Abdallah Azzam: de man die de jihad voorgoed veranderde

ABDALLAH AZZAM: De voorvechter van de jihad was zeker geen briljant strateeg.
Jeroen Zuallaert

Toen de Palestijnse prediker Abdallah Azzam in de jaren tachtig duizenden moslims mobiliseerde voor de Afghaanse oorlog, startte hij iets wat hij zelf niet voor mogelijk achtte – en niet eens wenste: de wereldwijde jihad, zoals we die nu kennen. Portret van de peetvader van Salah Abdeslam en co.

Op 24 november 1989 wordt de centrale boulevard van de Pakistaanse stad Peshawar opgeschrikt door een enorme explosie. De knal reduceert een donkerrode Chevrolet Vega vrijwel ogenblikkelijk tot schroot. Abdallah Azzam, de passagier van de wagen, heeft geen schijn van een kans. De peetvader van de jihad is op slag dood.

Het einde van Azzam betekende evenwel niet het einde van de jihad. Als prediker, schriftgeleerde en ex-strijder ontketende hij een revolutie in de manier waarop islamisten de jihad zouden voeren. ‘Abdallah Azzam is zonder twijfel de invloedrijkste figuur in de geschiedenis van de jihad’, zegt de Noorse arabist en jihadonderzoeker Thomas Hegghammer, die zonet een uitgebreide biografie van Azzam heeft gepubliceerd. Hegghammer is een gerenommeerde expert, die al bijna vijftien jaar voor het Forsvarets forskningsinstitutt werkt, een onderzoeksinstituut dat gelieerd is aan het Noorse leger. Voor The Caravan. Abdallah Azzam and the rise of global jihad reisde hij zowat de hele Arabische wereld af, op zoek naar bronmateriaal en ooggetuigen. Hij sprak zelfs met Azzams nabestaanden.

Het jihadisme is een strijd tegen Arabische regimes, die per toeval wereldwijd is gegaan.

De levensloop van Abdallah Azzam (1941-1989) leest als een combinatie van een heiligenleven en een bijzonder onwaarschijnlijk avonturenboek. Hij werd geboren op de Westelijke Jordaanoever, in wat dan nog het Britse protectoraat Palestina heette. Nadat hij als jongeling eerst aan de landbouwschool had gestudeerd, bekwaamde hij zich via zelfstudie in de sharia. In 1973 behaalde hij een doctoraat in de islamitische jurisprudentie aan de Al-Azhar- universiteit van Caïro. Tussendoor zou Azzam zijn studies onderbreken om in paramilitaire organisaties mee te vechten tegen de Israëlische bezetting. Maar uiteindelijk zou hij zijn leven wijden aan de bevrijding van Afghanistan. In de jaren tachtig slaagde hij erin om duizenden moslims van over de hele Arabische wereld te mobiliseren. Onder die ‘Afghaanse Arabieren’ vinden we ook Osama Bin Laden, die Azzam als zijn spirituele inspirator zag. ‘De Afghaanse Oorlog geldt als de wieg van de hedendaagse jihadbeweging’, zegt Hegghammer. ‘Zonder Abdallah Azzam had de geschiedenis een heel andere weg genomen.’

Interimbureau voor jihadisten

In het begin van de jaren tachtig – hij is op dat moment net geen veertig jaar oud – was Azzam een soort islamistisch diplomaat. Vanuit de Pakistaanse hoofdstad Islamabad reisde hij de Arabische wereld rond om aandacht te vragen voor de verdrukking van het Afghaanse volk. Daarbij probeerde hij regeringen van islamitische landen, maar ook internationale organisaties zoals de Moslimbroederschap, te overtuigen van de noodzaak om de Afghaanse moedjahedien te steunen. Hoewel hij er uiteindelijk niet in slaagde militaire steun van overheden los te peuteren, sloeg zijn appel aan in de Arabische wereld. Zijn boodschap kreegt navolging, en algauw trokken tientallen overtuigde islamisten richting Pakistan, in de hoop daar de strijd met de Sovjets aan te kunnen binden.

Alleen bleek er met dat enthousiasme weinig te gebeuren. In Peshawar, de laatste Pakistaanse stad voor de Afghaanse grens, bestond immers geen structuur om de kandidaat-jihadisten bij de moedjahedien te laten aansluiten. Bovendien zaten de moedjahedien niet te wachten op de ongetrainde kwezels. De tientallen jonge moslims die vastberaden om de strijd met de Sovjets aan te gaan naar Peshawar trokken, vonden geen manier om zich bij de strijd te vervoegen, en keerden steevast ontmoedigd terug naar huis.

En dus bedacht Azzam een organisatie om dat menselijk kapitaal in te schakelen. In 1984 richtte hij Maktab al-Kidamat op, wat zoveel betekent als ‘het Dienstenbureau’. Dat Dienstenbureau hield het midden tussen een interimbureau, een reisorganisatie, een ngo en een paramilitaire organisatie. Zo organiseerde Azzam niet alleen trainingskampen en transport voor de ‘Afghaanse Arabieren’, maar liet hij ze ook inzetten als leerkracht of sociaal werker. ‘Net als zijn tijdgenoten had Azzam een holistische kijk op de jihad’, zegt Hegghammer. ‘Ze zagen de jihad niet alleen als vechten, maar ook als een soort algehele inspanning die pedagogisch, cultureel en humanitair was. Het is pas na 2001 dat jihadistische bewegingen in essentie militaire organisaties zijn geworden.’ Hegghammer benadrukt dat achter die holistische aanpak geen echte strategie zat. ‘Azzam en zijn tijdgenoten gingen er gewoon van uit dat dit de manier was waarop de jihad gevoerd hoorde te worden.’

Toch heeft Azzam de jihad op die manier ook grondig veranderd. Dankzij het Dienstenbureau vonden duizenden buitenlandse strijders de weg naar Peshawar. Waren er voor de oprichting van het Dienstenbureau hoogstens enkele tientallen strijders naar Peshawar gekomen, dan stroomden er in de daaropvolgende jaren duizenden toe. Hegghammer schat dat er tijdens het gehele conflict meer dan 7000 ‘Afghaanse Arabieren’ gehoor gaven aan de oproep tot jihad. Zo werd de Afghaanse oorlog het eerste conflict waarbij het fenomeen van de ‘foreign fighters’ de kop op steekt, waarbij islamisten van over de hele Arabische wereld toestromen om de jihad te voeren.

De aanslag in Zaventem op 22 maart 2016. Azzam legde de theologische basis voor de zelfmoordaanslagen.
De aanslag in Zaventem op 22 maart 2016. Azzam legde de theologische basis voor de zelfmoordaanslagen.© BELGAIMAGE

Maar de meest ingrijpende manier waarop Azzam de jihad heeft veranderd, is theologisch van aard. In de jaren zeventig hadden zelfs de meest extreme islamisten een veel terughoudender idee van hoe de jihad gevoerd diende te worden. ‘Toen was het nog algemeen aanvaard dat de jihad enkel legitiem was onder bepaalde omstandigheden’, zegt Hegghammer. ‘Er was een soort consensus dat het aan wereldlijke leiders toekwam om te bepalen of de jihad gevoerd mocht worden. Een regeringsleider kon dus perfect zeggen dat het niet opportuun was om bijvoorbeeld de jihad in Palestina te gaan voeren, zelfs als aan de voorwaarden voldaan was. Dat werd toen nog algemeen aanvaard.’

Met dat voorbehoud heeft Azzam gebroken. Om jonge moslims aan te moedigen naar Afghanistan te gaan om te vechten, hield hij hen voor dat de jihad een religieuze plicht is waarin politieke of religieuze leiders zich niet te mengen hebben. ‘Hij heeft de jihad geprivatiseerd. Hij heeft het idee verspreid dat de jihad een individuele plicht is waaraan elke moslim hoort te voldoen en waaraan je ouders, de imam of wereldlijke leiders niets te zeggen hadden.’ Op korte termijn wierp Azzams strategie vruchten af, maar ze bleek zich al snel tegen hem te keren. Azzam had de doos van Pandora geopend, vindt Hegghammer. ‘Hij ging ervan uit dat zijn buitenlandse strijders zich wel ten dienste zouden stellen van de Afghaanse leiders. Dat was bijzonder naïef, want hij had die strijders net voorgehouden dat ze niet meer naar hun leiders hoefden te luisteren. Azzam heeft een enorm autoriteitsprobleem binnen de jihadbeweging gecreëerd. Het duurde niet lang voor al die strijders ook niet meer naar hem luisterden.’

Tegelijk was Azzam wel voorstander van een ‘cleane’ jihad. Jihadisten moesten strijden tegen buitenlandse bezetters, hoorden geen burgerslachtoffers te maken, en ook vijandelijke doelen buiten het conflictgebied waren geen doelwit. Toch legde Azzam de theologische basis voor de zelfmoordaanslagen die vanaf de jaren negentig zo kenmerkend zouden worden. Zowel Hamas als Al-Qaeda beroepen zich op zijn geschriften. ‘Azzam heeft een cultus gebouwd rond martelaarschap. Hij promootte het idee dat er grote beloningen en voordelen waren voor moslims die het leven lieten tijdens de Heilige Oorlog. Hij haalde voortdurend Koranverzen aan die beschreven welke beloningen er voor martelaars weggelegd waren. Hij heeft het idee van de zeventig maagden die wachten in het Paradijs niet uitgevonden, maar het is dankzij hem wel blijven hangen’, zegt Haaghammer.

Dood aan Amerika

Volgens hem werd de jihad eerder toevallig een globaal fenomeen. ‘We begrijpen de jihad als een Heilige Oorlog tegen het Westen. We zijn er altijd van uitgegaan dat het internationale jihadisme ontstaan is als een reactie op de Golfoorlog, waarbij Amerikaanse troepen in Saudi-Arabië werden ondergebracht. We zien het huidige jihadisme als een reactie op westerse politieke inmenging in het Midden- Oosten, maar dat is het dus niet. Het jihadisme zoals we dat vandaag kennen is ontstaan als een reactie tegen de manier waarop de regimes van Arabische landen omgingen met de islamisten in hun land. De buitenwereld, zoals de Sovjet-Unie of de Verenigde Staten, komen eigenlijk pas veel later in beeld. Het is een strijd tegen Arabische regimes, die per toeval wereldwijd is gegaan.’

Zelfs voor de Golfoorlog en de desastreuze invallen in Afghanistan en Irak hadden Azzam en de zijnen immers al een bloedhekel aan Amerika. Dat is bijzonder onlogisch, omdat Amerika en de jihadisten tijdens de jaren tachtig aan dezelfde kant streden. Tijdens de Sovjet- invasie van Afghanistan kregen de Afghaanse moedjahedien voor honderden miljoenen aan Amerikaans wapentuig. ‘Op dat moment was Amerika een objectieve bondgenoot, die de facto streed voor de bevrijding van de moslimbevolking van Afghanistan’, zegt Hegghammer. ‘Maar als je de geschriften van Azzam leest, krijg je soms de indruk dat ze tegen de Amerikanen aan het vechten waren, en niet tegen de Russen. Ze weigerden gewoon de Amerikaanse bijdrage te erkennen. Ze beweerden zelfs dat Amerika hen wapens had gegeven om hen te verzwakken. Of dat ze hen expres slechte Stinger-raketten voor te veel geld hadden verkocht, terwijl ze donders goed wisten dat ze die raketten gewoon gekregen hadden.’ Hegghammer ziet vooral culturele redenen voor dat antiamerikanisme. ‘Ze vinden Amerika te seculier en te hedonistisch. Ze vinden dat de Amerikaanse cultuur te veel invloed heeft en schadelijk is voor islamitische tradities.’

Azzam is een soort islamitische versie van Che Guevara.

Ironisch genoeg is het net Amerika dat aan de jihadisten een veilige haven verleende. In de jaren zeventig en tachtig reisde Azzam voortdurend naar Amerika. Vermoedelijk ontmoette hij daar voor het eerst Osama Bin Laden. Azzam ging toen al hartstochtelijk tekeer tegen het verdorven en moreel corrupte Amerika, maar dat legde hem geen strobreed in de weg. ‘In de jaren tachtig was Amerika het meest gastvrije jihadistenrekruteringsbureau ter wereld’, zegt Hegghammer. ‘Azzam had er een formele branch opgericht van zijn rekruteringsbureau, hij kon er een jihadistisch magazine uitgeven, hij kon benefietavonden organiseren, hij kon een bankrekening openen waarmee hij jihadistische activiteiten zou financieren. Zelfs in Saudi-Arabië zou hem dat nooit zijn toegestaan.’ Azzam zelf deed verbazend weinig moeite om de islam niet als een gewelddadige religie voor te stellen. ‘De boom van de religie kan enkel bewaterd worden met bloed’, zou hij in de jaren tachtig schrijven.

Ondanks de legendarische status die Azzam genoot, blijkt uit Hegghammers onderzoek dat de peetvader van de islam zeker geen briljant strateeg was. In plaats van op zoek te gaan naar manieren om strijders beter te bewapenen of harder te trainen, was hij ervan overtuigd dat goddelijke interventie de jihadisten de overwinning zou schenken. Dat Azzam finaal de spirituele peetvader van Al-Qaeda is geworden, is in zekere zin toeval. ‘Het Dienstenbureau is ontstaan als een vraag naar actie’, aldus Hegghammer. ‘Het is ontstaan omdat de strijders naar het front wilden. Maar meestal liet Azzam ze andere taakjes opknappen, en werden ze chauffeur of leerkracht, of sociaal werker.’ Daardoor werd het Dienstenbureau nooit een groot succes. Al snel bleken de opgedaagde jihadisten een zootje ongeregeld die nauwelijks gevolg gaven aan de opdrachten die Azzam hen gaf. Bovendien bleek ook Azzam niet in staat zijn ‘personeel’ gevechtservaring te laten opdoen. De meeste Afghaanse Arabieren, onder wie Osama Bin Laden, zouden het Dienstenbureau al snel de rug toe keren. Azzam was ironisch genoeg zelf de eerste om het autoriteitsprobleem te ervaren dat hij gecreëerd had.

Toch zou het Dienstenbureau een belangrijke etappe in de geschiedenis van de jihad blijken. Via de trainingskampen die Azzam hielp organiseren, werd een hechte band gesmeed tussen de zogenaamde ‘Afghaanse Arabieren’: de strijders die vanuit de hele islamitische wereld naar Afghanistan waren gekomen. Die Afghaanse Arabieren zouden in de jaren negentig de basis vormen van de terreurgroep Al-Qaeda, de groep die onder leiding van Osama Bin Laden op 11 september 2001 de aanslagen op het World Trade Center en het Pentagon zou plegen.

Memes

Ondanks dat blijft Azzam wel een emblematische persoonlijkheid onder jihadisten. Op jihadistische websites verschijnt Azzam nog steeds in memes. Ook vandaag worden zijn werken en fatwa’s nog graag geciteerd. ‘Azzam is een soort islamitische versie van Che Guevara’, aldus Hegghammer. ‘Hij wordt gezien als een idealist, iemand die niet corrupt is, die gestorven is voor zijn overtuigingen.’ Daarbij komt het niet slecht uit dat Azzam zo jong is gestorven. ‘Hij is gestorven voor er grote strategische conflicten kwamen binnen de jihadbeweging. In de jaren tachtig was er algemene consensus over waar en hoe er gevochten moest worden. Azzam heeft nooit partij hoeven te kiezen.’

Voor Hegghammer leert het relaas van Azzams leven ook veel over hoe jihadisten radicaliseren. ‘Betrokkenheid bij jihadisme heeft vaak te maken met solidariteit. Hoe onwaarschijnlijk het ook klinkt: veel jihadisten radicaliseren vanuit een verlangen om te helpen.’ Hegghammer beseft dat het een onpopulaire boodschap is, en benadrukt dat hij in de nasleep van de aanslagen zelf zijn woorden altijd zal wikken en wegen: ‘Ik heb geen zin om de dag van een aanslag te komen vertellen dat het allemaal altruïsten zijn.’

Maar tegelijk kun je jihadisten enkel begrijpen met empathie, vindt Hegghammer. ‘Als je ervan uitgaat dat het toch allemaal monsters zijn, zul je hen nooit kunnen begrijpen.’ Het probleem is dat het publiek enkel de onthoofdingen ziet, zucht Hegghammer. ‘Bijna alle uiteindelijke jihadisten zijn begonnen omdat ze onrecht zien en ze willen helpen, en niet omdat ze willen moorden. Je krijgt niet te zien dat radicalisering bijna altijd een geleidelijk proces is. Als jij een student bent in een moslimland, is het begrijpelijk dat je geld doneert aan een hulporganisatie die mensen in oorlog helpt. Als je doneert, is het een kleine stap om zelf ter plaatse te gaan helpen. Als je zelf ter plaatse bent, is het een kleine stap om zelf naar een trainingskamp te gaan. Het grote publiek heeft het idee dat jihadisten gebrainwasht worden, en van de ene op de andere dag ongelovigen beginnen te onthoofden. Dat ze gedreven worden door pure haat en daarom zoveel brutaliteiten begaan. Maar dat is dus niet zo.’

Het leven van Azzam is vooral een les in hoe toevallige gebeurtenissen en ongelukkige inschattingen de loop van de geschiedenis kunnen sturen, vindt Hegghammer. ‘De geschiedenis van de jihad is een lange opeenstapeling van onvoorziene omstandigheden. De Arabische regimes hadden nooit gedacht dat hun verdrukking van de islamisten ervoor zou zorgen dat de jihad internationaal zou gaan. De Sovjet-Unie had er nooit aan gedacht dat zijn inval voor een internationale jihad zou zorgen. De Amerikanen hebben er nooit rekening mee gehouden dat ze een anti-Amerikaanse beweging groot zouden maken, en Azzam heeft nooit de intentie gehad om een groep losgeslagen jihadistische splintergroeperingen te creëren. Iedereen heeft zich misrekend. En toch is het allemaal gebeurd.’

Partner Content