Waarom de dubbele boodschap van N-VA in de regering niet kon blijven duren

8 december: De N-VA-top (Jan Jambon, Bart De Wever en Theo Francken) geeft een persconferentie over hun vertrek uit de regering-Michel. © Bart Dewaele
Walter Pauli

De N-VA werkte mee aan het Marrakeshpact, maar was uiteindelijk toch tegen. Net zoals de partij een ranzige campagne introk waarmee ze wel had willen uitpakken. Die bipolariteit van de partij werd onhoudbaar.

Donderdagmiddag 6 december. Op de federale N-VA-kabinetten werden ‘documenten van servers gehaald en papieren versnipperd’, aldus een betrokkene. Op dat moment was het Kamerdebat over de toekomst van de regering-Michel nog maar net begonnen. Terwijl N-VA-fractieleider Peter De Roover zijn Open VLD-collega Patrick Dewael met enig aplomb voor de voeten wierp dat als hij de N-VA uit de regering wilde duwen, hij dat maar moest doen, was het kabinetspersoneel al volop bezig met mails te deleten en documenten te vernietigen. N-VA-voorzitter Bart De Wever zei zaterdag dat hij zich dat Kamerdebat zou blijven herinneren als een moment waarop hij ‘een premier had gezien die gevochten heeft voor zijn coalitie’, maar die ‘uitgelachen werd door CD&V en Open VLD’. Hij vertelde er niet bij dat terwijl Charles Michel zich in het parlementair halfrond waagde aan zijn last hurrah, het N-VA-hoofdkwartier zijn kabinetten al het consigne had gegeven om de aftocht voor te bereiden.

Plots wil de N-VA in flinkheid niet meer onderdoen voor Oostenrijk of Hongarije. Of – maar dat wordt niet gezegd – voor het Vlaams Belang.

Op zaterdagochtend 8 december kreeg staatssecretaris voor Buitenlandse Handel Pieter De Crem (CD&V) zijn partijvoorzitter Wouter Beke aan de lijn. ‘Beke belde me gisterochtend op met de vraag of ik in deze omstandigheden minister van Binnenlandse Zaken kon worden. Ik heb daar positief op geantwoord’, verklaarde de gewezen minister van Defensie een dag later aan VTM. Op het moment dat De Crem dat aanbod aanvaardde, legden de weekendkranten hun lezers uit dat de val van de regering waarschijnlijk werd geacht, zij het dat ze nog altijd een slag om de arm leek te houden. ‘Dit krijgen we wel opgelost, met wat wringerij’, zei een ‘regeringsbron’ tegen De Tijd. En overal stond hetzelfde antwoord van Theo Francken (N-VA) over wat er te gebeuren stond: ‘Only God knows.’ Ook Wouter Beke wist wat hij aan het doen was. De CD&V-voorzitter bereidde zaterdagochtend al voor wat laat die avond de ‘onvermijdelijke’ conclusie was van de regering, ná de extra ministerraad. Charles Michel (MR) legde de pers toen uit dat na het ontslag van de N-VA-ministers de Vlaamse staatssecretarissen De Crem en Philippe De Backer (Open VLD) tot minister werden bevorderd om de wettelijke taalpariteit in de ministerraad te behouden.

Dat was dubbel huwelijksbedrog. De N-VA’ers wisten donderdag al dat het voorbij was, en dus zat Peter De Roover in de Kamer met een pokerface . Zaterdag riep premier Michel een extra regeringsraad samen om na te gaan of de N-VA de regering nog steunde. En dat terwijl MR, CD&V en Open VLD al beslist hadden om zonder de N-VA verder te doen en de regeringswissel al tot in de puntjes voorbereid was.

De vraag is dus: waarom dat theater? Wat mocht of kon er niet publiek gezegd worden? Waarom viel er in deze toch niet zo vreselijk beginselvaste regering onmogelijk een compromis te maken over een niet-bindend internationaal verdrag?

Grote opluchting

Om de achtergrond van de voorbije regeringscrisis te begrijpen moeten we terug naar de herfst van 2014 en de vorming van de regering-Michel. In Franstalig België bestond grote zenuwachtigheid over het feit dat de N-VA de leidende partij zou worden in de nieuwe federale regering. Twee maatregelen moesten zo’n Vlaams en centrumrechts kabinet aanvaardbaar maken in Brussel en Wallonië. Eén: met Charles Michel werd opnieuw een Franstalig politicus de premier van het land. Twee: de N-VA beloofde om de hele regeerperiode lang géén communautaire eisen op tafel te leggen. De opluchting was groot: het leek de negatie van haar kernprogramma.

N-VA’ers namen afstand van ‘mutti Merkel’ en haar naïeve houding tegenover asielzoekers. Maakte de nieuwjaarsnacht van Keulen niet duidelijk dat we vooral waakzaam moesten blijven?

Dat was natuurlijk niet zo. De N-VA wisselde alleen van register. Als oppositiepartij had de N-VA inderdaad de Belgische staat ter discussie gesteld en had Bart De Wever met veel succes gepolariseerd tegen alles wat te vaderlands of te Franstalig was – of het nu PS-voorzitter Elio Di Rupo, de krant Le Soir of koning Albert was. Als federale regeringspartij kon dat natuurlijk niet meer. Maar daarom mocht van de N-VA toch niet verwacht worden dat ze zich niet langer zou profileren als de partij die de Vlaming verdedigt tegen alles wat zijn welvaart en eigenheid bedreigt? Vanaf 2014 was de nieuwe dreiging plots niet meer Belgisch of Franstalig maar mondiaal – en ook wel islamitisch.

De context verklaart één en ander. Meteen na de Belgische parlementsverkiezingen van 6 juni 2014 begon de Islamitische Staat (IS) met de verspreiding van gruwelfilms waarin westerse gijzelaars in oranje pak worden onthoofd. Op 19 augustus gaf de IS de beelden vrij van de onthoofding van de Amerikaanse journalist James Foley. Dat soort video’s verscheen de hele herfst van 2014. Op 11 oktober 2014 legde de regering-Michel de eed af. Meteen werd duidelijk wat de N-VA van plan was: op Johan Van Overveldt als minister van Financiën na claimde de N-VA allemaal departementen die te maken hadden met veiligheid en identiteit: Jan Jambon op Binnenlandse Zaken, Steven Vandeput op Defensie, Theo Francken op Asiel en Migratie en Elke Sleurs op Gelijke Kansen. De coalitiepartners lieten dus toe dat de N-VA via die ministeriële bevoegdheden het nieuwe België vorm zou geven. Identiteitspolitiek behoorde dus van bij de aanvang tot het DNA van de regering-Michel. Daar zat een risico aan vast voor de N-VA, want door zich op die manier te profileren bracht ze hét thema van het Vlaams Belang weer onder de aandacht. Maar in 2014 lag het VB in de touwen, en de N-VA rook haar kans om het identitaire thema over te nemen van die andere, zo ‘aangebrande’ Vlaamse partij. Voortaan nam de N-VA de taak op zich om de samenleving en haar vrijheden te beschermen tegen bedreigingen van buitenaf.

In 2014 lag het Vlaams Belang in de touwen en rook de N-VA haar kans om het identitaire thema over te nemen van die zo ‘aangebrande’ Vlaamse partij.

Aanslagen

Wat geen enkele N-VA’er kon voorzien, was dat de actualiteit haar regeringsleden een nog belangrijkere rol zou geven. Op 7 januari 2015 pleegden moslimterroristen een aanslag op de redactie van het Franse satirische weekblad Charlie Hebdo. Daarna volgden de terroristische moordpartijen elkaar op: op 13 november 2015 in Parijs, op 22 maart 2016 in Brussel. Tegelijk stak een als zeer bedreigend ervaren Europese asielcrisis op, waarbij landen als Griekenland en Hongarije plots ‘frontlijnstaten’ leken. De Duitse bondskanselier Angela Merkel probeerde de crisis het hoofd te bieden door haar landgenoten moed en waardigheid aan te praten: ‘Wir schaffen das.’ De volgende nieuwjaarsnacht werden in Keulen mannelijke asielzoekers ervan beschuldigd zich aan tientallen vrouwen vergrepen te hebben. Partijen die pleitten voor meer gesloten grenzen stelden dat het kamp-Merkel moest ophouden zich als ‘moreel superieur’ te beschouwen. Solidariteit met vluchtelingen werd afgedaan als een vorm van desolidariteit met het eigen land, met – jawel – het ‘eigen volk’.

In 2010 en 2011 had de N-VA tijdens de Griekenlandcrisis het strenge budgettaire beleid van Merkel nog voor het volle pond gesteund. Vanaf 2015 was de Duitse bondskanselier een tegenstander. N-VA’ers namen bij herhaling afstand van ‘ mutti Merkel’ en haar naïeve houding tegenover asielzoekers. Maakte ‘Keulen’ niet duidelijk dat we vooral waakzaam moesten blijven, en duidelijk onze grenzen moesten trekken?

Zo begon de N-VA het identitaire discours aan te wakkeren en de ‘westerse normen en waarden’ te claimen als haar nieuwe unique selling proposition. ‘Vlaams’ zijn was in de nieuwe context niet meer alleen anti-Belgisch, maar vooral prowesters. En de N-VA-achterban is wat hij is: beginselvast. Naarmate het identitaire discours belangrijker werd in het Vlaamse verhaal reageerde de gemiddelde N-VA’er ook steeds principiëler. En in de identitaire discussies herhaalden zich duidelijk de wetmatigheden van het klassieke communautaire opbod. Net zoals Bart De Wever in 2010 bij de onderhandelingen met PS-voorzitter Elio Di Rupo niet zo maar het principe van Vlaamse onafhankelijkheid tussen haakjes had kunnen zetten zonder teruggefloten te worden door zijn eigen achterban, zijn Theo Francken en co. in de regering van Charles Michel gebonden aan een strikt respect voor ‘de westerse waarden’ en ‘de verlichting’.

Kristof Calvo van Groen werpt zich op als de tegenpool van de N-VA. Hij is de geboren internationalist, de westerling die solidariteit ziet als een essentiële plicht voor een wereldburger.

Daardoor wordt de partij almaar radicaler. Bij zijn aantreden als burgemeester van Antwerpen was De Wever nog tegen het dragen van levensbeschouwelijke kledij voor ambtenaren omdat die de neutraliteit van de overheid schendt. Sinds het aantrekken van de Iraans-Belgische feministe Darya Safai lijkt de N-VA tegen de sluier tout court.

Dubbele signalen

Aan de andere kant van het politieke spectrum mobiliseerde ondertussen ook het ‘anti-identitaire’ kamp. Jong Ecolo maakte affiches van Theo Francken als een nazi. De voorbije weken werd de linkse socioloog Mark Elchardus op Facebook en Twitter weggehoond als een ‘racist’ omdat hij tegen het Marrakeshpact is, dat volgens hem onze sociale welvaartsstaat op de helling zet. Ook wettelijk lieten de gutmenschen zich niet meer in de hoek duwen: ngo’s en vluchtelingenorganisatie schakelden advocaten in en putten alle rechtsmiddelen uit die hen toekomen. Wat Francken bij herhaling in aanvaring deed komen met de Orde van Vlaamse Balies, die hij verweet ‘de zoveelste opengrenzen-ngo met een links-activistische agenda’ te zijn.

In dat gepolariseerde klimaat gedijt de N-VA, maar de partij moet ook uitkijken hoever ze te ver moet gaan. Het is amper bij te houden hoe vaak coalitiepartners of zelfs de premier de staatssecretaris voor Asiel en Migratie moesten terugfluiten na weer een grove tweet of een scherpe uitspraak – maar intussen werd Francken wel de populairste politicus van het land.

Die dualiteit was er ook bij de beruchte beelden waarmee de N-VA vorige week haar bezwaren tegen het Marrakesh-akkoord wilde illustreren. Nadat er alom kritiek was gekomen op de ‘racistische’ inslag van die campagne werd ze gauw ingetrokken, maar ze was wel goedgekeurd en ‘klaar voor gebruik’ bevonden. Vooral het beeld van gesluierde moslimvrouwen lokte kritiek uit. De beelden kwamen uit Duitsland, waar de extreemrechtse partij AfD ten strijde trekt tegen de niqab, terwijl dat kledingstuk in België al sinds 2011 verboden is. Dat had de N-VA moeten weten, want een van de initiatiefnemers van dat ‘verbod op gezichtsbedekkende kledij’ was het jonge Kamerlid Theo Francken.

Het lijkt alsof de N-VA leeft van dubbele signalen. Eerst stuurt ze ‘harde’ signalen uit naar de eigen achterban, naar de kiezer die weifelt tussen N-VA en Vlaams Belang: hier staan wij voor. Dan volgen de excuses van de N-VA-top. Die lijken op de duur vooral bedoeld voor hun peers in de Wetstraat, de pers, het establishment: ‘Sorry, een foutje, maar natuurlijk horen wij bij de keurige club.’

Het is bijna een wetmatigheid in de Belgische politiek: als een Vlaams-nationalistische partij deelneemt aan een regering, stapt ze er voortijdig uit.

De aanloop naar het Marrakeshpact van de Verenigde Naties was daarvan een schoolvoorbeeld. De N-VA schakelde zich maandenlang in de onderhandelingsagenda van de Belgische diplomatie in. Met succes, zo zei de Belgische toponderhandelaar, ambassadeur Jean-Luc Bodson, voor het parlement: ‘Alle punten die België belangrijk vond, zijn uiteindelijk in het pact terechtgekomen.’ Daarom ook had België al zijn fiat gegeven aan het pact: het was herhaaldelijk besproken in de regering en de ontwerptekst was aangepast. Pas toen duidelijk werd dat ‘nieuwe voorbeeldlanden’ als Hongarije en Oostenrijk het pact niet zouden tekenen – en opiniemakers van diverse signatuur zoals Elchardus, Marc De Vos van de Vlaams- en ondernemingsgezinde denktank Itinera en advocaat Fernand Keuleneer zich ertegen uitspraken – trok de N-VA haar steun aan Marrakesh in.

Wéér speelde bipolariteit de N-VA parten. Ja, ze onderschrijft de traditie van onderhandelingen en internationale afspraken. Maar diplomatieke demarches gebeuren per definitie in achterkamers en vergaderzalen, dus buiten het gezichtsveld van het publiek. Wanneer dit debat dan toch op het publieke forum gevoerd wordt, verandert de partij van discours en houding. Plots wil ze in flinkheid niet meer onderdoen voor Oostenrijk of Hongarije. Of – maar dat wordt niet gezegd – voor het Vlaams Belang. Dan is de N-VA weer de oppositiepartij van weleer. Zelfs al moet ze oppositie voeren tegen haar eigen beleid.

De les van Hugo Schiltz

De komende verkiezingen bepalen ook de pikorde in het pro-Marrakeshkamp. Niet toevallig namen de partijen die goed scoorden bij de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober vorige week de leiding in de obstructie van het N-VA-verzet tegen Marrakesh. Dat waren coalitiepartner Open VLD, maar vooral oppositiepartij Groen. Tijdens de Kamerdebatten was fractieleider Kristof Calvo de meester van het halfrond. Doe het maar, als oppositielid de pen vasthouden van een motie die mee ondertekend werd door de drie regeringspartijen MR, Open VLD en CD&V, waardoor én de N-VA met de rug tegen de muur werd gezet én de regering-Michel zichzelf uit elkaar speelde. In identitaire debatten werpt Calvo zich op als de volkomen tegenpool van de N-VA. Hij is de moderne kosmopoliet, de geboren internationalist, de westerling die solidariteit ziet als een essentiële plicht voor een wereldburger. Daarom stak hij zo veel energie in de verdediging van Marrakesh. Hij slaagde erin de N-VA te isoleren en groeit stilaan uit tot net zo’n bepalende figuur als Theo Francken.

Niet toevallig namen de partijen die goed scoorden bij de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober vorige week de leiding in de obstructie van het N-VA-verzet tegen Marrakesh.

Al is de strijd van Calvo in wezen even symbolisch als die van Francken. Of België het Marrakeshpact nu goedkeurt, tegenstemt of zich onthoudt, zodra een meerderheid van VN-lidstaten dat pact goedkeurt, bindt het alle landen. Ook de tegenstemmers. Tenzij België natuurlijk de Verenigde Naties zou verlaten. Maar dat heeft nog niemand de N-VA horen vragen. In die zin is de crisis over Marrakesh eigenlijk een conflict zonder voorwerp: het pact komt er toch en zal België binden. Dat wisten en weten alle partijen. Maar daarom zeiden ze het nog niet.

Het is bijna een wetmatigheid in de Belgische politiek: als een Vlaams-nationalistische partij deelneemt aan een regering stapt ze er voortijdig uit. Niet de radicalen maar de gematigde ‘staatsmannen’ van de Vlaamse Beweging zijn de N-VA voorgegaan. N-VA-stichter Geert Bourgeois nam in 2008 al ontslag als Vlaams minister in de regering-Peeters I omdat de CD&V toen het kartel met de N-VA had opgezegd. En niemand minder dan de grote Volksunie-voorman Hugo Schiltz (1927-2006) nam in 1991 ontslag uit de regering-Martens VIII, uit onvrede met (Waalse) wapenleveringen aan Koeweit.

Overigens liep het toen niet goed af met Schiltz en de VU. Hij hoopte dat zijn ontslag de VU een electorale bonus zou opleveren. Peilingen wezen ook op forse winst. Bij de verkiezingen van 24 november 1991 bleek evenwel net het omgekeerde: niet de VU won, maar de andere Vlaams-nationalistische partij die nog radicaler was, het Vlaams Belang. Die verkiezingen staan nog altijd bekend als Zwarte Zondag. De geschiedenis is Bart De Wever natuurlijk niet onbekend. Vraag is vooral of de N-VA ditmaal die historische wetmatigheden kan vermijden.

Dit artikel verschijnt woensdag 12 december in Knack.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content