‘We hebben nood aan een ministerie voor kinderopvang’

Leuvens schepen Bieke Verlinden (SP.A) pleit ervoor om kinderdagverblijven hun werkingsmiddelen toe te kennen zoals dat nu bij scholen gebeurt. ‘We moeten zo vroeg mogelijk kwaliteitsvol investeren in onze kinderen.’

Wat als deze paasvakantie een privébedrijf zo maar even de school van uw kinderen zou opkopen? Leerlingen worden een verdienmodel, het loon van leerkrachten wordt bepaald op basis van het aantal leerlingen, men introduceert een boetesysteem en wie op de wachtlijst wil staan, moet daar vanaf nu voor betalen. Klinkt dat gek? Wel, binnen de ouderen- en kinderopvangsector is het al zover. En we laten het gewoon onder onze neus gebeuren.

Wist u dat men veel geld verdient op de kap van mensen die op zoek zijn naar goede zorg voor hun jonge kinderen of ouderen? Geld dat eerst via uw en mijn belastingen geïnvesteerd werd en dat nu zonder de minste maatschappelijke verontwaardiging zomaar in privézakken verdwijnt.

We hebben nood aan een ministerie voor kinderopvang.

Vorige week raakte alweer bekend dat privébedrijven volop erkende plaatsen in rusthuizen opkopen. De prijs die de zorginitiatieven in kwestie voor één erkende plaats ontvangen, loopt op tot wel 20.000 euro. Bij zo’n overname gaat het niet alleen om het gebouw en de bewoners, maar ook over de toestemming van de overheid om een rusthuis uit te baten. Maar wist u dat die bedrijven ook gewoon de subsidies innen die met die toestemming gepaard gaan? Subsidies die wij als samenleving via onze belastingen financieren. Dat die bedrijven zich vervolgens de winsten toe-eigenen die ze daarmee maken op mensen in de zorg, is niets anders dan publieke middelen gebruiken om er privé geld uit te slaan. Een groot deel van ons belastinggeld vloeit dus niet terug naar de gemeenschap – in dit geval: betere zorg. En dat kan allerminst de bedoeling zijn.

Holdings en winstmarges

Vooral binnen de ouderenzorg zijn dit soort praktijken al even aan de gang, met alle gevolgen vandien. Nu ze ook steeds vaker worden toegepast in de kinderopvang, is de privatisering niet langer een sluipend gevaar, maar een opzichtige strategie die de sector ziek maakt.

Investeringsgroepen als Babilou, Armonea of Partena kochten de laatste jaren duchtig kinderopvanginitiatieven op. De doorwinterde en agressieve werkwijze van deze holdings heeft als doel een ‘markt’ te creëren waar de zorg niet bepaald wordt door visie en waarden, maar waarbij alles draait om kostenstructuren en winstmarges.

Zo probeert men door monopolievorming ‘too big to fail‘ te worden en eigen wetten te bepalen. Wetten die zowel de belastingbetaler als het personeel van dergelijke holdings zuur opbreken. Omdat ze op een grotere schaal werken, clusteren deze ondernemingen hun kosten en besteden die uit aan dochterbedrijven. Wat ze op die manier uitsparen, investeren ze niet in betere zorg of betere werkomstandigheden, maar verdwijnt gewoon in private zakken, want bedrijven horen winst te maken. Zo roomt men dus publieke middelen af voor privéwinst.

Macht en ideologie

Kinderdagverblijven ontstonden vroeger veelal vanuit de verschillende ideologische zuilen. Die wilden vanuit hun visie macht uitoefenen en gezinnen aan zich binden. Zo probeerden ze de toekomstige schoolkeuze van baby’s en peuters mee te bepalen.

Omdat door de emancipatie en arbeidsparticipatie van vrouwen de nood aan kinderopvang groeide, ontstond er door de jaren een tekort aan opvangplaatsen. Gevolg: ook private partners vervoegden de sector. Dat waren vaak kleine initiatieven met een groot hart voor kinderen, maar met vaak ook een verdienmodel dat erg onder druk stond. Verschillende pogingen om de private op de publieke voorzieningen af te stemmen en het versnipperde landschap op één lijn te krijgen, liepen niet van een leien dakje. De minister van welzijn deed deze legislatuur met een nieuw decreet nog een poging: de private sector kreeg – terecht – subsidies om de leefbaarheid en betaalbaarheid voor kinderen, ouders en personeel te garanderen, maar die evoluties maakten ook de grote financiële spelers wakker.

We moeten zo vroeg mogelijk kwaliteitsvol investeren in onze kinderen.

En wat krijg je dan? Bij zowel de kleine private spelers als bij de volledig gesubsidieerde initiatieven komen mensen aanbellen met koffertjes vol geld. Steeds met hetzelfde riedeltje: “Wij kunnen dit ook, maar dan veel kostenefficiënter. Waarom je nog moe maken?” Door personeelskosten te drukken, leidinggevenden overkoepelend te laten werken voor meerdere kinderdagverblijven tegelijk, het aankoopbeleid grootschaliger aanpakken en meer diensten uit te besteden (veelal binnen de eigen grote holding), beweren deze bedrijven dat ze met hetzelfde geld ‘meer’ doen. Alleen betekent die ‘meer’ niet ‘meer kinderopvangplaatsen’ of ‘meer zorg’, maar ‘meer winst’.

Geld is niet neutraal

De aandeelhouders gaan bijgevolg met een deel van ons belastingsgeld lopen. Bovendien laat het nieuwe decreet toe dat iedere kinderopvang eigen regels mag opstellen voor het aanrekenen van extra kosten bovenop het dagtarief. Van administratiekosten, verzorgings- of afvalverwerkingskosten tot boetesystemen: iedereen gaat creatief aan de slag. Een veelvuldig gehoord voorbeeld? Als een kind ziek is en niet naar de opvang kan, moet je toch betalen. “Want bestellen is neertellen!”

Zo maakt de vroegere verzuilde sector plaats voor de zogezegd meer neutrale ‘markt van vraag en aanbod’. Maar geld is niet neutraal. Een markt is erop gericht om méér geld te verdienen en niet noodzakelijk een beter ‘product’ aan te bieden, zoals meer opvangplaatsen of een kleiner aantal kindjes per kinderverzorger. En dat streven om de beste kinderopvang te willen zijn, dat was ten tijde van de verzuiling net wél de insteek. Dit is geen pleidooi om terug te keren naar de versnippering ten tijde van de verzuiling, maar wel een oproep tot een sterkere overheid.

Immers, stel u voor dat morgen de school van uw zoon of dochter verkocht wordt aan een private speler, zoals dat nu al het geval is in de ouderen- en kinderopvangsector? U weet ondertussen wat de gevolgen daarvan zijn.

Daarom pleit ik voor een Ministerie van kinderopvang. Geen agentschap, zoals nu Kind en Gezin die taak opneemt, dat zelfstandig de minister adviseert in zijn beslissingen. Maar een moedige minister die zijn of haar verantwoordelijkheid neemt, kinderopvang als een basisrecht ziet en beseft dat investeren in goede kinderopvang zich tiendubbel terugbetaalt in het leven van kinderen én hun ouders. Een Ministerie van kinderopvang zou betekenen dat alle kinderbegeleiders, zoals leerkrachten, rechtstreeks vanuit het ministerie gewaardeerd en betaald worden. Kinderopvanginitiatieven krijgen dan hun werkingsmiddelen toegekend zoals scholen.

Want we moeten zo vroeg mogelijk kwaliteitsvol investeren in onze kinderen. En niet toelaten dat achter hun kleine rugjes beurskoersen, aandeelwinsten of zelfbediening gefinancierd worden met ons belastingsgeld.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content