François Levrau

‘Arm Nederlands: een cliché als “het is ongelooflijk!” maakt alles zo inwisselbaar’

François Levrau Dr. Sociale Wetenschappen, verbonden aan Centrum Pieter Gillis (UAntwerpen)

Het hoger onderwijs kan het zich niet permitteren dat haar studenten minder taalvaardig zouden worden, schrijft François Levrau van de UAntwerpen. ‘We moeten onze taal koesteren en proberen die te verrijken omdat het precies op die manier is dat we onze wereld beter begrijpen.’

In een sterk opiniestuk stellen Yves T’Sjoen en Jacques Van Keymeulen dat er onderzoek nodig is naar de evolutie van de kwaliteit van de Nederlandse taal bij jongeren (i.c. studenten) en naar de oorzaken van de vermeende achteruitgang van de taalbeheersing.

Als er inderdaad sprake is van een tanende taalbeheersing (begrijpend lezen, foutloos schrijven, correcte zinsbouw, rijke woordenschat, etc.), dan is dat problematisch omdat kwalitatief sterk mondeling en schriftelijk taalgebruik nu eenmaal voor elke intellectuele opleiding een basisvereiste is. Van iedereen met een hoger diploma wordt verwacht dat hij/zij teksten schrijft en daarom is het van belang dat iedereen in het hoger onderwijs ook met betrekking tot het gebruik van de Nederlandse taal voldoende vaardig is/wordt/blijft. Het Nederlands mag daarom volgens de auteurs niet stiefmoederlijk worden behandeld, maar moet integendeel meer (onderwijs)prioriteit krijgen. Ik onderschrijf dit pleidooi van de auteurs volmondig. Wie de taal machtig is, die heeft zoveel meer greep op zichzelf, de ander en de wereld.

De x-rays van een rijke taal

Als het volgens een recent onderzoek van de Odisee Hogeschool klopt dat heel wat eerstejaarsstudenten woorden als ‘debiet’, ‘empathie’ en ‘impliceren’ niet meer begrijpen dan is dat niet iets dat zomaar als een jammerlijk fait divers moet worden beschouwd. Het moet als problematisch worden geduid omdat een verlies aan taal ‘impliceert’ dat er een bepaalde greep op de realiteit verloren geraakt. Wie niet is uitgerust met een zeker taalgevoel en niet kan bogen op een rijke woordenschat staat omzeggens in het leven zoals iemand die zich voor de gevel van een huis bevindt en niet kan bevroeden wat er zich nu precies achter de gevel afspeelt. Wie daarentegen wel over een rijke taal beschikt, die heeft als het ware x-rays die hem ertoe in staat stellen door het matte scherm van de dagelijkse wereld door te dringen teneinde er allerhande nuances, details en verrassingen te ontwaren die anders zouden verborgen blijven.

Arm Nederlands: een cliché als u0022het is ongelooflijk!u0022 maakt alles zo inwisselbaar.

Zo is het leven bijvoorbeeld een aaneenschakeling van ervaringen die allerhande emoties oproepen. We voelen ons van tijd tot tijd ontroerd, maar wie woorden ontbeert wordt dan als het ware voor het eigen innerlijke raam geplaatst om er de onmondige getuige van het eigen ik te zijn. Zonder taal verstarren we en blijven we letterlijk en figuurlijk in de ervaring en in de emotie staan. Een uitweg (bij gebrek aan beter dus) is het zich beroepen op een arsenaal van standaarduitdrukkingen, clichés en holle frasen, maar eerder dan dat die ons werkelijk op sleeptouw nemen, worden we door een dergelijk verarmde taal op gevoelsmatig niveau eigenlijk vooral onteigend. De verarmde taal is immers niet alleen ontoereikend (ze dekt de emotie en de ervaring onvoldoende), ze is bovendien ook niet werkelijk de onze (de standaarduitdrukkingen en clichés zijn dan wel weergaven van gevoelens en gedachten, maar ze zijn als uitdrukking van authenticiteit en uniciteit eigenlijk ongepast).

Omdat we ons niet meer kunnen beroepen op taalnuances en dus moeten gebruik maken van een ‘lege’ taal, gebruiken we voor de beschrijving van de ‘volle’ werkelijkheid uitdrukkingen die we eigenlijk niet wensen te gebruiken en waarvan we eigenlijk ook zelf aanvoelen dat die nauwelijks stroken met wat we werkelijk willen zeggen. Het gevolg is dat we van onszelf (en de wereld) vervreemden. Wie het dus moet hebben van een ‘verarmde’ taal is niet meer in staat te focussen op de eigen ‘rijke’ ervaring en de unieke gevoelens die die ervaringen evoceren. Wie gebruik maakt van verschraalde taal, lijkt te zeggen dat de standaarduitdrukking het enige is wat over een bepaalde ervaring en gevoel kan worden gezegd. Het gevolg is dat die lege uitdrukkingsvormen uiteindelijk ook onze werkelijkheid meer en meer gaan bepalen en derhalve uitdunnen.

Voorbij het cliché

Het cliché of de standaarduitdrukking beschrijven echter de (subjectieve) werkelijkheid bij definitie niet op een afdoende manier. Ja, natuurlijk is een ondergaande zon ‘ongelooflijk’, maar wat is er dan zo ‘ongelooflijk’ aan?, waarom is dat natuurtafereel voor jou ‘ongelooflijk’, en wat is er tegenwoordig niet ‘ongelooflijk’? Een cliché als ‘het is ongelooflijk!’ (in het Engels klinkt het nog matter: ‘It’s amazing!’) maakt alles zo inwisselbaar. Als we ons niet meer toeleggen op taalnuances en als we ons niet meer de moeite getroosten op zoek te gaan naar meer verfijnde manieren om de zaken te beschrijven, wordt een woord als ‘ongelooflijk’ eigenlijk synoniem voor ‘niks zeggend’.

Voor de homo sapiens die het voortdurend van de taal moeten hebben, is elke vaststelling in verband met kwaliteitsverlies op het niveau van de taal uitermate problematisch. Het betreft in die zin niks anders dan een existentiële kwestie. Wie zich op verschraalde taal verlaat, wordt zich minder bewust van wat er werkelijk gebeurt en van wat het leven eigenlijk zoal aan gedachten en gevoelens kan oproepen. Arme taal maakt dat men zichzelf, de ander en de wereld minder begrijpt. Vandaar dat het belangrijk is om te proberen voortdurend (minstens aan onszelf) de zaken op detailniveau uit te leggen. We moeten onszelf en de ander tijd en ruimte gunnen om te zoeken naar de juiste woorden. Dat vergt een aanpak waar traagheid, reflectie en kwaliteit op prijs worden gesteld.

De taal is hét middel bij uitstek op basis waarvan men voorbij het cliché en dus op een erg persoonlijke wijze in de wereld kan staan. Dat de mens op zoek is naar zichzelf is duidelijk – denk aan de selfiecultuur waar kunstwerken bijvoorbeeld slechts op de achtergrond figureren om het echte kunstwerk ‘zijn majesteit het ego’ op de voorgrond te laten schitteren. Dat de mens ook nood heeft aan een unieke en diepe omgang met de taal, wordt duidelijk in de liefde waar individuen – misschien is dat vandaag nog de enige plek waar het werkelijk gebeurt – op zoek gaan naar unieke beschrijvingen. Mensen zoeken koosnaampjes voor hun geliefde, ze schrijven gedichten waar ze uiting geven aan hun diepste gevoelens, of ze zoeken teksten waarvan ze vinden dat die op een pertinente wijze (en dus voorbij het cliché) het eigen amoureuze gevoel uitdrukken. Net zoals dat in de liefde het geval is, zijn eigenlijk alle dimensies van het leven niet gediend met clichés. Het leven is als ervaring te diep, intens en krachtig om te worden herleid tot oppervlakkig taalgebruik.

Of het werkelijk zo is dat de Inuit twintig woorden voor sneeuw hebben, weet ik niet, maar de idee is wel duidelijk: we moeten onze taal koesteren en proberen die te verrijken omdat het precies op die manier is dat we onze wereld beter begrijpen. Door na te denken over de taal en niet te snel blij te zijn met clichés, worden we verplicht/uitgedaagd na te denken over onze eigen gedachten en gevoelens. Dat leidt tot meer diepgang, eerlijkheid, authenticiteit. Wat voelen en denken we eigenlijk echt? Die houding levert meteen een instrument om ook de gedachten en gevoelens van anderen meer naar waarde te schatten.

Besluit: taalarmoede is een existentieel probleem

Het hoger onderwijs kan het zich, zoals Yves T’Sjoen en Jacques Van Keymeulen terecht stellen, niet permitteren dat haar studenten minder taalvaardig zouden worden. Talige fijngevoeligheid is geen luxe, maar is een middel op basis waarvan meesterschap over de innerlijke wereld en een beter begrip van de buitenwereld zoals die wordt bevolkt door andere taalwezens kan worden verkregen. Wie taalgevoelig is, die beschikt over een soort innerlijke seismograaf die in het dagelijks leven subtiele trillingen kan opvangen. De woorden waarover men beschikt fungeren als sensoren waardoor de intermenselijke ruimte geen stille ruimte is noch een ruimte gevuld met onverstaanbaar geruis, maar wel een ruimte waar van alles te horen, te voelen en te zien is. Doordat onze innerlijke radar door de taal scherper staat afgesteld en meer frequenties registreert, zijn we sensitiever, begrijpen we meer en kunnen we daardoor ook meer empathie voor anderen tonen. Taalarmoede doet als het ware alle muzieknoten samenklitten tot één grote zwarte en doffe bol. Dat is jammer want in het leven zijn zoveel verschillende ritmes en timbres te beluisteren. Bij elke ervaring zouden we de woorden in ons moeten voelen kriebelen en vibreren zodat we onszelf en de ander kunnen duidelijk maken waarom we iets werkelijk ‘ongelooflijk’ vinden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content