Inge Poelemans

‘Geld geven aan de buurlanden van Syrië is niet genoeg’

Inge Poelemans Journaliste bij de Nederlandse editie van de Turkse krant Zaman Vandaag.

‘Zelfs met verhoogde financiële steun aan de Syrische buurlanden zal je de stroom vluchtelingen uit die regio niet tegenhouden, zolang er niets wezenlijks verandert aan het beleid daar’, schrijft Inge Poelemans van Zaman Vandaag aan de vooravond van het bezoek van de Turkse president Erdogan aan Brussel.

Vorige week hielden de regeringsleiders van de EU-landen een uitzonderlijke top die alweer in teken stond van de vluchtelingenkwestie. Deze keer was niet het gevoelige thema van de herverdeling van asielzoekers over de lidstaten het belangrijkst agendapunt. Wel bekeken de EU-leiders hoe de opvang van vluchtelingen in de Syrische buurlanden verbeterd kan worden. Het was een gelegenheid waarbij de Europese leiders nog eens gezamenlijk hun groothartigheid konden tonen na maanden van gekibbel, verdeeldheid en eigen grenzen eerst.

Het besef groeit dat om een duurzame oplossing te vinden voor het probleem, je verder moet kijken dan het Europese grondgebied. De redenering dat mensen op de vlucht geholpen zijn van zodra hun leven in veiligheid is gesteld – zoals politici ook in ons land nog wel eens beweren tijdens openingscolleges op niet nader genoemde universiteiten – houdt niet langer steek. De opvangomstandigheden in de Syrische buurlanden, hebben een onmiskenbare invloed op het aantal vluchtelingen dat de oversteek naar Europa waagt.

De uitkomst van de meeting stemde alvast hoopvol. Zo zetten de leiders een cheque van 1 miljard opzij voor de organisaties die aan de Syrische grenzen de opvang in goede banen leiden. Dat is geen overbodige luxe. Op 13 september 2015 stond de teller van de steun aan het Wereldvoedselprogramma in liefst 11 van de 28 lidstaten op 0 euro. De overige lidstaten bouwden hun steun dramatisch af ten opzichte van 2014. Zelfs gulle schenkers als Duitsland en Zweden verminderden hun budget met respectievelijk 51 en 95 procent. Slechts 38 procent van de nodige steun aan humanitaire organisaties werd effectief gedoneerd.

Daarnaast willen de lidstaten meer geld pompen in het EU Regionaal vertrouwensfonds dat werd opgericht om de Syrische crisis het hoofd te bieden. Dit fonds moest in de eerste plaats steun geven aan en stabiliteit creëren in de Syrische buurlanden die momenteel het gros van de vluchtelingen opvangen: Jordanië, Libanon, Turkije, Irak en Egypte. Met het nieuwe budget willen de regeringsleiders vooral de omstandigheden in de opvangkampen waarin de vluchtelingen verblijven verbeteren.

‘Zolang ze in hun gastland geen kansen hebben om een leven op te bouwen, zullen vluchtelingen naar Europa blijven komen, waar ze wel kunnen werken, studeren en sociale rechten hebben.’

Net daar wringt het schoentje: momenteel verblijft slechts 12 procent van de vluchtelingen in die landen ook effectief in een kamp. De rest heeft zich verspreid in het binnenland, waar ze in 70 tot 86 procent van de gevallen onder de armoedegrens leven. Het asiel- en migratiebeleid in deze landen staat dan ook allerminst op punt. Jordanië, Libanon en Irak hebben de Conventie van Genève, die de rechten van vluchtelingen in het land van opvang waarborgt, niet getekend. In Egypte en Turkije zijn er ook nog grote tekortkomingen.

Vooral het feit dat het recht op werk voor vluchtelingen in deze landen niet is gegarandeerd, vormt een groot obstakel. Na vijf jaar oorlog raakt het spaargeld op van de mensen die binnen en buiten de kampen verblijven. Zolang ze in hun gastland geen kansen hebben om een leven op te bouwen, zullen vluchtelingen naar Europa blijven komen, waar ze wel kunnen werken, studeren en sociale rechten hebben. Zelfs met verhoogde financiële steun aan de Syrische buurlanden zal je de stroom vluchtelingen uit die regio niet tegenhouden, zolang er niets wezenlijks verandert aan het beleid daar.

‘Om die knelpunten weg te werken heb je niet alleen budget nodig, maar ook diplomatieke inspanningen.’

Om die knelpunten weg te werken heb je niet alleen budget nodig, maar ook diplomatieke inspanningen. Europa moet met deze landen aan tafel gaan zitten. Daarbij zal het grondig moeten nadenken over hoe het bij zijn gesprekspartners de bereidheid kan bewerkstelligen om de nodige beleidsaanpassingen door te voeren. Turkije treedt als eerste aan. Op 5 oktober komt president Recep Tayyip Erdo?an naar Brussel, waar hij een ontmoeting zal hebben met de verschillende EU-voorzitters. Bovenaan op de agenda staat de vluchtelingencrisis.

Bezoek van Erdogan aan Brussel

Er ligt met Turkije al heel wat op de onderhandelingstafel. Ankara bekrachtigde in april 2014 een gloednieuwe Wet voor Buitenlanders en Internationale Bescherming, die een grondig hernieuwd asielbeleid bevat en waarin erkende vluchtelingen voldoende rechten krijgen. Turkije moet deze nieuwe wetgeving nog wel implementeren. Van dat laatste is momenteel nog bitter weinig in huis gekomen. Met de aankomende verkiezingen op 1 november staat Erdo?an er helemaal niet om te springen onpopulaire maatregelen ten voordele van vluchtelingen te nemen (zeker niet als je weet dat 85 procent van de Turken bang is dat de vluchtelingen de jobzekerheid in hun land bedreigen).

Turkije is een kandidaat-lidstaat, waarmee er al een lange onderhandelingsgeschiedenis bestaat. Toch is het EU-lidmaatschap voor Ankara een steeds minder smakelijk ogende wortel. Europa wil Turkije er nu vooral van overtuigen dat het zijn lekke landsgrenzen beter te bewaakt. De aanpak van mensensmokkel is topprioriteit. Vluchtelingen tegenhouden is belangrijker dan te voorkomen dat ze de noodzaak voelen om naar Europa te gaan. Ankara trekt in de vluchtelingenkwestie aan de touwtjes. Dat doet vrezen dat de Europese leiders de beker van een langetermijnoplossing, met perspectief op een degelijk Turks integratiebeleid, aan zich zullen laten voorbijgaan.

Realiteitsbesef en ambitie

Nog minder evident zullen de onderhandelingen met andere Syrische buurlanden zijn. Op 11 en 12 november zal er een meeting tussen de EU en deze landen plaatsvinden in Malta. De vraag is hoe verregaand de uitkomsten daarvan zullen zijn. Nochtans bieden beleidshervormingen ook voor de opvanglanden zelf mogelijkheden. De humanitaire opvang van vluchtelingen heeft de Syrische buurlanden al handenvol geld gekost. Als hun arbeidsrechten op punt zouden staan, zouden vluchtelingen sneller financiële autonomie kunnen verwerven. Dat is niet alleen goed voor hun portemonnee en zelfbeeld, maar ook voor de economie van het gastland.

Hopelijk zullen de gesprekken tussen de EU en de Syrische buurlanden voldoende realiteitsbesef èn ambitie tonen. Misschien zou het zelfs interessant zijn om de Golfstaten mee in het diplomatieke bad te trekken.

Ook zij kunnen betrokken worden in een breed verreikend plan om de vluchtelingenstromen met vele handen zo licht mogelijk te maken. Er is een flinke dosis doordachtheid en politieke lef nodig om een langdurige oplossing te vinden waar alle betrokkenen – staten en vluchtelingen – beter van worden.

Partner Content