Eric Corijn

‘Waarheen met de Vlaamse linkerzijde? Er zal een nieuwe vorm van “verzuiling” moeten groeien’

Eric Corijn Hoogleraar VUB

In zijn nieuwe boek ‘Vlaanderen ontwaak!‘, buigt Eric Corijn zich over de belangrijkste uitdagingen waar links in Vlaanderen mee te kampen heeft, en het gebrek aan een progressief alternatief. ‘De ideologische strijd is nochtans terug van weggeweest.’ Wij bieden u hier een fragment aan.

De politiek herschalen

De analyses in dit boek vormen een pleidooi voor het herdenken van de politiek, haar doelstellingen en haar organisatie. Er is nood aan een grondige vernieuwing van de ideologie. Elementen daarvan zijn aanwezig in bepaalde stromingen binnen de verschillende partijen en ook daarbuiten in middenveld, media en denktanks. Maar die elementen geraken niet samen gevoegd. Organisatorisch sektarisme staat in de weg en zonder de deelname van de bestaande politieke partijen weegt geen enkel initiatief zwaar genoeg. Een dergelijke transversaliteit zou wel leiden tot een versterkte eenheid maar ook tot afvalligheid, tot een herverkaveling van het linkse veld dus. Dat leren ons de buitenlandse voorbeelden. Daarenboven vergt zo’n herverkaveling ook een nieuw organisatorisch concept. De nationale politiek is een rem hierop en dus deel van de impasse.

Waarheen met de Vlaamse linkerzijde? Er zal een nieuwe vorm van “verzuiling” moeten groeien.

Om die te doorbreken is een politieke beweging vereist die een meerschalig project ontwikkelt: van Europa, over land en regio, tot het stadsgewestelijk project. Op al die niveaus mandatarissen aanduiden met behoud van de huidige structurering van de staat zal niet volstaan. Ook de staat moet herdacht worden, om tot een andere verhouding tussen overheid, civiele maatschappij en burgers te komen. Welnu, de plaats voor zo’n complex verknopend proces bevindt zich in de kruispunten van het Europese stedennetwerk.

Een Europese stedenpartij met een ecosocialistisch programma zou in staat zijn om de huidige neoliberale hegemonie te betwisten. Het lijkt de enige uitweg voor de brede historische stroming van het socialisme die na de vele mislukte experimenten in de twintigste eeuw in de lappenmand ligt. Een dergelijk perspectief kan tegelijkertijd een ideologisch alternatief verdedigen op een schaal die ertoe doet én basismilitanten de kans geven om de krachtsverhoudingen te veranderen binnen het stadsgewestelijke ecosysteem. De verschillende tegenstellingen verbinden in gepolitiseerde platformen is een alternatief hegemonisch project. Te overwinnen hinderpalen daarvoor zijn de depolitisering in het middenveld en het sectarisme binnen sommige sociale en identitaire bewegingen. Een hele opdracht, waarvoor het pad nog lang niet is uitgetekend. De eerste voorwaarde is wel dat men, na veertig jaar neoliberalisme, bereid is om opnieuw de discussie te openen over een andere wereld. En die zal er niet komen via een renovatie van het bestaande bouwwerk. Zeker niet als de herstart als een etnocentrisch nationalisme wordt gedacht. Er zal dus moeten worden nagedacht over het alternatief ontwerp.

De analyse in dit boek stelt dat de linkse partijen en bewe gingen in dit land zich onderwerpen aan de heersende (conservatief-liberale) hegemonie. In dat raamwerk heeft elk zijn positie, strategie en tactiek. Het komt erop aan een ietsje meer macht te verwerven binnen de bestaande institutionele orde om delen van het eigen programma te kunnen realiseren. Fair enough. In dat kader is er dan voor elk wat wils, kunnen kiezers naargelang eigen voorkeur en naargelang de context nu eens voor de ene en dan weer voor de andere partij stemmen. En vermits er wel degelijk een vijver van progressieve kiezers bestaat, onderhoudt dat dan ook een fervente competitie tussen de partijen. Dat is ook het geval binnen de rechterzijde. Het grote verschil is echter dat het debat ter rechterzijde erom draait het grote conservatieve electoraat, dat in Vlaanderen historisch zo’n 60 procent omvat, te winnen voor een regimeshift, voor structurele hervormingen. Van Grieken, De Wever, Elchardus: ze gaan allen op zoek naar een herstart, een reset. Het maatschappelijk project van links – en welke structuurhervormingen daarvoor nodig zijn – blijft vooralsnog mistig.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Om vooruitgang te boeken in de vorming van een linkse of progressieve politiek zijn volgende elementen te weerhouden. Uit de confrontatie met de historische debatten en de gewijzigde maatschappelijke context onthouden we vooral twee lessen. De maatschappelijke conflicten zijn veelzijdig en de breuklijnen verschillend. Dat leidt tot een gesegmenteerde en gefragmenteerde werkelijkheid. Om enige kans te maken op links leiderschap en instemming is het overstijgen van die verdeeldheid een absolute voorwaarde. Net dat overstijgen is de opdracht van een hegemonisch project, en dat in een dubbele betekenis. Het overstijgen van de verdeelde strijdperken door het opzoeken van equivalentie en verband. Het overstijgen van het eigen beperkte perspectief om de breuklijn zo anders te formuleren, dat een uitweg zichtbaar wordt. Een hegemonisch project is dus meer dan een optelsom, meer dan een simpele frontvorming. Het vergt een herdenken en een herschrijven.

Enkele inzichten kunnen daarbij van nut zijn. Dat het goed is een balans op te maken van historische experimenten en debatten en vooral duidelijk te maken welke lering daaruit te trekken valt. Dat de maatschappelijke condities vandaag grondig verschillen van het industriële kapitalisme van honderd jaar geleden. Dat het sociale veld weliswaar wordt bepaald door een aantal sociale posities, maar evenzeer door de manier waarop identificatie en zelfbepaling die positionering verbeelden. Dat emancipatiestreven niet automatisch samenhangt met bepaalde sociale groepen, maar wel afhankelijk is van adhesie aan een politiek project en aan maatschappelijke visie. Belangenverdediging leidt niet vanzelf naar een politiek project. Dat elk van de bestaande partijen niet in staat is zelfs maar alleen het eigen programma te verwezenlijken, laat staan andere legitieme eisen in dat programma te verwerken. Echte vooruitgang zal dus worden geboekt in de overlap, in de marge van de dagelijkse politieke praktijk.

Welke actoren en interacties kunnen dan bijdragen tot het uitwerken van zo’n hegemonisch project? Vooral diegenen die zich bewust zijn van de begrenzing van hun eigen activisme. Niet diegenen die volop geloven in het succes van de bestaande organisaties en visies, want zij zullen zich op sektaire wijze vooral richten op de organisatorische taken en het eigen resultaat. Vandaar dat het weinig waarschijnlijk is dat de politieke partijen zelf zullen bijdragen tot politieke herverkaveling, temeer daar ze financieel aan de baxter van de overheidsfinanciering hangen

(Lees verder onder de omslag.)

Eric Corijn, Vlaanderen ontwaak!, Ertsberg, 237 p, 22,50 euro.
Eric Corijn, Vlaanderen ontwaak!, Ertsberg, 237 p, 22,50 euro.© Ertsberg

Ik zie drie soorten mensen geïnteresseerd in het leveren van een bijdrage tot een grensoverschrijdend project. Mensen gemotiveerd door een bewustzijn, intellectuelen, denkers, onderzoekers, lezers… en, geconfronteerd met de onvolkomenheden van het eigen paradigma, de eigen theorie. Mensen gemotiveerd door de beperkingen van een eigen werkveld, in het middenveld, sociale bewegingen, media of actiegroepen en geconfronteerd met de onmogelijkheid om de problemen duurzaam op te lossen. En, tot slot, mensen en mandatarissen binnen de bestaande politieke stromingen die, al dan niet in de minderheid, geconfronteerd zijn met de beperkingen en de tunnelvisie van de eigen beweging. Kortom, vermits elk hegemonisch project een zekere decentrering vanuit de eigen positie veronderstelt, een uit de comfortzone stappen, zal die missie vooral dissidenten te beurt vallen. Er bestaat echter nog geen plek, ook niet op het net, waar dissidenten elkaar kunnen ontmoeten, over politiek kunnen praten en samen projecten opzetten.

Wat zou dan de agenda zijn voor zo’n project? De opdracht, zo hebben we afgeleid uit het voorgaande, is ‘articulatie’: ver binden en overstijgen. Ik heb op zijn minst drie afwezige arti culaties aangegeven. Ten eerste moet het project een meerscha lige samenhang vertonen. De politieke verbeelding laat zich vandaag bepalen door de regionale en landelijke instellingen die door de media als belangrijkste politiek veld worden weer gegeven. Terwijl enerzijds de economie en de marktverhoudingen zich op continentale en wereldschaal situeren en anderzijds de concrete inzet voor het dagelijks leven zich op stadsgewes telijk niveau voordoet. Europees beleid en lokaal beleid wor den ook ter linkerzijde nog te veel beschouwd als een simpele verderzetting van het landelijk beleid. Die misvatting rechtzet ten en zowel programmatorisch als organisatorisch verbeteren is een voorwaarde voor betere krachtsverhoudingen.

Ten tweede ligt er een grote uitdaging in het verbinden van de grote verscheidenheid aan veelal identitaire strijd. Vandaag zijn er zeer veel identiteiten in het spel, die elk hun tegenstrever of vijand hebben, en elk hun beeld van winnen of verliezen. Die soms erg competitieve segmentering opheffen in een hernieuwd narratief van gelijkheid en gelijkwaardigheid is een grote uitdaging. Dat is niet een kwestie van een goed geschrift of een manifest. Dat is evenmin de overwinning van bestaande universalistische opvattingen tegenover de imaginaire vijand van de woke of cancel culture. Dat is vooral een praktische uitdaging. Historisch is de linkerzijde ervan uitgegaan dat de arbeidersbeweging in staat zou zijn om nieuwe uitdagingen en nieuwe strijdperken mee op te nemen. Dat is onjuist gebleken. Niet alleen is de arbeidersbeweging zelf in een zeer defensieve situatie gedwongen en innerlijk erg verdeeld, maar de nieuwe sociale bewegingen hebben in hun meest voldragen uitdrukking ook nieuwe breuklijnen ingevoerd die tot diep in het weefsel van de arbeidersklasse zelf doordringen. Anderzijds is het dan wel de uitdaging voor die nieuwe perspectieven om ook zelf aan te geven hoe ze gelegitimeerde eisen van de werkende mensen of van andere posities in hun visie opnemen. Er is dus veel kruisbestuiving en transversaal debat nodig. En daarvoor zijn bereidheid en collegiale sfeer nodig. Vooral ook zorg voor elkaar, in een overwegend rechts klimaat.

De derde opdracht tot articulatie is die tussen theorie en praktijk. Het komt erop aan een echte filosofie van de praxis uit te werken, de theorie op de pragmatiek te richten en de praktijk te politiseren. Indien het kenmerk van een linkerzijde is in te zetten op gelijkheid en gelijkwaardigheid, op inclusie en solidariteit en dat tegenover een egocentrisch individualisme, een eeuwige concurrentie, uitsluiting en groeiende ongelijkheid, dan is het vooral zaak sociale praktijken in die zin zichtbaar te maken en tegenover de liberale marktoplossingen te stellen. Er zal een nieuwe vorm van ‘verzuiling’ moeten groeien, waarin solidaire en democratische praktijken, zowel uit de markt als uit de overheidsdiensten en het middenveld, samen worden gevat in een politiek verlengstuk. Dat moet dan anderzijds worden gevoed door de vele nieuwe theoretische en wetenschappelijke inzichten die bestaan, maar in deze verkleuterde wereld niet tot de praktijken doordringen. Vernieuwing en creativiteit dagen ook de kunsten en de kunstenaars uit zich meer in het centrum van de maatschappelijke uitdagingen te plaatsen en deel te nemen aan het ontwerpen van een toekomst. En, evenmin als de bestaande partijen en politieke instellingen de motor zullen zijn, zullen ook de mainstream media niet de belangrijkste platformen voor een vernieuwend maatschappelijk debat leveren.

Hegemonie moet dus een transversaal maatschappelijk project schragen en dat stellen tegenover een andere, al dan niet al dominante visie. De heersende ideologie, zo hebben we hoger aangegeven, is het economisch neoliberalisme en het mentaal individualisme. Om het overleven van het concurrentiële systeem tegenover een ‘buitenwereld’ te ondersteunen, neigt dat rechtse kamp nu naar een soort conservatief liberalisme. De vrije onderneming en de winstbetrachting worden in stand gehouden, maar de individuele vrijheid wordt onder geschikt gemaakt aan een collectivisme van het volk en van de traditie. Dat is de neoconservatieve tegenhegemonie die aan het werk is, en die in verschillende landen het politieke spectrum heeft ingeperkt tot een keuze tussen conservatisme en en liberalisme. Beide kiezen voor het kapitalisme. Het rechtse hegemonische project bouwt zich op het zoeken van een ‘compromis’ tussen een burgerlijke conservatieve stroming gericht op een versterking van het staatsnationalisme, en een populistisch radicaal-rechts steunend op etnocentrisme, xenofobie en discriminatie.

Een vernieuwde linkerzijde moet zich tegenover die keuze profileren. Het uitgangspunt is dat de diverse maatschappelijke uitdagingen systemisch zijn en dat structurele hervormingen dus sowieso aan de orde zijn. De meest dringende en zichtbare uitdagingen zijn levensbedreigend, voor mensen en voor vele andere levende wezens. Laten we vertrekken van de noodzake lijke en snelle transitie weg van de opwarming, de zoönose en de dalende biodiversiteit. Ecosysteem en versnelde transitie zijn dus twee sleutelbegrippen in elk links hegemoniestreven. Binnen dat kader eist links dat die transities ook de gelijkheid en de solidariteit bevorderen, en niet afbreken. Dat betekent dan een grondig hertekenen van de vormen van rijkdom en productieverdeling. Maar ook een transitie in de sociale verhoudingen en omgangsvormen die uitgebreid worden bestudeerd door diegenen die zich bezighouden met sociale innovatie. Met andere woorden: structuurhervormingen in de economie, de inkomensverdeling en de sociale dienstverlening. Structuurhervormingen die het kapitalisme (hoogstwaarschijnlijk) niet zal kunnen integreren. Vandaar zal een transitieproject gedragen moeten zijn door een ecosocialistische maatschappelijke visie, hoewel daar zeker nog discussie over is, zowel binnen de groene linkerzijde als binnen Vooruit, beweging.net of PVDA, maar ook in het middenveld en bij de nieuwe sociale bewegingen. Hoe dan ook, om zo’n radicaal transitietraject op de politieke agenda te krijgen, zal het draagvlak daarvoor drastisch moeten vergroten. Dat zal worden gevonden in een radicale verdediging van de democratie, niet alleen tegenover de dreiging van rechts, of de vrijheidsberovende aanpak vanuit de uitvoerende macht, maar ook en vooral tegenover bureaucratische praktijken in het eigen kamp. Om een draagvlak voor zo’n project te vinden zullen ook de sociale praktijken van samenwerking, solidariteit en zelfbestuur sterk moeten toenemen en uit de marginaliteit treden waarin ze nu zitten. Om daaraan te werken moeten de zichtbaarheid voor die praktijken en het gesprek daarover sterk toenemen, en dat zal niet kunnen zonder de uitbouw, de schaalvergroting en een groter bereik van alternatieve media. Laten we democratische besluitvorming, solidaire uitvoering en mensenrechten telkens weer als criterium nemen, en daarop zowel de eigen projecten als die van de tegenstander afmeten.

Zo lijkt een pleidooi voor een radicaal-democratisch ecosocialistisch project op Europese schaal, op zoek naar wortels in verschillende bestaande praktijken, die kunnen worden gecombineerd in transversale stedelijke living labs, een voorlopige conclusie van dit boek. Dergelijke nieuwe praxis moet de bestaande politiek uitdagen. In de richting van de bestaande linkse partijen en hun werking in de instellingen, maar ook in de richting van het bestaande middenveld dat politieke discussie afhoudt. En dan zeker in de richting van de rechtse tegenstrever die mikt op een door tradities ingeperkte democratie om het bestaande zo lang mogelijk intact te houden. De vernieuwing moet worden gezocht in de civiele maatschappij. Het is vanuit die positie dat zowel de politiek als de markteconomie moeten worden aangesproken. Zo zou de politiek kunnen worden tot ‘het politieke’.

Wat we nodig hebben is een links abracadabra!, een onmogelijk aantrekkelijk toekomstbeeld. Een vriend vertelde me dat de term uit het Aramees stamt. In die taal betekent ‘abracadabra’ letterlijk abra: hij heeft gedaan, cadabra: zoals hij heeft gezegd. Doen wat men zegt, is een performatieve zin. De uitspraak maakt een werkelijkheid die ervoor niet bestond. Door het woord verandert de wereld.

Eric Corijn, Vlaanderen, ontwaak! – Tegen de grondstroom, Uitgeverij Ertsberg, 237 p., 22,50 euro.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content