Drie vergeten vrouwen die met hun pen het Britse Rijk vormgaven
De geschiedenis van het Britse Rijk leest vaak als een puur mannelijke aangelegenheid. Maar wie verder kijkt dan de militaire, economische en politieke geschiedenis van het Rijk kan heel wat belangrijke en interessante vrouwenstemmen ontdekken.
Beperkt in mogelijkheden, vrij van schrijven
Uiteraard was het Britse overzeese rijk niet uitsluitend een mannenwereld. Ook heel wat Britse vrouwen reisden ernaartoe. Zij waren door de Victoriaanse normen echter vaak beperkt in hun (professionele) mogelijkheden. Een officiële functie in het koloniaal bestuur was voor vrouwen zo goed als uitgesloten. Sommigen werden verpleegster of gaven les, maar meestal vertrokken vrouwen naar de kolonies om er een huishouden te runnen.
Ondanks alle beperkingen was het voor vrouwen in de 19de eeuw wel eerbaar om te schrijven én te publiceren. Met koloniale ervaringen als setting lieten Britse schrijfsters een groot en gevarieerd oeuvre na. Alle genres kwamen aan bod: van romans tot reisverslagen, van historische werken tot praktische handboeken.
Tegen het einde van de 19de eeuw stond het Victoriaanse ideaalbeeld van de huislijke vrouw onder druk. Vrouwen namen in toenemende mate nieuwe rollen op. Vrouwelijke avonturiers en ontdekkingsreizigsters trokken door alle delen van het Rijk. Enkele van de grootste criticasters van het Britse imperialisme uit die periode waren vrouwen.
Flora Steel, Gertrude Bell en Emily Hobhouse drukten vanuit drie hoeken van het Britse Rijk mee hun stempel op het Britse imperialisme, en schreven hun persoonlijke indrukken neer.
Flora Annie Steel: een atypische memsahib
Hoewel Steel een bovengemiddelde en oprechte interesse had in de lokale cultuur, was ze tegelijk een vrouw van haar tijd, een onderdaan van een koloniaal rijk.
In 1867 trouwde de Schotse Flora Annie Webster met Henry William Steel. Ze was twintig, nam de familienaam van haar man over en volgde hem naar Indië, waar hij een hoge ambtenaar was. Er waren duidelijke maatschappelijke verwachtingen over het leven dat Steel in Indië zou leiden. Ze zou een memsahib worden.
De grotere toestroom van Britse vrouwen in de kolonie in de tweede helft van de 19de eeuw hing samen met de sterkere greep die de Britten op Indië kregen. Ze waren er nu niet enkel om handel te drijven maar ook om het land te besturen.
Tot in het begin van de 19de eeuw waren veel Britse kolonialen met een Indische vrouw getrouwd. Nadien werd dat als ongepast beschouwd. Er moest afstand zijn tussen de Britten en de Indische onderdanen. De kolonialen trouwden vaker met een Britse vrouw, die zich vervolgens ook in India vestigde.
Voor veel Britse vrouwen was het leven als memsahib er een in een gouden kooi. De Indische dienstboden stonden paraat, maar de Britse vrouwen waren omringd door een vreemde cultuur in een ver land, en eenzaamheid en verveling sloegen vaak toe. Flora Annie Steel trad uit haar kooi en gaf haar eigen invulling aan haar rol van memsahib. In het uitgebreide oeuvre komt die rol uitgebreid aan bod.
In haar autobiografie keek Steel terug op haar eerste maanden in Indië. Zoals voor zovelen was de aankomst een mentale en lichamelijke schok. De uitputtende tocht naar de stad Dalhousie, de standplaats van haar man aan de voet van de Himalaya, bezorgde haar een miskraam.
Steel was een belangrijk voorvechtster van vrouwenstemrecht in Groot-Brittannië, maar stond kritisch tegenover het nieuwe feministische ideaalbeeld van de New Woman, de onafhankelijke vrouw.
Eenmaal aangekomen herstelde Steel en werd opnieuw zwanger. Door de geboorte van haar eerste kind brak het ijs. Steel kwam meer in contact met de Indische vrouwen van het dorp. Ze stelde zich open en leerde de taal. Ze verzorgde zieke Indische vrouwen en kinderen en gaf Engelse les. Haar interesse voor de Indische cultuur leidde tot haar eerste uitgave, Tales of the Punjab, een bundel van Indische kinderverhalen.
Hoewel Steel een bovengemiddelde en oprechte interesse had in de lokale cultuur, was ze tegelijk een vrouw van haar tijd, een onderdaan van een koloniaal rijk dat het als zijn taak zag de wereld naar zijn hand te zetten en beschaving bij te brengen. Ook Steel draaide mee in het besloten Britse koloniale wereldje, met feestjes, theatervoorstellingen en theepartijtjes.
Dat ze zichzelf als radertje in het imperiale rijk zag, bleek uit het tweede boek dat ze publiceerde. The Complete Indian Housekeeper and Cook was een praktisch handboek voor jonge Britse vrouwen die zich plotsklaps als memsahib moesten laten gelden. Steel gaf tips hoe een goede memsahib te worden, en ze was ervan overtuigd dat het waardig managen van een huishouden een waardevolle bijdrage tot het koloniaal bestuur was.
In 1889 keerde Steel terug naar Groot-Brittannië. Haar carrière als schrijfster nam nu snel een hoge vlucht. Met haar arsenaal aan herinneringen en indrukken van Indië waagde Steel zich aan vele genres. Ze schreef meer dan twintig romans, kortverhalen, historische en antropologische werken en een uitgebreide autobiografie.
Ze onderscheidde zich van andere schrijvers door veel Indische personages op te voeren. Ze schreef over Indische vrouwen die hun sociale positie wilden verbeteren. Ze was een belangrijk voorvechtster van vrouwenstemrecht in Groot-Brittannië, maar stond kritisch tegenover het nieuwe feministische ideaalbeeld van de New Woman, de onafhankelijke vrouw. In haar roman The Potter’s Thumb begon het hoofdpersonage, Rose Tweedie, haar leven als een overtuigde New Woman, maar groeide later toch in haar rol als memsahib, die een huiselijk leven leidde in dienst van het Rijk en zo de ideale koloniale vrouw werd.
Getrude Bell, geboren voor het avontuur
In 1921 legde een fotograaf het gezelschap vast dat de politieke toekomst van het huidige Irak zou bepalen tijdens de Conferentie van Caïro. Links op de foto staat een vrouw. Het is Getrude Bell. Haar invloed op de Conferentie van Caïro was erg groot. Bell was een van de meest tot de verbeelding sprekende vrouwen die door het Britse Rijk trokken. Eerst deed ze dat als avonturierster, schrijfster en archeologe, tijdens de Eerste Wereldoorlog in dienst van het Britse leger.
Als dochter van een welgestelde, progressieve industrieel en een schrijvende stiefmoeder – haar moeder stierf toen ze drie was – kon Getrude Bell een voor die tijd uitzonderlijk leven leiden. Ze was een van de eerste vrouwen die les volgden aan de universiteit van Oxford en blonk uit in geschiedenis. Nadat ze in 1892 een oom in Teheran bezocht, ontpopte ze zich tot een echte Midden-Oostenspecialist en raakte verknocht aan het gebied.
Tientallen keren trok Bell naar het Midden-Oosten. Tussendoor keerde ze terug naar Groot-Brittannië om haar indrukken en foto’s te publiceren. In 1907 werkte ze in het huidige Turkije mee aan archeologische opgravingen en de daaropvolgende jaren leidde ze zelf grootschalige opgravingen in het huidige Irak.
Bell had een groot aandeel in de creatie van het huidige Irak.
Bell was niet de enige vrouwelijke avonturierster. Aan het eind van de 19de eeuw trokken steeds meer welgestelde vrouwen de wereld in.
Reizen, schrijven, een onafhankelijk leven, allemaal goed en wel, maar in het bastion van de hoge politiek en administratie was nog steeds geen plaats voor vrouwen. Op dat vlak pionierde Bell. De Britse strijdkrachten in het Midden-Oosten konden tijdens de Eerste Wereldoorlog haar hulp goed gebruiken.
Haar geografische kennis over het gebied was fenomenaal, ze sprak Arabisch, Perzisch en Frans en had connecties met Arabische stamleiders. Ze kreeg daardoor als eerste vrouw een officiële functie in het Britse leger. Bell adviseerde de legerleiding over de routes die Britse soldaten door de woestijn konden volgen en dankzij haar connecties kozen veel Arabische stamleiders het Britse kamp.
Na de Eerste Wereldoorlog werd het Midden-Oosten, dat voordien onder Ottomaans gezag stond, hertekend. Bell had een groot aandeel in de creatie van het huidige Irak. In een brief aan haar vader schreef ze achteloos hoe ze een prettige voormiddag beleefde door de zuidelijke grens van het huidige Irak te bepalen. Ze deed dat vanuit haar Britse koloniale standpunt. Irak moest een grote buffer tegen Turkije vormen. Binnen de nieuwe grenzen verzamelden de Britten een amalgaan van volkeren, stammen en islamitische stromingen. Dat zou een garantie voor latere conflicten blijken.
Bell wijdde zich in de laatste jaren van haar leven opnieuw aan de archeologie. Ze had een belangrijke hand in de oprichting van het Archeologisch Museum van Bagdad. Bell streefde ernaar om zoveel mogelijk historische artefacten in het land te houden. De pijnlijke ironie van de geschiedenis wil dat ook het museum slachtoffer werd van het onmogelijke Irak dat zij mee uitgetekend had. In 2003, tijdens de Amerikaans-Britse invasie, werd het helemaal leeggeplunderd.
Emily Hobhouse: de kritische stem tijdens de Boerenoorlog
Emily Hobhouse kwam uit een familie van pacifisten en werd een van de meest kritische stemmen over het Britse imperialisme. In juni 1901, tijdens de Tweede Boerenoorlog tussen de Britten en de Boeren in het huidige Zuid-Afrika, legde ze haar rapport over de wantoestanden in de Britse interneringskampen voor aan de Britse regering. Het rapport puilt uit van droeve beschrijvingen van Boerenvrouwen en -kinderen die er van uitputting en ziekte stierven.
Begin 1900 waren de Britse troepen de Boerenrepublieken Transvaal en Oranje Vrijstaat binnengevallen. Hier voerden de afstammelingen van de eerste, veelal Nederlandse kolonisten de plak. De Britten veroverden beide republieken, maar een deel van de Boeren bleef een guerrillastrijd voortzetten.
Emily Hobhouse kwam uit een familie van pacifisten en werd een van de meest kritische stemmen over het Britse imperialisme.
Om de Boerensoldaten voedsel, paarden en onderdak te ontnemen, pasten de Britten de tactiek van de verschroeide aarde toe. Ze brandden boerderijen en velden plat, doodden vee en sloten vrouwen en kinderen op in kampen. De levensomstandigheden in de kampen waren verschrikkelijk. Er was te weinig voedsel en drinkbaar water en medische voorzieningen waren er nauwelijks.
Een van de weinige oppositiegroepen tegen de oorlog vroeg aan Emily Hobhouse om een hulpfonds voor Boerenvrouwen en -kinderen te organiseren. Eind 1900 trok ze naar Kaapstad om er op de uitdeling van hulpgoederen toe te zien. Bij haar aankomst kwam ze te weten dat er niet één, maar vijfenveertig kampen bestonden.
Hobhouse beschreef in detail de wantoestanden. Terug in Engeland legde ze een lijvig rapport voor aan de regering. Dat leverde haar aanvankelijk veel kritiek op. Hobhouse heulde volgens hen mee met de vijand. Uiteindelijk zwichtte de regering en stelde een onderzoekscommissie in die haar bevindingen bevestigde. De omstandigheden verbeterden, maar het grootste kwaad was toen al geschied. In totaal werden er 115.000 Boeren geïnterneerd, bijna een kwart overleefde dat niet, het merendeel kinderen onder de zestien jaar.
Na de oorlog trok Hobhouse meermaals naar Zuid-Afrika. Ze zette er initiatieven op om de ontwrichtte Boerensamenleving een nieuwe start te geven. Na haar overlijden in 1926 werden haar assen bijgezet in het Nationale Vrouwenmonument in Bloemfontein, een herdenkingsmonument voor de slachtoffers van de interneringskampen dat in 1913 werd opgericht.
Dit artikel komt uit Knack Historia: Van Empire tot Brexit – 500 jaar Britse Rijk. De volledige uitgave kunt u hier bestellen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier