuur oplopen. Ook in België. De bacterie zit in de aarde en dringt via een wondje de huid binnen, maar kan gemakkelijk met antibiotica worden bestreden. Raak je via voeding besmet, dan is dat veel gevaarlijker. Via die weg maakt antrax over de hele wereld dodelijke slachtoffers. Eet je bijvoorbeeld besmet vlees, dan beginnen de bacteriën in je darmen te groeien. Binnen de kortste keren komen ze in je bloedbaan terecht en sterf je eraan. Daarnaast kun je de bacterie ook inademen. Dat gebeurt vooral als ze in de vorm van een biowapen wordt ingezet, want in de natuur is de kans heel erg klein dat je de ziekte op die manier oploopt.

Is dat de variant die we kennen van de poederbrieven die in de Verenigde Staten dodelijke slachtoffers maakten in de nasleep van de aanvallen van 11 september 2001?

Fioravanti: Inderdaad. Als je antraxpoeder inademt, denk je aanvankelijk dat je griep hebt. Tegen de tijd dat je beseft dat er iets veel ernstigers aan de hand is, ben je vaak al te laat. 45 procent van de slachtoffers sterft zelfs als ze snel antibiotica toegediend krijgen. Het zijn de nazi’s die antrax als wapen hebben ontwikkeld en voor het eerst hebben ingezet. Toen de Russen in 1945 China bevrijdden, ontdekten ze dat ook de Japanse bezetter ermee had geëxperimenteerd op de bevolking van een grote Chinese stad. Na de Tweede Wereldoorlog hebben zo goed als alle grote mogendheden onderzoek gedaan naar de mogelijkheden van antrax als biologisch wapen. Tot de situatie dreigde te escaleren en ze afspraken om met die experimenten te stoppen. Toch gingen sommige er stiekem mee verder. De laatste keer dat we daar bewijs van zagen, was in 2017: Noord-Koreaanse deserteurs die hun land ontvluchtten, bleken antistoffen voor antrax in hun bloed te hebben. Dat wijst erop dat daar nog altijd met de bacterie wordt geëxperimenteerd. Nu is een aanval met antrax op zich een veel omslachtigere manier om mensen te doden dan een geweerschot, maar dat maakt het feit dat een land als Noord-Korea er nog altijd proeven mee doet natuurlijk niet minder bedreigend.

Het is net doordat de bacterie een potentieel bioterreurwapen is, dat er lange tijd amper onderzoek naar werd gedaan. In militaire centra wordt wel naar een vaccin gezocht, maar die bevindingen zijn geheim. Bovendien blijft dat soort onderzoek in de meeste gevallen binnen de landsgrenzen. Levert een studie van bijvoorbeeld het Duitse leger iets op, dan blijft die kennis ook in Duitsland. Dat is natuurlijk iets helemaal anders dan het onderzoek dat ik doe. Ik ben geen militair maar een wetenschapster. Als ik iets ontdek, behoort die kennis ons allemaal toe. Dat is net de schoonheid van mijn vak.

En wat hebt u precies ontdekt?

Fioravanti: We wisten al lang dat de antraxbacterie is omhuld met een sterk pantser van eiwitten, maar tot voor kort wist niemand hoe dat precies werkte. Nu heb ik ontdekt dat nanolichaampjes uit het bloed van kameelachtigen in staat zijn om dat pantser te vernietigen, waardoor de antraxbacterie uit elkaar valt. Bij muizen heeft die behandeling al heel goede resultaten opgeleverd: alle proefdieren genazen. Het onderliggende principe, de vernietiging van dat pantser, zou ook kunnen werken bij andere resistente bacteriën, zoals sommige ziekenhuisbacteriën. Ik zou mijn onderzoek ook graag uitbreiden naar andere infectieziekten, maar dat is nog niet voor morgen. Voor een werk van die omvang is minstens een mensenleven nodig.

Antonella Fioravanti 'In militaire centra wordt wel naar een vaccin tegen antrax gezocht, maar die bevindingen zijn geheim.'
Antonella Fioravanti ‘In militaire centra wordt wel naar een vaccin tegen antrax gezocht, maar die bevindingen zijn geheim.’© Hatim Kaghat

Waarom hebt u uw onderzoek eigenlijk in België opgezet en niet in Italië?

Fioravanti: Om te beginnen wil ik benadrukken dat ik geen voorbeeld van braindrain ben – of ‘een gevlucht brein’ zoals we dat in Italië noemen. De reden dat ik eerst naar Rijsel en dan naar Brussel ben verhuisd, is dat wetenschap nu eenmaal behoefte heeft aan de uitwisseling van ideeën. Dat is zelfs een voorwaarde om echt vooruitgang te boeken. Als je je op een onbekende plaats vestigt, uit je comfortzone treedt en nieuwe dingen leert, beïnvloedt dat onvermijdelijk je manier van denken. Nadat ik was afgestudeerd aan de universiteit van Firenze, ben ik in Rijsel gaan doctoreren omdat ik me wilde verdiepen in de levenscyclus van bacteriën. Daarna ben ik naar Brussel gekomen omdat ik medisch onderzoek wilde doen. Als wetenschapster ben ik geïnteresseerd in alle mogelijke wetenschappelijke fenomenen, maar ik ben pas echt gedreven als ik weet dat ik er daadwerkelijk mensen mee help. Dan ben ik gemotiveerd om er veel voor op te offeren, keihard te werken en te verhuizen naar plekken waar ik mijn onderzoek het best kan voortzetten.

En dat is Brussel?

Fioravanti: Ik ben hier zes jaar geleden heen gekomen omdat de VUB en het VIB excelleren in de technologie die ik nodig heb voor mijn werk. Daarnaast is Brussel een stad waar je je als buitenlander meteen thuis voelt. Toen ik in Rijsel woonde, bleef ik altijd een Italiaanse in Frankrijk, terwijl ik hier binnen de kortste keren een Brusselse was. Of toch een meisje van Elsene. (lacht) Ik heb zowel Franstalige en Vlaamse als buitenlandse vrienden. Mijn dochter, die nog geen twee is, spreekt niet alleen Italiaans en Nederlands maar begrijpt ook Frans en Engels. Wie wil voelen wat Europa betekent, moet in Brussel komen wonen.

In uw dankwoord voor de Eos Pipetprijs verwees u naar de coronacrisis en sprak u de hoop uit dat onderzoek naar infectieziekten een absolute prioriteit zal worden. Is dat dan nu niet zo?

Fioravanti: Zulk onderzoek krijgt nog altijd te weinig aandacht. Ik begrijp natuurlijk dat de middelen beperkt zijn en onder heel veel projecten moeten worden verdeeld. Daarbij is cruciaal hoeveel belang de publieke opinie aan je werk hecht. Met andere woorden: als je geld wilt binnenhalen, moet je ervoor zorgen dat de bevolking je onderzoek belangrijk vindt. Zo kent iedereen wel iemand die kanker heeft gehad en dus wordt er heel veel in kankeronderzoek geïnvesteerd. Terecht ook. Van infectieziekten weten de meeste mensen veel minder. Vaak denken ze dat die niet zo erg zijn en gemakkelijk met antibiotica kunnen worden genezen. Maar dat is dus niet altijd zo. Doordat artsen vroeger veel te gemakkelijk antibiotica voorschreven en die middelen ook in de landbouw werden misbruikt, worden steeds meer bacteriën er resistent tegen. De voorbije maanden hebben we gezien wat er gebeurt als er geen behandelingen voor zulke infectieziekten bestaan. Hebben we geen vaccin of geneesmiddel in de la liggen als er een pandemie zoals de coronacrisis losbarst, dan kunnen we niets doen.

Had men dan voor de uitbraak van de coronacrisis al een middel kunnen ontwikkelen?

Fioravanti: Zoals we ondertussen allemaal weten, kost het tijd om zo’n vaccin te ontwikkelen en ondertussen sterven er mensen. Dus is het heel belangrijk om te investeren in wetenschappelijk onderzoek, ook om oplossingen te vinden voor problemen die zich pas in de toekomst zullen voordoen. Als men dat na de voorbije maanden nog altijd niet heeft begrepen, weet ik het ook niet meer. Het probleem is dat mensen nog altijd denken dat een ziekte die vandaag in Afrika of Azië woedt nooit onze kant op zal komen. Malaria, bijvoorbeeld, doodt nog elke dag veel mensen. Maar omdat de malariamug niet in het Westen leeft, vinden we dat eigenlijk niet zo belangrijk. Men staat er amper bij stil dat zulke exotische aandoeningen ook hier de kop op kunnen steken.

De coronacrisis is eigenlijk één groot veldexperiment dat nog altijd niet is afgerond.

Door de klimaatverandering?

Fioravanti: Natuurlijk, maar ook door de globalisering. We houden allemaal van reizen en we willen met de hele wereld handel kunnen drijven, maar daar betalen we wel een prijs voor. Nu al duiken bij ons planten- en diersoorten op die hier normaal niet voorkomen. Dat hebben we gezien in de regio Puglia, waar duizenden prachtige, oude olijfbomen zijn geveld door een bacterie die wordt overgedragen door een kever die van de andere kant van de wereld komt. En dat allemaal doordat iemand van een reis terugkwam met een plant waarop zo’n kever zat. We moeten onder ogen zien dat zoiets meer en meer zal voorkomen en dat de wetenschap oplossingen moet zoeken vóór we nog eens met een pandemie worden geconfronteerd.

Wanneer had u door dat het nieuwe coronavirus niet zomaar een griepje was?

Fioravanti: Voor mijn onderzoek heb ik contact met nationale bewakingscentra van over de hele wereld die de uitbraak van epidemieën monitoren. Ik wist dus al vroeg dat er in China iets heel ernstigs aan de hand was. Aanvankelijk was ik wel bezorgd, maar dacht ik dat het virus daar zou blijven als ze het een beetje goed aanpakten. Dat is dus niet gebeurd en zo is het virus zich beginnen te verspreiden. Zodra het aantal besmettingen in Europa begon te stijgen, wisten mijn collega’s en ik dat het heel erg zou worden. Kreeg men het niet onder controle, dan zou het zeker tot juni duren. Zo is het ook gegaan.

Wat had de Belgische overheid dan kunnen doen om het virus wél onder controle te houden?

Fioravanti: De reizigers die eind februari en begin maart van vakantie in onder meer Italië terugkwamen in quarantaine laten gaan. Was men toen strenger geweest, dan was België een veilige plek gebleven. Nu heeft men toegelaten dat het aantal besmettingen in een paar dagen tijd van één tot vijftig en zelfs honderd steeg. Dat was fout. Gelukkig was de overheid daarna zo verstandig om binnen de week het voorbeeld van Italië te volgen en het land in lockdown te laten gaan. Anders was het een héél grote ramp geworden.

Uw vaderland is nog veel harder door het virus getroffen. Had dat vermeden kunnen worden?

Fioravanti: In Toscane, waar ik vandaan kom en mijn familie nog altijd woont, was de situatie eerst niet zo heel erg. Het liep pas fout toen mensen het noorden, waar veel besmettingen waren, begonnen te ontvluchten – wie bang is, doet nu eenmaal onnozele dingen. Zo kon het virus zich binnen de kortste keren over het hele land verspreiden. Nu blijkt dat het eigenlijk al veel vroeger, eind vorig jaar, in Italië aanwezig was. Natuurlijk moeten we uitzoeken hoe het komt dat net ons land zo zwaar werd getroffen, maar daar is het nu nog te vroeg voor. De coronacrisis is eigenlijk één groot veldexperiment dat nog altijd niet is afgerond. Het zal nog wel even duren voor we kunnen begrijpen wat er in Italië is gebeurd. Ook geduld is onontbeerlijk voor een wetenschapper.

Antonella Fioravanti

– 1983 geboren in Prato (Italië)

– Studeerde medische biotechnologie aan de universiteit van Firenze

– 2011-2014 doctoraatsonderzoek aan de universiteit van Rijsel

– 2014-vandaag Werkt als postdoctoraal onderzoeker aan de VUB/VIB

– 2020 wint de Eos Pipetprijs

Partner Content