In een nieuw actieplan om de staalindustrie te beschermen stelt de Europese Commissie een importtarief van 50 procent voor op staal uit China en de VS. Professor Jan Van Hove (KU Leuven) vindt dat een gevaarlijk precedent. ‘Europa mag zich niet laten meesleuren in een opbodspel.’
‘In de staalsector is er altijd al veel protectionisme geweest’, zegt Jan Van Hove, professor internationale economie aan de KU Leuven. ‘Maar de EU stelde zich traditioneel altijd op als voorstander van vrijhandel. Zelfs wanneer ze werd aangevallen. Nu echter zie je dat de Europese Commissie zich veel assertiever positioneert: “In een wereld waar protectionisme het nieuwe normaal is, hebben wij het recht om onze staalsector te verdedigen, vooral ten opzichte van China en de Verenigde Staten.” Dat is een drastische stap waarmee Europa een heel duidelijk signaal wil geven.’
Hoe zit de staalhandel eigenlijk in elkaar? Wie koopt precies van wie?
Jan Van Hove: Er bestaan heel veel soorten staalproducten, met allerhande verschillende toepassingen. Gevolg: we kopen van én verkopen aan elkaar, in heel de wereld. De drie grote staalproducenten zijn China, de EU en de VS. China heeft de afgelopen decennia op het volume gefocust, en geleidelijk aan meer en meer op kwaliteit. Europa heeft zijn productie toegespitst op hogekwaliteitsstaal. De Verenigde Staten hebben hun staalsector dan weer teloor zien gaan. Ze hebben er te weinig in geïnvesteerd.
Om de Europese staalindustrie te beschermen, stelt de Commissie nu importtarieven voor tot 50 procent. Hoe uitzonderlijk is dat voor de EU?
Jan Van Hove: Deze maatregel is eigenlijk een beetje trumpiaans. Hopelijk is het geen voorbode van een meer protectionistisch EU-handelsbeleid. Dat Europa altijd de kaart van vrijhandel trok, is onze welvaart ongelooflijk ten goede gekomen. Maar als Europa zou meegaan in het opbodspel dat momenteel aan de gang is – vooral vanuit de VS maar ook vanuit China – dan dreigt het zijn fundamentele positie als vrijhandelsnatie te ondergraven. Dat is een gevaarlijk precedent.
‘Staal is altijd politiek zeer gevoelig geweest, zeker in de Verenigde Staten, waar de staalindustrie eigenlijk grotendeels ten onder is gegaan.’
Dit voorstel komt natuurlijk niet uit de lucht vallen, maar is deels een reactie op Trumps recente handelsdeal met Europa.
Van Hove: In het verleden bleef zo’n reactie toch vaak voorzichtiger. Dan ging men voor symbolische producten de invoertarieven verhogen – denk aan whisky of Harley Davidson. Dat was een kwestie van speldenprikken. Importtarieven van 50 procent zijn veel drastischer.
Zal de Wereldhandelsorganisatie (WTO) dit laten passeren?
Van Hove: Van de WTO mag je tarieven niet zomaar verhogen. WTO-leden moeten hun tarieven onder afgesproken maxima houden, en bovendien mag je niet discrimineren tussen handelspartners. Wanneer je een tariefwijziging doorvoert ten opzichte van bepaalde landen, dan moet je die eigenlijk toepassen op álle lidstaten van de Wereldhandelsorganisatie. Als de Europese Commissie met deze maatregel alleen de VS en China beoogt, is dat eigenlijk een afwijking van de standaardregels van de WTO.
Het typische argument dat Europa dan inroept, is dat het geconfronteerd wordt met oneerlijke handelspraktijken van de tegenpartij – en dat is hier met de VS duidelijk aantoonbaar – of dat het met tijdelijke maatregelen de binnenlandse industrie wil beschermen.
De staalindustrie is ook van belang voor de wapenproductie en strategische onafhankelijkheid. Spelen die overwegingen hier ook in mee?
Van Hove: Zeker. In het verleden was het verweer van Europa heel vaak dat de kwaliteit van het Europese staal beter was dan de kwaliteit van Chinees en Amerikaans staal. Maar vandaag zie je dat de kwaliteit van het staal ook buiten Europa is verbeterd.
De fundamentele vraag is: kan Europa die innovatiestrijd rond staal nog winnen? Vandaag grijpt Europa terug naar het wapen van protectionisme. Maar een meer structureel antwoord zou zijn: ervoor zorgen dat je de beste blijft in het maken van staal. Om de vliegtuigen van de toekomst te bouwen, zul je kwalitatief zeer goed staal nodig hebben.
‘Vandaag grijpt Europa terug naar het wapen van protectionisme. Maar een meer structureel antwoord zou zijn: ervoor zorgen dat je de beste blijft in het maken van staal.’
Europa dreigt zijn voorsprong te verliezen?
Van Hove: We moeten goed bewaken dat we de drijfkracht achter innovatie niet wegnemen. Concurrentie zet bedrijven immers aan om beter te innoveren. Dat past in een ruimer industrieel beleid: Europa moet ervoor zorgen dat onze industrie een soort renaissance kan doormaken, die uitgaat van innovatie en productverbetering.
Hoe effectief is het nieuwe invoertarief als maatregel om onze Europese staalindustrie te beschermen?
Van Hove: Moeilijk in te schatten. Ik ga ervan uit dat je opnieuw een kettingreactie krijgt. Onze handelspartners zullen op de maatregel reageren. Vraag is waar je effectief op uitkomt. Ik denk wel dat lokale producenten meer voor de lokale markten zullen gaan produceren. Maar aangezien de staalindustrie een wereldwijde sector is, is de vraag hoe lang je die situatie kunt volhouden. Want zo ga je inefficiënties krijgen. Maar nogmaals, alles zal afhangen van het eindspel: welke reactie volgt er op deze zet van de Europese Unie?
Riskeren we niet de woede van Trump op onze hals te halen?
Van Hove: Absoluut. Geen twijfel mogelijk. Staal is altijd politiek zeer gevoelig geweest, zeker in de Verenigde Staten, waar de staalindustrie eigenlijk grotendeels ten onder gegaan is. De meeste Amerikaanse staalproducenten zitten nu eigenlijk in Canada of Mexico.
Help je onze staalindustrie niet meer vooruit met pakweg lagere energieprijzen?
Van Hove: Persoonlijk zou ik eerder pleiten voor innovatie-ondersteuning. Of beter nog: een totaalplan voor de industrie. Een industrieel beleid voor de staalsector is belangrijker dan invoertarieven opleggen.