Knack aan het front in Oekraïne: ‘Hoe kan het nog erger worden?’
Oog in oog met de Russische militaire opbouw antwoorden de Oekraïners met onverstoorbaarheid, onverschilligheid en koppige vastberadenheid. Een bericht uit Oost-Oekraïne, waar de oorlog zowel in de loopgraven als per televisieantenne wordt uitgevochten.
‘Kletskoek! Waar zou ik wel naartoe moeten? Waarom zou ik vluchten? Laat ze maar schieten, ik blijf lekker hier. Maakt het mij wat uit of het nu de Russen of de Oekraïners zijn?’
De ogen van de fors gebouwde bloemiste spuwen vuur. Snuivend hakt ze blindelings een tulpenstengel doormidden. Haar pikzwart geverfde haren steken schril af tegen het bleke plastic van haar met bloemen volgestouwde winkeltje. ‘Sveta…’ probeert haar buurvrouw te sussen. ‘Het is toch zo?’ buldert Sveta. ‘Het is hier al acht jaar bezig. Hoe kan het nog erger worden?’
Sveta’s bloemenwinkeltje komt uit op de Parkstraat in Kramatorsk. Hoewel het stadje sinds 2014 de tijdelijke hoofdplaats is van de regio Donetsk, heeft de infrastructuur die nieuwe eerbiedwaardigheid nog niet bijgebeend. Op de trottoirs doorsnijdt een smal paadje de grijzige sneeuwsmurrie. Onder luid gebrul scheurt een opgevoerde Lada uit de jaren tachtig voorbij. De speeltuintjes tussen de vervallen appartementsblokken zijn recent herschilderd in het blauw en geel, de nationale kleuren van Oekraïne. Op een van de afgebrokkelde gevels staat de legendarisch besnorde negentiende-eeuwse dichter Taras Sjevtsjenko afgebeeld met de baret van Che Guevara, vergezeld van de onheilspellende verzen: ‘Het is voor mij niet om het even/ als booswichten Oekraïne in slaap hebben gewiegd/ haar beroofd hebben en in vlammen doen ontwaken/ Het is voor mij niet om het even.’
Op basis van hoe westerse leiders dezer dagen over Oekraïne spreken, lijkt het alsof het land nu al in lichterlaaie staat. De ongeziene Russische troepenopbouw aan de Oekraïense grens zorgt voor grote ongerustheid. Ondertussen heeft Rusland meer dan 100.000 manschappen aan de grens verzameld, de grootste militaire ontplooiing in Europa sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog. De Amerikaanse president Joe Biden verklaarde op 19 januari al dat hij vermoedde dat zijn Russische collega Vladimir Poetin ‘iets moest ondernemen’. Amerikaanse en Europese inlichtingendiensten lekten zonder al te veel bewijzen de meest uiteenlopende scenario’s voor een Russische invasie. Begin februari berichtte het Duitse sensatieblad Bild op basis van inlichtingenwerk dat Rusland van plan was een invasie te beginnen, een nepparlement te installeren en Oekraïense dissidenten in concentratiekampen te stoppen. Er werden scenario’s geschetst waarbij tienduizenden doden vallen en meer dan een miljoen Oekraïners op de vlucht slaan. Op 11 februari riepen Amerika en een twintigtal andere landen hun landgenoten op om Oekraïne zo snel mogelijk te verlaten. Volgens de krant Oekraïnska Pravda waren een twintigtal oligarchen het land al per privéjet ontvlucht. Kortom, de hele wereld lijkt ervan overtuigd dat er een nieuwe oorlog komt tussen Rusland en Oekraïne. De enigen die daar nog niet zo zeker van lijken, zijn de Russen en Oekraïners zelf.
Het is moeilijk om de onverstoorbaarheid bij de gemiddelde Oekraïner in zulke omstandigheden niet te bewonderen. Uiteraard vindt niemand de troepenopbouw aan de Oekraïense grens fijn. Maar tegelijk lijken veel Oekraïners zich vooralsnog geen zorgen te maken. De cafés, bars en nachtclubs van Kiev zitten op vrijdagavond even vol als altijd. Aan het metrostation op het Maidanplein houdt een twintigtal jongeren een feestje met drankjes waarvan de herkomst niet altijd duidelijk te verifiëren is. Velen snappen letterlijk niet waar al die angstige West-Europese journalisten zich zorgen over maken. En hoe meer je naar het oosten reist, hoe minder de inwoners zich zorgen lijken te maken. Ook in Kramatorsk, een stad die op nauwelijks vijftig kilometer van de frontlijn ligt en zeven jaar geleden nog zwaar werd gebombardeerd, halen voorbijgangers de schouders op. ‘Ik kan me niet voorstellen dat Rusland ons morgen aanvalt’, zegt Vladimir Kvatsjoek, een rijzige twintiger in een dikke winterjas. ‘Waarom zouden ze dat doen? Wat hebben de mensen hier Rusland ooit misdaan?’ Hij zegt dat hij hoopt op neutraliteit. Volgens zijn paspoort is Kvatsjoek Oekraïner, maar hij is opgegroeid in het Russisch. ‘Ik wil niet kiezen. Ik wil geen verrader genoemd worden omdat ik me verwant voel met de Russen. Of we nu voor Rusland of voor Oekraïne kiezen, verliezen doen we altijd.’
De kolonel
‘Kijk, het is simpel’, zegt Artem. ‘Je krijgt een militaire opleiding. Die is goed, begrijp me niet verkeerd. Maar de eerste keer in een vuurgevecht heb je alleen je collega’s. Je kijkt en probeert hen zo goed mogelijk na te doen. Dat is het zowat.’ Grijnzend trekt hij aan zijn sigaret. ‘Je wordt het snel gewoon.’
Ik spreek Artem (zijn familienaam wil hij niet zeggen) in Zolote-4, een door kreupelhout omringd dorpje op een heuvel dat uit welgeteld twee verlaten appartementsblokken bestaat. Ooit maakte het deel uit van het mijnstadje Zolote, wat zoveel betekent als ‘Gouden’. Het stadje is genoemd naar het goudkleurige pyriet dat er in de mijnen werd gedolven. Artem vertelt dat hij hier sinds 2019 gelegerd is. Achter hem staat een kapotte bestelwagen, onhandig overspoten met kakigroene verf, waarin hij en zijn kameraden zich nu en dan opwarmen. Er jaagt een gure wind, het sneeuwt lichtjes. De ramen van de blokken zijn kapotgeschoten en geïmproviseerd gedicht met lakens, en dekens. Op een van de barricaden uit aluminiumplaten hebben de soldaten een pop met de foto van Vladimir Poetin gezet. Te oordelen naar de gaten in Poetins hoofd is het Oekraïense leger dezer dagen goed bij schot.
Een kronkelende modderweg scheidt Zolote-4 van Zolote-5, dat sinds de revolutie van 2014 en de daaropvolgende Russische annexatie van de Krim en oorlog in Oost-Oekraïne, deel uitmaakt van de Volksrepubliek Loegansk, een van de twee ministaatjes die met steun van Rusland overeind worden gehouden. Bij de ingang van Zolote-4 hebben de soldaten een mijn aangebracht voor het geval dat ze hun posities moeten opgeven. Het is een voorzorgsmaatregel die in de huidige omstandigheden absurd lijkt. We krijgen te horen dat er vooral na valavond nu en dan geschoten wordt. Het lijkt meer een soort stomme gewoonte dan een oprechte poging om Zolote-4 bij de Volksrepubliek Loegansk in te lijven. Een soldaat vraagt of hij met ons op de foto mag. Wanneer er niet gevochten wordt, voelt elke frontlijn onvermijdelijk als een toeristische attractie.
Lees verder onder de foto
Ook hogerop in de hiërarchie prediken de Oekraïense strijdkrachten de kalmte. ‘Wij zijn waakzaam,’ zegt kolonel Dmytro Krasylnikov. ‘Maar tegelijk moeten we uiterst voorzichtig zijn. We mogen Rusland geen reden geven om ons aan te vallen.’ Krasylnikov heeft het soort stem dat een balzaal kan vullen. Met zijn grote gestalte en brede schouders heeft hij het voorkomen van een bijna volmaakte rechthoek. Hij articuleert zorgvuldig, doorspekt zijn Russisch nu en dan met een Engelse term, waarmee hij voor een Bondfilm lijkt te solliciteren. Hij is de aanvoerder van de zogenaamde Pivnitsj-taskforce van de Oekraïense strijdmacht, die de militaire activiteit in de streek rond Severodonetsk coördineert.
Krasylnikov benadrukt dat het Oekraïense leger zijn militaire aanwezigheid in de regio voorlopig niet heeft vergroot. Het is moeilijk verifieerbaar, maar het lijkt te kloppen: rondom Severodonetsk is er nauwelijks enige indicatie van grootschalige troepenbewegingen. De kolonel toont zich optimistisch over de krijgskansen van het Oekraïense leger om een Russisch invasie tot stand te brengen. Daarbij ontplooit hij het soort optimisme dat enkel voor verstokte patriotten lijkt weggelegd. ‘Als het Russische leger zijn vliegtuigen en helikopters inzet, heeft het het voordeel’, geeft hij toe. ‘Ze hebben afstandsraketten waarmee ze ons kunnen beschieten vanaf plekken die voor ons niet bereikbaar zijn. Maar!’ bast Krasylnikov, waarna hij een dramatische pauze laat. ‘Als de Russische troepen de contactlijn oversteken en we dicht genoeg kunnen komen, zullen ze die wapens niet meer kunnen gebruiken. En als het op tanks en artillerie aankomt, ben ik ervan overtuigd dat wij in het voordeel zijn. We hebben raketten waarmee we vliegtuigen, helikopters en voertuigen kunnen uitschakelen. Wij verdedigen ons land, we kennen het terrein. Die factoren geven ons het voordeel, en moeten voldoende zijn om de Russen te doen afzien van hun militaire plannen.’
Het is niet duidelijk of Krasylnikov zijn eigen voorspellingen gelooft. Een deel van zijn optimistische inschattingen lijken te steunen op de veronderstelling dat Rusland bij een eventuele aanval de fairplay aan de dag zal leggen om het Oekraïense leger een eerlijke kans te geven om terug te vuren. Tegelijk is het duidelijk dat het Oekraïense leger de voorbije acht jaar stappen heeft gezet. In 2014 beschikte het nog bijna uitsluitend over oud Sovjetmateriaal. Er waren nauwelijks genoeg moderne uniformen om alle soldaten behoorlijk te kleden. Veel officieren sympathiseerden openlijk met Rusland. In de eerste cruciale fase, waarbij de Oekraïense strijdkrachten onder de voet gelopen werden, werd het Oekraïense leger overeind gehouden door vrijwilligersbataljons. Bij minstens twee checkpoints rond Zolote hangt naast de Oekraïense vlag ook de vlag van de extreemrechtse groepering Pravy Sektor. Wie onder vuur wordt genomen, is niet kieskeurig op het democratische gehalte van zijn medestanders.
Een hobbelige weg brengt ons naar Zolote-3, een ander deel van het eens zo bloeiende mijnstadje. In 2014 sloeg hier zowat de volledige bevolking op de vlucht toen de Volksrepublieken met artillerievuur werden bestookt. Op een tweetal hardnekkige bewoners na is het dorpje vandaag onbewoond. In de tuintjes ligt allerhande rommel. De daken zijn vernield of ingestort, gevels tonen sporen van kogelinslagen. De onverharde wegen dragen de diepe sporen van legertrucks. Ook acht jaar na de vijandelijkheden is de schade in de omgeving van de contactlijn immens. Het stemt tot nadenken dat de vernietigingen hier het gevolg waren van een al bij al redelijk kort conflict, met partijen die allesbehalve de vernietigingskracht hebben van het reguliere Russische leger. Een nieuw conflict, waarbij het Russische leger rechtstreeks betrokken is, zal vermoedelijk op veel grotere schaal voor verwoesting zorgen. ‘Het is moeilijk om dat uitgelegd te krijgen’, beaamt kolonel Krasylnikov. ‘De mensen zijn het ondertussen gewoon. Helaas. Ze zien niet in hoe het nog erger kan worden.’
De diplomaat
‘Ik was van plan om in Donetsk te blijven toen die terroristen de boel overnamen. Maar toen schoot iemand een raam van mijn huis kapot met een kalasjnikov. Ik besloot dat ik daar niet veel meer te zoeken had.’ Serhi Garmasj vertelt het zonder al te grote emotie. Zijn levensverhaal is een schoolvoorbeeld van hoe het conflict de bevolking verdeelt. ‘Ik ben Russischtalig’, vertelt Garmasj. ‘Mijn vader is een Rus, mijn moeder is Oekraïense. Op school stond ik geregistreerd als Rus. Maar sinds de onafhankelijkheid in 1991 identificeer ik me als Oekraïner. Dit conflict gaat niet over etniciteit of taal, maar over waarden. Kijk je naar het verleden en wil je terug naar de Sovjettijd? Of kijk je naar de toekomst en wil je aansluiten bij de rest van Europa?’
Sinds anderhalf jaar onderhandelt Garmasj namens Oekraïne in de zogenaamde Trilaterale contactgroep, waarin vertegenwoordigers van Rusland, Oekraïne en de veiligheidsorganisatie OSCE onderhandelen. Officieel zijn er sinds september 2014 de zogenaamde Minsk-akkoorden, die na een opflakkering van de oorlog begin 2015 werden aangepast. Naast een staakt-het-vuren schrijft Minsk voor dat de twee opstandige Volksrepublieken een ‘speciale status’ krijgen binnen de Oekraïense staatsstructuur. Zowel Oekraïne als de Volksrepublieken moeten hun wapentuig van de zogenaamde ‘contactlijn’ weghalen.
Alleen blijft het akkoord al sinds de eerste aankondiging dode letter. Vorig jaar registreerde de OSCE dagelijks gemiddeld meer dan 200 overtredingen van het staakt-het-vuren. De onderhandelende partijen wijzen elkaar met de vinger. Rusland vindt het ongehoord dat Oekraïne de speciale status van de Volksrepublieken niet in zijn grondwet wil opnemen. Oekraïne wil dan weer geen verkiezingen houden zonder dat Rusland zijn troepen terugtrekt. Ondanks overvloedig bewijs van zijn aanwezigheid blijft Rusland volhouden dat het Russische leger niet in Oost-Oekraïne meevecht. Garmasj geeft toe dat de onderhandelingen muurvast zitten. ‘Na acht jaar zijn we nog altijd aan het discussiëren over wie er eigenlijk aan tafel mag zitten’, zucht Garmasj. ‘Het is een onderhandelingsproces met maar één partij. Rusland erkent niet dat het een partij is, en wij erkennen Donetsk en Loegansk niet als onderhandelingspartner. Op die manier is onderhandelen volslagen nutteloos.’
Het is maar de vraag of een van de partijen de Minsk-akkoorden überhaupt wil laten slagen. Het is duidelijk dat Oekraïne daar geen zin in heeft. Als Donetsk en Loegansk een speciale status krijgen, kan Rusland via invloed in de twee regio’s het politieke systeem blokkeren, zo wordt gevreesd. Hoewel de Russische buitenlandminister Sergei Lavrov zich er voortdurend erover beklaagt dat de Minsk-akkoorden niet ernstig worden genomen, heeft Moskou ook voordeel bij de voortdurende instabiliteit waarvoor de Volksrepublieken zorgen. Het heeft ondertussen meer dan een miljoen Russische paspoorten uitgedeeld in de regio. Economisch gezien zijn de Volksrepublieken vrijwel volledig op Rusland gericht. En ook aan de zijde van de Volksrepublieken ziet Garmasj maar weinig animo om terug te keren naar Oekraïne. ‘Als Donetsk en Loegansk terugkeren naar Oekraïne, zullen hun leiders geen ministers meer zijn. Denkt u dat ze daarop zitten te wachten?’
De dame op het bankje
Doorgaans volstaat het om vijf minuten met een Oekraïner te praten om te weten uit welk land het nieuws komt aanwaaien. Bij Ljoedmila (68) heb je genoeg aan twee. Ik tref haar op een bankje in het Gogolpark van Severodonetsk, een stad van ruim 100.000 inwoners, die vandaag een troosteloze aanblik geeft. Ze wil niet praten zonder eerst mijn perskaart te zien – misschien ben ik een provocateur – maar zodra ze overtuigd is, steekt ze meteen van wal. Volgens haar is de hele toestand de schuld van de West-Oekraïners, de Amerikanen en het internationale grootkapitaal. ‘Ze kunnen het niet verkroppen dat Rusland tegenwoordig weer sterker is geworden. Ze willen de wereld verdelen, en Oekraïne is daar het slachtoffer van.’
Wie naar de Russische televisie kijkt, krijgt voortdurend te horen dat Oekraïne al acht jaar onder de knoet zit van een stelletje neonazi’s die uit zijn op etnische zuiveringen. Op staatszenders wordt verkondigd dat het net Oekraïne is dat, versterkt met Amerikaanse soldaten, op het punt staat de Volksrepublieken binnen te vallen. Sergej Narysjkin, het hoofd van de Russische militaire inlichtingendienst, verklaarde vorige week dat Oekraïne jihadisten had ontplooid aan de grens. Presentatoren spiegelen hun publiek het scenario voor van een nucleaire oorlog tussen de VS en Rusland. Er wordt verkondigd dat de Oekraïense overheid discrimineert tegen Russischtaligen.
Tegelijk zou het te gemakkelijk zijn om al het ongenoegen van veel Russischtaligen louter toe te schrijven aan de Russische staatstelevisie. Ook zonder die beïnvloeding zijn er genoeg Russischtalige Oekraïners die zich ergeren aan het Oekraïense nationalisme dat veel politici belijden. De nieuwe taalwetten die het Oekraïense parlement in 2019 aannam, en die het Russisch slechts het statuut van minderheidstaal verleenden, zetten bij veel Russischtaligen kwaad bloed. Door de nieuwe wet moeten scholen lesgeven in het Oekraïens. Winkels mogen hun klanten pas in het Russisch bedienen als die er expliciet om vragen. Zelfs president Volodymyr Zelenski, die tijdens zijn campagne nog graag Russisch sprak, verkiest tegenwoordig bijna uitsluitend het Oekraïens.
De frustratie is des te groter omdat de economische situatie van Oekraïne ook acht jaar na de Maidanrevolutie nog steeds bijzonder broos is. Gepensioneerden als Ljoedmila leven in diepe armoede. Hoewel ze hoogopgeleid is, krijgt ze een pensioentje van amper 2900 hrivna per maand, ongeveer 91 euro. ‘Als ik zuinig leef, kom ik twee weken toe’, zegt ze. ‘Alles wat daarna komt, is op de tanden bijten. Kleren of schoenen kan ik niet meer kopen. Ik heb nochtans een hoger diploma. Ik heb meer dan dertig jaar een chemisch laboratorium geleid. Ik had ingenieurs onder mij. Vandaag moet ik zelfs op toiletpapier besparen.’ Ook de nieuwe taalwetten stuiten haar tegen de borst. ‘Ik ben een Oekraïense. Mijn familie woont hier al vele generaties. Niemand moet mij komen vertellen dat ik geen Russisch hoor te spreken.’ Ze vertelt dat ze al drie jaar Oekraïens weigert te spreken. ‘Dat is mijn stille vorm van protest.’
Oekraïense politici zullen erop wijzen dat ze investeren als nooit tevoren. Zeker de hoofdwegen van het wegennet zijn de voorbije jaren duidelijk aangepakt. Er is minder corruptie, er wordt gebouwd en ondernemerschap wordt aangemoedigd. Maar de nood is hoog, en de vooruitgang is vooralsnog niet spectaculair. In het oosten speelt bovendien dat de plaatselijke industrie tot 2014 vrijwel volledig op export naar Rusland was gericht. Jongeren met een opleiding vertrekken, doorgaans naar landen als Polen en Tsjechië, waar ze gemakkelijk integreren en veel meer verdienen. Het is maar de vraag hoeveel Oost-Oekraïners bereid zijn om daadwerkelijk voor hun oude mijnwerkersstadje te vechten.
De oorlogsburgemeester
Oleksij Babtsjenko vermeldt het zijdelings, als het begin van een belegen grap. Hij vertelt dat hij vanochtend is opgehouden door een beschieting in de buurt van zijn huis. ‘Ik moest even wachten tot het weer voorbij was’, meldt hij droog.
Babtsjenko’s huis ligt op 480 meter van de frontlijn met de Volksrepubliek Loegansk. Babtsjenko is een voormalig militair. Op 24 augustus 2014 – de feestdag van de Oekraïense onafhankelijkheid – was hij normaal gezien getrouwd met zijn ‘voormalige toekomstige’, in Simferopol, op de Krim. Maar toen werd de Krim geannexeerd, en begon de oorlog. Babtsjenko greep een geweer, haastte zich naar het oosten en leverde er strijd. Hij vocht mee in de veldslag om de luchthaven van Donetsk, waarbij 185 Oekraïense soldaten omkwamen, en waar hij zelf gewond raakte. Naar de Krim keerde hij niet meer terug, zijn verloofde heeft hij sindsdien niet meer gezien. ‘Sinds kort hebben we weer contact’, zegt hij. ‘Ze is ondertussen getrouwd en heeft kinderen. Ze voelt zich bedrogen. Zoals veel Krimbewoners dacht ze dat het in Rusland beter leven zou zijn. Dat valt tegen.’
Tegenwoordig is Babtsjenko de burgemeester van Girske, een fusiegemeente waarvan ook Zolote deel uitmaakt. Met oorlog voeren laat hij zich tegenwoordig niet meer in, al doet hij nog altijd mee met de reservistenoefeningen die geregeld worden gehouden in de regio. ‘De belangrijkste strijd’, aldus Babtsjenko, ‘is de informatieoorlog’. Zijn voornaamste wapenfeit als burgemeester, vindt hij is de bouw van een televisietoren, vanwaar Oekraïens- en Russischtalige zenders kunnen uitzenden. ‘Tot augustus 2021 konden de bewoners van deze regio alleen Russische televisie ontvangen’, vertelt hij. ‘Kabeltelevisie werkt hier niet meer, en de Oekraïense staatszenders kregen hun signaal niet tot hier. Het is niet de bedoeling om propaganda te verspreiden. Het is onze manier om aan de inwoners aan de andere kant duidelijk te maken dat we hen graag zien en missen.’
In afwachting van dat weerzien bereidt Babtsjenko toch maar worstcasescenario’s voor. Hij heeft een nieuw evacuatieplan opgesteld voor zijn bevolking, voor het geval er toch een grootschalige invasie zal komen. Er zijn ook plannen om bij een nieuwe aanval een partizanenoorlog te beginnen. Hij is er vrij zeker van dat veel landgenoten hem zullen volgen en hun land zullen verdedigen. ‘Sommigen zullen vechten, anderen zullen vluchten, en sommigen zullen overlopen naar de andere kant.’ Heel even verliest Babtsjenko zijn goede luim. Als Oekraïense nationalist bezweert hij dat dit conflict geen oorlog is om Oekraïne, maar een oorlog om Europa. ‘Dit is de grens tussen de beschaafde en de niet-beschaafde wereld’, oreert hij. ‘Als we hen hier niet stoppen, zal de frontlijn onvermijdelijk naar Europa komen.’
Wie aan de rand van Zolote-3 tussen de huizen door spiedt, ziet enkele honderden meters verderop de Volksrepubliek Loegansk liggen. Enkele bomen markeren de grens in het heuvelende landschap. Vanuit de Volksrepubliek schuiven onheilspellende wolken onze richting uit. Wanneer we het dorp uitlopen, passeren we een stalen poort, waarop in krullende letters een opschrift in het Oekraïens is gekrast: ‘Alles is allang meegenomen. Zoek hier niet naar de dag van gisteren.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier