Alexander Loengarov
‘Zuid-Afrika versus Israël: rol van het Internationaal Gerechtshof kan enkel beperkt zijn’
‘De verwachtingen rond de uitspraak ten gronde dreigen echter gespannen te blijven zolang het conflict op het terrein voortduurt’, schrijft Alexander Loengarov na de voorlopige uitspraak van het Internationaal Gerechtshof (ICJ) van afgelopen vrijdag. In deze bijdrage gaat hij dieper in op wat hij omschrijft als ‘de delicate taak van internationaal recht’.
Vorige vrijdag heeft het Internationaal Gerechtshof (IGH) voorlopige maatregelen bevolen in de zaak die Zuid-Afrika eind december had aangespannen tegen Israël en zijn optreden in de Gazastrook na de grootschalige aanvallen door Hamas op 7 oktober 2023. Aangezien het geweld in het Midden-Oosten de gemoederen bij ons én wereldwijd opnieuw hoog heeft doen oplaaien, kan deze rechtszaak op veel aandacht rekenen in de media, de politiek en het maatschappelijke debat.
In zijn recente beslissing is het Hof erin geslaagd om bij definitie abstracte rechtsprincipes toe te passen op een uiterst delicate en ingewikkelde feitelijke realiteit gekenmerkt door groot menselijk leed. Exclusieve voorvechters van één van beide kampen waren dan ook nóch volledig tevreden, nóch volledig ontevreden.
In afwachting van een oordeel ten gronde – wat makkelijk een jaar of meer in beslag kan nemen – is het echter belangrijk niet uit het oog te verliezen wat een internationaal rechtscollege wel en niet kan betekenen in een geschil dat in de eerste plaats politiek en militair is.
Hoewel Zuid-Afrika het Internationaal Gerechtshof had gevraagd te oordelen of de Israëlische reactie op de aanvallen van 7 oktober 2023 als genocide bestempeld kan worden onder het Genocideverdrag van 1948 (waarbij zowel Zuid-Afrika en Israël partij zijn), bevatte de aanvraag, gelet op de uiterst precaire situatie in de Gazastrook, ook een verzoek tot voorlopige maatregelen, die het Hof veel sneller kan bevelen dan dat het een uitspraak ten gronde kan doen.
De meest verregaande van de door Zuid-Afrika gevraagde maatregelen, het stopzetten van de Israëlische militaire operatie, heeft het Hof niét weerhouden. Daarentegen heeft het Israël wel zes maatregelen opgelegd, waarvan de zesde een rapporteringplicht inhoudt. De maatregelen met de grootste praktische impact zijn echter de derde en de vierde, betreffende enerzijds het onderzoeken en bestraffen van mogelijke opruiing tegen de bevolking van de Gazastrook, en anderzijds het toelaten van voldoende humanitaire hulp aan dezelfde bevolking. Opmerkelijk genoeg werden deze twee maatregelen ook onderschreven door de Israëlische ad hoc-rechter in het Hof (zowel de eisende als de verwerende staat kunnen een rechter “toevoegen” aan de vaste samenstelling van het Hof als geen van de 15 zetelende rechters hun nationaliteit bezit).
(Lees verder onder de preview.)
Ook andere rechters in het Hof hebben zich laten leiden door feitelijke beoordelingen en juridische overwegingen, eerder dan door de politieke standpunten die hun respectievelijke landen van herkomst traditioneel innemen in de Israëlisch-Palestijnse kwestie. Zo hebben de Amerikaanse voorzitster en de Duitse rechter vóór alle aan Israël opgelegde maatregelen gestemd, terwijl de Libanese en Somalische rechter niet van de meerderheidsbeslissingen hebben afgeweken. Wie dat wél gedaan heeft, is de Oegandese rechter, die tegen alle voorlopige maatregelen heeft gestemd en een afwijkende mening (“dissenting opinion”) aan het order heeft toegevoegd. Wellicht niet ontoevallig was Oeganda één van de landen die in een andere lopende zaak in Den Haag, voor het Internationaal Strafhof, ten voordele van Israëli’s hebben geïntervenieerd.
Al bij al heeft het Hof dus op korte tijd (twee weken na de hoorzittingen) zijn taak vervuld door rechtsregels zo onafhankelijk mogelijk toe te passen op een brede feitelijke basis, waarin niet alleen plaats was voor de door Zuid-Afrika aangevoerde grieven, maar ook voor de impact van 7 oktober 2023 op de Israëlische bevolking en voor het lot van de Israëlische gijzelaars. De verwachtingen rond de uitspraak ten gronde dreigen echter gespannen te blijven zolang het conflict op het terrein voortduurt: in de huidige stand van de Israëlisch-Palestijnse kwestie kan dit laatste nog een hele tijd (lees: wellicht enkele generaties) duren, zelfs al komt de huidige militaire operatie tot een einde en zwijgen de wapens op een gegeven moment.
Het Israëlisch-Palestijnse vraagstuk is er één van (op zijn minst) twee waarheden. Een Palestijns en een Israëlisch relaas bevatten niet noodzakelijk leugenachtige beweringen, vaak belichten ze gewoon slechts een deel van de feiten, niet zelden ongeveer de helft. Met betrekking tot vragen die zich al meer dan een eeuw stellen, inzake de betrekkingen tussen Joden en Arabieren in het gebied tussen de Middellandse Zee en de Jordaan, is het ook niet verwonderlijk dat het niet voor de hand ligt om met een heldere en eenvoudige versie van de feiten op de proppen te komen. Aan beide kanten is er hoop en goede wil geweest, maar aan beide kanten zijn evenzeer grote wreedheden begaan. Aangezien daarbij ook het principe van actie en reactie heeft gespeeld, is het nu zelfs voor buitenstaanders geen eenvoudige klus om verantwoordelijkheden vast te stellen. Voor Israëli’s en Palestijnen zelf is de zaak uiterst emotioneel omdat het vaak – letterlijk – om een kwestie van leven en dood gaat. Hoe intenser de woede en de angst, des te moeilijker om de situatie van op een afstand te bekijken. De laatste maanden vormen op dat vlak geen stap in de goede richting.
In dit alles kan de rol van het Internationaal Gerechtshof enkel beperkt zijn, zoals ook de Duitse rechter schrijft in de verklaring die hij aan het order van vorige vrijdag heeft gehecht. Politici, burgers en organisaties die hopen dat een internationale rechtszaak de ontwikkelingen op het terrein in de ene of de andere richting zal sturen, doen er goed aan dit te beseffen. Het is aangewezen de procesgang te volgen en de beoordelingen in feite en in rechte te analyseren, net omdat een onafhankelijk oordeel zoals dat van vorige vrijdag ons het een en ander kan leren over het geschil, maar het is raadzaam vooral in te zetten op bemiddeling met en tussen de partijen zelf en daarbij oor te hebben voor hun bekommernissen en noden op het terrein.
Eerder dan in Den Haag dient uiteindelijk vooral in Khan Younes, Sderot en Jeruzalem te worden gewerkt aan een betere toekomst voor Israëli’s en Palestijnen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier