Marie-José Tubiana over migratie: ‘De klimaatcrisis heeft de toestand in Darfur nog verergerd’

© Franky Verdickt

Honderden asielzoekers uit Darfur danken hun Franse verblijfsvergunning aan de 92-jarige Marie-José Tubiana. Over haar leven en werk werd de bekroonde documentaire La Combattante gedraaid.

Marie-José Tubiana heet ons voorwaardelijk welkom in haar Parijse appartement. Een mondkapje hoeft niet zo nodig, maar of we alstublieft onze schoenen willen uittrekken en daarna onze handen wassen en ontsmetten? Niet dat ze angstig is aangelegd – een blik op haar cv volstaat om zich daarvan te vergewissen. Vooraleer ze hier, dicht bij de Porte d’Italie, neerstreek leidde ze een nomadisch leven. In 1956 trok ze als jonge etnologe voor het eerst naar Tsjaad, toen nog een Franse kolonie. Ze deed er onderzoek naar de Zaghawa, een volk dat aan weerskanten van de grens met Sudan leeft. Negen jaar later keerde ze terug, samen met etnolinguist Joseph Tubiana, die ze eerder in Tsjaad had leren kennen. De toenmalige leiders van het onafhankelijke land wilden geen potten- kijkers meer in het opstandige noorden. En dus verbleef het koppel meer dan vijftien jaar aan de Sudanese kant van de grens, in Darfur. Marie-José verrichtte er niet alleen etnologisch en cartografisch veldwerk, als fotografe en cameravrouw legde ze er een uniek beeldarchief aan.

Vluchtelingen zijn de helden van onze tijd.

Voor geen kleintje vervaard dus, maar met 92 jaar is voorzichtigheid geboden. Zeker voor iemand met een missie zoals Marie-José Tubiana, over wie de Franse documentairemaker Camille Ponsin La Combattante draaide. De meermaals bekroonde film speelde recent in enkele zalen in Brussel en Wallonië. Madame Marie-José reçoit à 15 heures, de ondertitel verwijst naar het tijdstip waarop de hoogbejaarde protagoniste meermaals per week in dit appartement gasten ontvangt. Mannen zowel als vrouwen, maar altijd zijn het asielzoekers uit Darfur die haar hulp komen inroepen. De gastvrouw luistert geduldig naar hun relaas, met behulp van een tolk zodat ze hun vluchtverhaal in alle nuances kan optekenen. Maar er zit ook actie in de film. Marie-José schuifelend door haar appartement, zoekend en tastend in haar naar alle kamers uitwaaierend archief, gebogen over kaarten, boeken, aantekeningen en andere elementen waarmee ze haar missie hoopt te volbrengen. Alle bezoekers hebben met elkaar gemeen dat hun asiel- aanvraag door het Office Français de Protection des Réfugiés et Apatrides (OFPRA) werd verworpen. Twijfels over de identiteit van de aanvrager, onsamen- hangende vluchtverhalen, ontbrekende documenten: het zijn altijd dezelfde argumenten waarop het njet steunt.

Dan komt Tubiana: gewapend met de in hoofd en archief opgeslagen kennis van de geografie, genealogie, volkeren, talen, cultuur en tradities van Darfur probeert ze de weigeringsgronden punt voor punt te weerleggen. Soms beslaat haar argumentatie twee pagina’s, soms moet ze er wel twintig op haar MacBook Air typen. Haar attestation, in hoofs Frans gericht aan het Cour Nationale du Droit d’Asile (CNDA), is goud in de handen van de betrokken asieladvocaten. In de film is sprake van 310 dossiers waarin de aanvrager in beroep alsnog de vluchtelingenstatus kreeg toegekend, met de bijbehorende rechten zoals toegang tot de arbeidsmarkt en gezondheidszorg.

Staande ovatie

In de pakkende slotscène van de film geeft ze toe dat ze moe is maar toch doorzet, want wie moet het anders doen? Uit de mond van een negentigjarige klinkt zoiets niet als een wissel op de toekomst. Groot is dan ook onze opluchting wanneer we de intussen twee jaar oudere maar immer strijd- vaardige Marie-José mogen begroeten. Ze is verrassend klein van gestalte en oogt breekbaar wanneer ze niet bepaald kaarsrecht op haar wandelstok leunt – ze is pas hersteld van een dijbeenbreuk. Het heeft haar niet belet om in december samen met regisseur Camille Ponsin heel Frankrijk te doorkruisen om La Combattante te promoten. ‘De film is al op 85 festivals vertoond’, zegt ze. ‘In Albertville hebben we een staande ovatie gekregen.’

Marie-José is oprecht blij als ik haar vertel dat ik de analyse heb gelezen die Joseph Tubiana in 2005, een jaar voor zijn overlijden, in het vakblad Afrique Contemporaine publiceerde. ‘Vermeld alstublieft zijn naam in je artikel’, zegt ze. ‘Mijn man werd te snel vergeten.’ Met plezier, maar Le Darfour, conflit identitaire verdient het op eigen merites te worden herlezen als sleutel om de reeds twintig jaar aanslepende burgeroorlog te begrijpen. Vaak wordt het schematisch voorgesteld: Arabische milities die janjaweed worden genoemd, terroriseren met steun van de Arabische machtselite in de Sudanese hoofdstad Khartum de Afrikaanse bevolking van Darfur. In werkelijkheid zijn die milities evengoed Afrikaans, het gaat om volkeren die in tegenstelling tot pakweg de Foer, Zaghawa of Masalit in de loop der tijden arabiseerden. Dat proces ging weinig verrassend gepaard met een islamisering, een factor van belang in het conflict. Ook de niet-gearabiseerde bevolking van Darfur bestaat uit moslims, alleen wordt hun beleving van de islam door Arabische Sudanezen als heterodox beschouwd. Als etnologe weet Marie-José daar alles van. Na het gesprek zal ze een van haar gepubliceerde standaardwerken over de Zaghawa tonen. Er staan prachtige foto’s in van pre-islamtische vruchtbaarheidsrituelen die tot op vandaag worden uitgevoerd. Onderliggend speelt een nog veel oudere tegenstelling: de janjaweed recruteren uit seminomadische volkeren, die runderen en kamelen kweken en verhandelen. Veetelers leven in Afrika vaak op gespannen voet met sedentaire landbouwers zoals de volkeren van Darfur, met water en vruchtbare grond als inzet van vaak bloedige conflicten.

Marie-José voegt een actuele dimensie toe aan de analyse van haar man. ‘De klimaatcrisis heeft de toestand nog ver- ergerd’, zegt ze. ‘Vroeger viel er net genoeg neerslag om boeren en nomaden vreedzaam te laten samenleven. Nu niet meer, en daardoor is de competitie tussen beide groepen veel scherper geworden. De janjaweed krijgen daarbij de vrije hand van Khartum. Plunder en moord er maar op los, gaf de vorige dictator Omar al-Bashir te verstaan. Sterker nog, het Sudanese leger is er zelf bij betrokken. Ze leveren niet alleen wapens aan de milities, ze voeren zelf raids en bombardementen uit. De val van Al-Bashir in 2018 heeft helaas niets veranderd: het land is nu in handen van dezelfde militairen die jarenlang de regie voerden over de terreurcampagne. Officieel gaat het om een legitieme strijd tegen rebellen die vanuit Tsjaad opereren. Het klopt dat er gewapend verzet wordt geboden, maar de mensen van Darfur zijn niet uit op separatisme. Ze eisen alleen dat hun rechten worden gerespecteerd.’

Oorlogsmisdaden

De balans is zwaar: 300.000 doden en 2,7 miljoen ontheemden, van wie er 230.000 naar Tsjaad zijn gevlucht. In La Combattante zitten beelden van de gruwel, gefilmd door militieleden, die ze als propaganda verspreiden. Het is voer voor discussie of de door Washington gehanteerde kwalificatie van genocide van toepassing is, maar feit is dat in dit vergeten conflict op grote schaal oorlogsmisdaden werden gepleegd. Het is dan ook voorspelbaar dat Darfuri’s goed vertegenwoordigd zijn in het contingent vluchtelingen dat via Libië en de Middellandse Zee fort Europa probeert te bereiken.

‘Plunder en moord er maar op los, gaf de vorige dictator Omar al-Bashir te verstaan. Sterker nog, het Sudanese leger is er zelf bij betrokken.’
‘Plunder en moord er maar op los, gaf de vorige dictator Omar al-Bashir te verstaan. Sterker nog, het Sudanese leger is er zelf bij betrokken.’ © Franky Verdickt

Het was 2005 toen de eerste afgewezen asielzoeker bij Marie-José Tubiana aan- belde. ‘Doorverwezen door de Associaton des Zaghawas en France’, zegt ze. ‘Hij heette Ali, ik heb hem kunnen helpen en sindsdien is het niet meer gestopt. Blijkbaar zijn ze me nog niet vergeten in Darfur. Zelfs jongeren die werden geboren nadat ik al vertrokken was, hebben over me gehoord. Gemiddeld krijg ik twee à drie nieuwe klanten per week over de vloer.’ Marie-José, die haar carrière beëindigde als onderzoeksdirecteur van het prestigieuze Centre National de la Recherche Scientifique (CNRS), was in 2005 al lang met pensioen. Waarom heeft ze deze zware last op zich opgenomen? ‘Ik zag het als een ereschuld’, zegt ze. ‘Ik ben bij de Zaghawa altijd genereus ontvangen. Openhartig bovendien, ze vonden het een eer om mij als witte vrouw in hun cultuur en tradities in te wijden. Van mijn kant heb ik hen altijd met veel respect behandeld. Als ze speciaal voor mij die ene stoel van het dorp wilden aanslepen, dan weigerde ik die. Ik ging zoals iedereen op de grond zitten, deelde hun voedsel en luisterde geduldig naar hun verhalen. Kortom, ik deed mijn werk als etnoloog. Ik heb veel aan Darfur te danken, ook als wetenschapper. Dan is het niet meer dan normaal dat ik hen iets teruggeef.’

Empathie verplichten

Over het werk van het OFPRA is ze scherp. ‘Asielzoekers worden vaak binnen enkele weken na hun registratie in Frankrijk uitgenodigd voor een eerste interview. Tijd om zich voor te bereiden is er niet, laat staan om te bekomen van een barre reis vol gevaren en ontberingen. Hoe kan het OFPRA dan verwachten dat ze een coherent verhaal vertellen, zonder hiaten in de chronologie of in de lijst van plaatsen waar ze overal gepasseerd zijn? Het is sowieso al moeilijk om over de culturele barrières heen te kijken. In Darfur kennen ze geen voornamen: mannen identificeren zich met de naam van hun vader en grootvader. Toch moeten ze hier bij aankomst op alle formulieren een voornaam invullen. Dat leidt tot misverstanden, net zoals het taalgebruik. Vaak wordt er via Sudanees-Arabisch getolkt, maar een woord zoals ‘huwelijk’ heeft in die taal een heel andere lading dan in het Beri, de taal van de Zaghawa en de Bideyat. Het probleem is dat de asielambtenaren niet gespecialiseerd zijn. De ene dag doen ze dossiers uit Sudan, de volgende is het Syrië of Tsjetsjenië. Toen ik dat eens aanklaagde, bleek dat het om een bewuste politiek gaat. Als ze zich gaan specialiseren, kreeg ik te horen, dan dreigen ze empathie te krijgen voor asielzoekers. Ongelooflijk toch? Empathie zou juist verplicht moeten worden voor iemand met zo’n verant- woordelijkheid.’

Ze vist een boek uit haar archief, dat er in de film chaotischer uitziet dan in werkelijkheid. ‘Alles is netjes geordend’, verzekert ze terwijl ze snel de juiste pagina vindt. Er staat een topografische kaart op, een van de tientallen die ze een halve eeuw geleden zelf heeft gemaakt. Die komen nu goed van pas, want het OFPRA grijpt de minste twijfel over de exacte vluchtroute aan om een afwijzing te motiveren. Ze laat haar vinger over de kaart glijden, tot hij stilvalt bij de gezochte naam. Wadi Gardi, dat was het dorp waarvan het OFPRA het bestaan betwistte. Een kopie van de kaart zat bij haar attest voor het CNDA, met gunstig resultaat voor de man uit Wadi Gardi. ‘Het gebeurt dat ze op basis van satellietbeelden besluiten dat een dorp niet bestaat,’ zegt ze, ‘terwijl het gaat om een van de 3000 dorpen die door de janjaweed of het leger letterlijk werden platgebrand. Precies de reden waarom de inwoners er zijn weggevlucht.’

Omvolkingstheorieën

Thee en koekjes vormen een belangrijk onderdeel van haar methode, net zoals de souvenirs uit Darfur, die de bezoekers een thuisgevoel geven. Vertrouwen scheppen is de boodschap, want het zijn moeilijke verhalen die hier worden verteld. In de film zie je een jonge vrouw getuigen over het seksuele geweld waarvan ze het slachtoffer werd. ‘Vrouwen lopen een bijkomend risico’, zegt Tubiana. ‘Verkrachting wordt als oorlogswapen ingezet. Maar ook in vluchtelingenkampen of tijdens de doortocht in Libië zijn ze niet veilig.’

‘Vluchtelingen zijn de helden van onze tijd’, liet ze in een Frans tijdschrift optekenen. Dat ze daarmee in Frankrijk en wellicht in heel Europa een minderheidsopinie vertolkt, stemt haar droef. ‘Extreemrechtse populisten zaaien haat met hun omvolkingstheorieën’, zegt ze. ‘Onzin, maar straks behalen ze bij de verkiezingen wel 50 procent van de stemmen.’ Niet dat ze er moedeloos van wordt. Ze krijgt trouwens steeds meer hulp, onder meer van haar zoon en van cineast Ponsin.

‘Ik ga door’, zegt ze. ‘Zolang de gezondheid het toelaat.’

Bio Marie-José Tubiana

1930: studeert geschiedenis en antropologie

1956: eerste reis naar Tsjaad. Ze is een van de eerste Franse vrouwen die de doctorstitel etnologie behalen

Trouwt: Met Joseph Tubiana, etnolinguist en docent Amhaars

1965: vertrekt naar Darfur, waar ze 20 jaar woont en werkt.

Wordt onderzoeksdirecteur Centre National De Recherche Scientifique

2005: begin van haar engagement voor asielzoekers uit Darfur

2022: is de protagonist in de documentaire La Combattante

Partner Content