Thorastaat Israël: wie zijn die religieuze extremisten in de Knesset?

Minister van Openbare Veiligheid Itamar Ben-Gvir. Op zijn zestiende werd de man lid van de terroristische Kach-beweging van de Amerikaans-Israëlische rabbijn Meir David Kahane. © Getty Images
Catherine Vuylsteke
Catherine Vuylsteke Journalist, auteur, filmmaker en sinoloog

Extremistische partijen domineren het Israëlische politieke landschap. Met dank aan premier Netanyahu én de internationale gemeenschap.

‘Dit is niet mijn parlement.’ De woorden zijn niet afkomstig van een van de honderdduizenden Israëli’s die het land onlangs tot stilstand brachten met hun protest tegen de geplande justitiehervorming van premier Benjamin Netanyahu (Likoed). Wel van de bekende singer-songwriter Hanan Yovel (76). Die wil later deze maand niet optreden tijdens de parlementaire viering van Israëls 75e verjaardag. ‘Door te zingen voor die hufters’, zo zei Yovel op de populaire tv-zender Channel 12, ‘zou ik ontrouw zijn aan mezelf’.

Hij verwees naar een parlementair incident waarbij Almog Cohen van Otsma Jehudit (‘Joodse kracht’), een van de zes regeringspartijen, zijn eigen racistische uitlatingen over de oppositieleden filmde. Ze waren volgens hem ‘minder dan schapen. Je kunt beter dierengeluiden tegen ze maken, dat snappen ze tenminste.’ Daarop besloot parlementsvoorzitter Amir Ohana (Likoed) dat verkozenen voortaan niet meer mogen filmen in het parlement.

Almog Cohen is geen uitzondering. In de coalitie die sinds eind vorig jaar aan de macht is, wemelt het van de aangebrande figuren, vooral bij de Religieus Zionistische Alliantie van drie extreemrechtse kolonistenpartijen: Otsma Jehudit, de Religieus Zionistische Partij en Noam. Die hebben samen 14 zetels en 6 van de 32 ministerportefeuilles.

Het opvallendst is minister van Openbare Veiligheid Itamar Ben-Gvir (Otsma Jehudit), die al 50 keer voor de rechter werd gedaagd, 12 keer schuldig is bevonden en nu aan het hoofd staat van de politie. Op zijn zestiende werd de man lid van de terroristische Kach-beweging van de Amerikaans-Israëlische rabbijn Meir David Kahane. Drie jaar later, in 1995, dook hij voor het eerst op in een tv-interview. Ben-Gvir zwaaide met het Cadillac-logo van de limousine van premier Yitzhak Rabin, die kort daarvoor de door kolonisten zo gehate Oslo-vredesakkoorden had getekend, en pochte dat hij ‘nu in staat was om achter hem aan te gaan’.

Een paar weken later werd Rabin vermoord door rechtenstudent Yigal Amir. Ben-Gvir voerde campagne voor zijn vrijlating. Hij bewondert zulke individuen: jarenlang hing in zijn woonkamer een ingelijste foto van Baruch Goldstein, een discipel van Kahane, die in 1994 29 Palestijnen afslachtte in een moskee.

Betreft het louter jeugdzonden en kwam de minister tot inkeer? Dat valt te betwijfelen: drie weken voor de verkiezingen nam hij in Sheikh Jarrah – een wijk in Oost- Jeruzalem – deel aan het gewelddadige treffen tussen kolonisten en Palestijnse bewoners. Hij zwaaide met een pistool, gelastte de politie met scherp te schieten en schreeuwde: ‘Wij zijn hier de huisbazen.’ Die boodschap retweette hij daags na zijn kieszege.

Ook vorige week werd in Israël betoogd tegen premier Netanyahu en zijn extreemrechtse regering. © getty images

Racistische homofoob

Minstens even onverkwikkelijk zijn de uitlatingen van minister van Financiën Bezalel Smotrich (Religieus Zionistische Partij), een zelfverklaarde ‘racistische homofoob’ die het Palestijnse volk niet erkent. Dat er bij de stichting van Israël in 1948 niet méér dan driekwart miljoen Palestijnen werden verdreven, komt volgens hem omdat de stichter des vaderlands, David Ben-Gurion, ‘de klus niet afmaakte’.

Zijn partijgenote Orit Strock, een koloniste uit Hebron die nu verantwoordelijk is voor het Nederzettingenbeleid, liet zich onlangs ontvallen dat ‘artsen niet verplicht moeten worden om patiënten te behandelen als dat tegen hun religieuze overtuigingen ingaat’. Met andere woorden: als het Palestijnen betreft of mensen van de lgbtq+-gemeenschap.

Haar zoon Zvi werd in 2011 tot anderhalf jaar cel veroordeeld wegens ontvoering en mishandeling van een 15-jarige Palestijnse jongen op de Westelijke Jordaanoever in juli 2007. De tiener werd bewusteloos aangetroffen in een open veld. Hij was naakt, vastgebonden en vreselijk toegetakeld. ‘Ik heb het medische dossieren de gruwelijke foto’s bekeken en ben genoodzaakt mijn diepste walging uit te drukken’, zo zei rechter Amnon Cohen tijdens het proces.

Likoed

Hoe is het zover kunnen komen in Israël? De bekende linkse intellectueel David E. Rosenberg ziet alvast weinig gelijkenissen met de opmars van extreemrechts in Europa. ‘Ons land’, zo schrijft hij in Foreign Policy, ‘kampt niet met immigratie, toenemende misdaad en afnemende economische kansen. Door het draconische overheidsbeleid komen juist relatief weinig asielzoekers het land binnen. De misdaad is toegenomen, maar alleen in Arabische gemeenschappen. De economie kende de afgelopen twee decennia een ongewoon sterke groei. De werkloosheid was zelden lager, de technologiesector bloeit en de inflatie is eerder beperkt.’

Waar ligt het dan wél aan? De Australische onderzoekers Ihsan Yilmaz en Nicholas Morieson wijzen op de lange dominantie van Netanyahu en zijn rechtse Likoed-partij, die de samenleving met een populistisch-nationalistisch discours in drie groepen verdeelt: ‘het volk’ (de Joden die na meer dan twee millennia van vervolging hun nieuw verworven thuisland koste wat het kost moeten verdedigen), de ‘elites’ (linkse partijen en intellectuelen die zich tegen dat populisme verzetten en daarmee Israël verzwakken) en ‘gevaarlijke anderen’ (vooral Arabische moslims, die Netanyahu afschildert als indringers).

Een vergelijkbare riedel wordt afgedraaid door Likoeds belangrijkste coalitiepartner, de ultraorthodoxe Shaspartij. Daarin is het volk bovenal deugdzaam want Sefardisch of afkomstig uit het Midden-Oosten, terwijl de elites seculier en dus corrupt zijn en de categorie ‘gevaarlijke anderen’ is uitgebreid met de lgbtq+- gemeenschap.

Normalisering

‘Links en rechts hebben in Israël elke betekenis verloren’, stelt Omar Shakir, Human Rights Watch-directeur voor Israël en Palestina. ‘Links is louter een aanduiding van oppositie tegen Netanyahu, vaak van politieke formaties die nog rechtser zijn dan hij. Het is erg simpel: van de 120 Knessetleden zijn er hooguit 15 van oordeel dat Israël Palestijns gebied bezet – wat voor de VN en de internationale gemeenschap toch het basisprobleem is.

© National

‘En kijk naar de vorige regering, die duidelijk anti-Netanyahu was en waarin voor het eerst een Arabisch- Israëlische minister zat. In het anderhalf jaar dat ze aan de macht was, werden méér Palestijnen zonder enige vorm van proces opgesloten of vermoord dan in eender welke andere periode sinds 2005, het moment waarop de VN statistieken begonnen bij te houden.’

Dat extremistische partijen het Israëlische politieke landschap steeds meer domineren, verbaast Shakir niet. ‘Als de internationale gemeenschap Israël decennialang volstrekt ongestraft laat begaan, hoe zou de Joodse kiezer dan moeten oordelen dat het beleid ethisch onaanvaardbaar is?’

De normalisering van het extremisme is volgens Shakir al geruime tijd aan de gang. ‘Als Onderwijsminister in een regering van Netanyahu zei Naftali Bennett in 2016 al dat “we ons leven moeten geven” voor de annexatie van de Westelijke Jordaanoever, waarmee hij het gedachtegoed van Meir Kahane bevestigde. En kijk naar Avigdor Lieberman, die tussen 2001 en vorig jaar haast onafgebroken minister was in de elkaar opvolgende regeringen. Als minister van Buitenlandse Zaken verklaarde hij in 2015 dat ontrouwe Palestijnse burgers moesten worden onthoofd.’

Vruchtbaarheidscijfer

Politoloog Yoav Peled van de Universiteit van Tel Aviv schrijft de verrechtsing in zijn boek The Religionization of Israeli society (2018) toe aan een samenloop van omstandigheden. ‘Vooreerst is er de existentiële onveiligheid die sinds 2000 aanzienlijk toenam als gevolg van het mislukken van het Oslo-vredesproces en het uitbreken van de Tweede Intifada. Dat betekende tevens het einde van de tweestatenoplossing, en dus ook van de mogelijkheid om een Joodse demografische meerderheid te behouden in Israël. Die gedachte versterkte de belegeringsmentaliteit, en de behoefte om hogere culturele en fysieke muren op te trekken om hun identiteit te behouden.’

Een andere factor is de explosieve demografische groei van de ultraorthodoxen, die een vruchtbaarheidscijfer van 6,6 hebben. Dat is meer dan twee keer het nationale gemiddelde en drie keer zoveel als de seculiere joden. Gevolg: met elke generatie verdubbelt hun aantal. Ze vormen nu 13 procent van de totale bevolking, maar 19 procent van de -14-jarigen en een kwart van de kleuters. Zet die tendens zich door, dan maken ze tegen 2065 de helft van de kinderen uit.

Toen Peleds studie in 2018 uitkwam, werd die door velen overdreven genoemd. ‘Ik geloof dat die mening vijf jaar na dato is bijgesteld’, zegt hij. De oorsprong van de extreemrechtse beweging ligt volgens de professor in de zionistische beweging. ‘Die presenteerde zichzelf wel als een “revolutie” tegen het traditionele Joodse leven in de diaspora maar kon zich nooit losmaken van het Jodendom. Immers, het enige wat alle leden verbond was de religie en de band tussen natie en thuisland was van religieuze aard.’

Lange tijd was het religieus zionisme zowel in aanhang als qua invloed marginaal. De creatie van de moderne, levensvatbare natiestaat Israël was vanaf midden jaren dertig in handen van het seculiere, linkse zionisme van de Arbeidspartij. Centraal stonden de pioniers van de kibboetsen, die op grote schaal werk verschaften, een aantrekkelijk narratief hadden en ook instonden voor hun eigen verdediging.

De religieuze zionisten, die vooral aanhang hadden onder de stedelijke middenklasse, reageerden op die marginalisering met segregatie, maar hun in Israël geboren nakomelingen grepen de oorlogen van 1967 en 1973 aan om de beweging over te nemen. Hun doel werd de ‘Thorastaat’, een samensmelting van Joods nationalisme en Joodse religie, met soevereiniteit over het hele land Israël.

© National

Peled: ‘De ideologische basis daarvoor werd gelegd door rabbijn Zvi Yehuda Kook. Op de viering van de Israëlische onafhankelijkheid in 1967 klaagde hij nog over de onbereikbaarheid van ‘ons Hebron, ons Nablus, ons Jericho’. Drie weken later stonden die plaatsen onder Israëlische controle. Voor zijn volgelingen was de rabbijn een profeet, die de overwinning zag als ‘een onweerlegbaar teken van een goddelijk plan om het hele land van Israël terug te geven aan het volk van Israël’.

Het religieus zionisme werd nog versterkt door de Jom Kippoeroorlog (1973), die militair wél werd gewonnen maar toch voelde als een nederlaag. Immers, Israël bleek plots kwetsbaar, de Arbeidspartij verloor haar geloofwaardigheid als bewaker van de veiligheid en het nationale zelfvertrouwen kreeg een deuk.

Meteen na de oorlog stichtten Kooks aanhangers Gush Emunim (Het blok van de gelovigen, GE), dat zich fel kantte tegen de door Washington geëiste terugtrekking uit de Sinai en de Golanhoogten, en tegen de beperkingen op de bouw van nederzettingen. Toen Likoed in 1977 voor het eerst aan de macht kwam, ging GE daar nauw mee samenwerken, maar ook met teleurgestelde pioniers van weleer die zich nu heroriënteerden naar de kolonistenbeweging.

Religieuze officieren

Vanaf de jaren negentig krijgt het religieus zionisme grote invloed in het onderwijs en in het leger. Peled: ‘Seculiere jongeren uit de middenklasse kiezen almaar minder voor een militaire carrière, wat verklaart waarom de religieuze officieren momenteel ongeveer 40 procent uitmaken van de lagere officiersrangen in gevechtseenheden. En dan krijg je situaties zoals tijdens de militaire operatie in Gaza in de zomer van 2014, waar kolonel Ofer Winter, de leider van de Givati-infanterie-brigade, zijn troepen opriep om te vechten tegen “de terroristen die de God van Israël belasteren.”’

In de massamedia voltrok zich een soortgelijke ontwikkeling. Peled: ‘In 1987 riep de invloedrijke religieus-zionistische journalist en politicus Uri Orbach de jonge kolonisten op om dienst te nemen bij het militaire radiostation om journalistieke ervaring op te doen. Twee jaar later werd een religieus- zionistische film- en televisieschool opgericht. Dat heeft vruchten afgeworpen: de afgelopen jaren zagen we een duidelijke toename van religieuze verslaggevers, commentatoren en presentatoren, evenals religieuze thema’s op tv. En terwijl religieuze kwesties in de jaren negentig voornamelijk als actualiteit werden besproken, stonden ze tien jaar later niet zelden centraal in fictie en talkshows. Is het dan verwonderlijk dat het religieus zionisme de steunpilaar is geworden van het wereldbeeld van de joodse Israëlische samenleving?’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content