Vooruit onderuit in Limburg: de val van socialistisch zwaargewicht Tony Coonen
Het gerecht heeft dezer dagen de handen vol met de financiën van een Antwerpse liberale politica en de voorman van het Limburgse socialistische ziekenfonds: ze bleken samen zaken te hebben gedaan. Waarom kon Tony Coonen doen wat hij deed? En waarom zocht hij contact met Sihame El Kaouakibi?
Afgelopen weekend had de Franstalige krant La Dernière Heure het over ‘De Woonzorg’ in plaats van ‘De Voorzorg’, maar op die grappige fout na was het bericht wel een teken aan de wand. Ook Franstalig België volgt met belangstelling de recente golf van scandalitis die politiek Vlaanderen treft. Al vanaf februari gaat er amper een dag voorbij of er is nieuws over de financiële verwikkelingen rond Let’s Go Urban (LGU) en andere Antwerpse organisaties van Vlaams Parlementslid Sihame El Kaouakibi (ex-Open VLD). Vorige week berichtte Humo over een contract ter waarde van 550.000 euro op jaarbasis tussen El Kaouakibi en De Voorzorg, het socialistische ziekenfonds in Limburg. Op dat moment liep er tegen Tony Coonen, de voormalige topman van De Voorzorg, al een onderzoek van de financiële fraudecel van de federale gerechtelijke politie van Limburg in verband met corruptie en witwasconstructies.
De vrees voor een electorale afstraffing in de sterkste socialistische provincie is groot.
Het plotse verband tussen de twee ‘schandaalzaken’ maakte de tongen losser. Het verrassende optreden van voormalig topsocialist Johan Vande Lanotte als raadsman van El Kaouakibi werd uitgelegd als een ‘vlucht vooruit’ van De Voorzorg. Anderen wezen erop dat in de aanloop naar de verkiezingen van 2019 blijkbaar ook de Vlaamse socialisten geld veil hadden om El Kaouakibi te paaien, net zoals N-VA- en Open VLD- politici zich gul hadden getoond met financiële steun voor het begeerde ‘witte konijn’.
Limburgs model
Het is nochtans weinig waarschijnlijk dat er een politieke reden moet worden gezocht voor de interesse van Vooruit – toen nog SP.A – in El Kaouakibi. Een West-Vlaamse politicus als Vande Lanotte die zich als tussenpersoon zou opwerpen om het bevriende Limburgse ziekenfonds uit de wind te zetten, omdat het via een omweg geld veil zou hebben gehad om El Kaouakibi op een Antwerpse SP.A-lijst te krijgen: dat staat haaks op de socialistische partijcultuur en -organisatie. De Antwerpse socialisten hadden bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 hun oog laten vallen op politiecommissaris Jinnih Beels. En in de aanloop naar de parlementsverkiezingen van 2019 zaten diezelfde Antwerpse SP.A’ers met de handen in het haar wegens een pijnlijk teveel aan vrouwelijke kandidaat-parlementsleden. De reden waarom onder meer Maya Detiège geen verkiesbare plaats kreeg.
Maar waarom trok de topman van een Limburgs socialistisch ziekenfonds dan niet minder dan 550.000 euro per jaar uit voor Sihame El Kaouakibi? Waarom zocht hij steun bij een Antwerpse organisatie? Het ‘Limburgse model’ was jarenlang een socialistisch succesverhaal. Nergens stonden partij en zuil sterker en behaalden ze meer stemmen. Dat succes heeft eigenlijk één (groot)vader: Willy Claes (°1938). Hij werd als jongeling ontdekt door Walter Thijs, tot zijn plotse dood in 1957 de secretaris van De Voorzorg. Na zijn studie ging Claes aan de slag als (adjunct-)secretaris bij dat ziekenfonds, en nog voor zijn dertigste kwam hij voor de BSP in de Kamer terecht. In 1972 werd Claes minister van Onderwijs en van toen af was hij de feitelijke nummer één van de Vlaamse socialisten. Die positie had Claes voor zichzelf afgedwongen door van het achtergebleven Limburg een van de sterkste socialistische provincies te maken. In 1958, toen Claes politiek actief begon te worden, behaalde de CVP in Limburg 72 procent van de stemmen, tegen 13 procent voor de BSP. In 1991, de laatste verkiezingen met Claes als lijsttrekker, behaalde de CVP nog 27 procent, tegenover 23,5 procent voor de SP. Dat Limburgse model steunt op de intense samenwerking tussen de partij, nu Vooruit, en ziekenfonds De Voorzorg. Claes eiste dat er tot het kleinste gehucht van de provincie een bode van De Voorzorg paraat stond om de leden bij te staan. Zo legden Willy Claes en diens rechterhand Guy Moens via de ziekenkas de basis voor de uitbouw van de partij. De Limburgse socialisten hebben zelfs een eigen studiedienst: het Centrum Willy Claes opereert vanuit de Hasseltse hoofdzetel van De Voorzorg.
Bij Limburgse socialisten spelen informele, vaak familiale netwerken een belangrijke rol.
Dat model bewijst nog altijd zijn nut. Bij de verkiezingen in 2019 klopten de Vlaamse socialisten af op 10,3 procent voor het Vlaams Parlement en 10,7 procent voor de Kamer. In Limburg behaalden de SP.A’ers ongeveer dertig procent meer stemmen: ze hielden stand met 13,5 procent (Vlaams Parlement) en 13,8 procent (Kamer). Vandaar dat de Limburgse Meryame Kitir (SP.A) het tweede regeringslid is van Vooruit, naast superminister Frank Vandenbroucke. Vandaar ook dat Connner Rousseau bij de voorzittersverkiezingen in 2019 als running mate de onbekende Limburgse politica Funda Oru koos: haar provinciale afkomst was haar meerwaarde. En ook al doet Vooruit vandaag alsof de perikelen van Tony Coonen een zaak zijn van het ziekenfonds en niet van de partij – wat ze natuurlijk wel zijn – de vrees voor een electorale afstraffing in de sterkste socialistische provincie is groot.
Spartacus
Want na Willy Claes kwam Steve Stevaert. Op 8 oktober 1994, een paar weken nadat Claes de Belgische politiek had verlaten om secretaris-generaal van de NAVO te worden, werd de Hasseltse SP (33,66 procent) net een tikje groter dan de CVP (33,38 procent) van scheidend burgemeester Louis Roppe. Stevaert werd als eerste socialist burgemeester in de Limburgse hoofdstad. Waarnemers van het Limburgse publieke leven wijzen op het grote belang van projectontwikkelaars in het uittekenen van Stevaerts politieke plannen. Stevaert was een van de eerste burgemeesters die uitdrukkelijk koos voor ‘stadsontwikkeling’ als zijn zichtbare politieke project. Hasselt moest uitgroeien van een wat duf provinciestadje tot een bruisend regionaal centrum, een kleinere evenknie van buren als Maastricht of Luik. Stevaert begon daarvoor zelfs oude plannen van Roppe uit de kast te halen waartegen hij zich als oppositielid nog had verzet. Als burgemeester begon hij ze zelf te realiseren, zij het met typische stevaertiaanse draai: de binnenring van Hasselt werd een verkeersluwe Groene Boulevard, niet de stadsparking die zijn voorganger voor ogen had. En wat goed was voor Hasselt of Limburg, was automatisch goed voor de plaatselijke socialisten, en vice versa. Zo werd althans geredeneerd. Op een loslippig moment verklapte Stevaert waarom de nieuwe sneltram tussen Hasselt en Maastricht ‘Spartacus’ moest heten: ‘Ik heb tegen mijn mensen gezegd: welke naam we ook kiezen, het móét met “Spa” beginnen.’
Stevaert was geen socialist geworden om in armoede te leven. Als jonge middenstander had hij geleerd hoe met hard werken goed geld te verdienen was. Waarom zou hij als politicus niet meer mogen investeren in vastgoed of in kunst, geen mooie pakken meer mogen dragen, niet meer de betere restaurants mogen frequenteren, of zich ver moeten houden van charmant gezelschap? Het is een even dunne als gevaarlijke lijn, want politici hebben zich aan meer en striktere regels te houden dan de meeste gewone burgers. Maar Stevaert was razend populair. Als hij een stap zette op de dijk in Blankenberge, wilden zowel getatoeëerde bouwvakkers als scouts met hem een selfie nemen. Gehandicapte oudjes werden in hun rolstoel tot bij hem gereden, en dan keken ze naar hem op alsof hij in staat was om hen weer te doen lopen. Het echte wonder van Stevaert was dat hij de indruk gaf dat hij ‘gewoon’ was. Terwijl zijn leven uitzonderlijk was, van zijn publieke optredens tot zijn deals achter de schermen. Hij was actief van Havana tot Vietnam. Socialisme kon niet alleen gezellig zijn, het mocht best ook welgesteld wezen. Na Stevaerts zelfmoord in 2015 schreef dit blad: ‘Juist omdat hij verkoos om niet meer in de schijnwerpers te komen, hing er rond zijn optreden vaak iets heimelijks. Dat voedde de mythevorming. Het beeld begon te overheersen van een ritselaar die her en der rekeningen vereffende, altijd in het eigen voordeel.’
In die Stevaertjaren steeg de ster van Tony Coonen. Zoals zovele Limburgse socialisten is Coonen geboren in een rood nest: zijn vader Lambert Coonen was OCMW-voorzitter in Houthalen-Helchteren. Als werknemer van De Voorzorg leerde zoon Tony de knepen van het vak op de dienst boekhouding. Coonen werkte hard, was niet onverstandig en had best wat strategisch inzicht. In 1998 werd hij secretaris van De Voorzorg. Onder zijn leiding werd het ziekenfonds nog sterker dan het al was. Twintig jaar op rij pikte Coonen een half tot één procent marktaandeel in van de concurrentie. Zo steeg het marktaandeel van De Voorzorg van 30 tot ongeveer 38 procent. Stevaert wist wat hij aan Coonen en co. had. Zijn 1 meitoespraken placht hij af te sluiten met de boutade. ‘Leve de coöperatie! Leve De Voorzorg! Leve de vakbond! Leve de partij.’ Alleen het ziekenfonds werd bij naam genoemd.
Let’s Go Urban
Besturen is vooruitzien. Coonen besefte al vroeg dat hij zijn organisaties – het ziekenfonds én de partij – moest moderniseren. Het baarde hem zorgen dat De Voorzorg steeds meer moeite had om jongeren aan zich te binden, ook al omdat de Christelijke Mutualiteiten hun klassieke jongerenwerking hadden omgevormd tot de aantrekkelijke jeugddienst Kazou Een van Coonens directeuren was in Antwerpen actief geweest en maakte hem attent op Let’s Go Urban (LGU), het toen alom geprezen hiphopproject waarmee El Kaouakibi jongeren een podium geeft en hen probeert te empoweren. Waarom zou in Limburg niet kunnen wat in Antwerpen aan het gebeuren was? Onder de paraplu van De Voorzorg en in samenwerking met LGU zag Vibez het licht. Vibez organiseerde urban dansshops in Limburgse scholen. Zelfs het katholieke net opende de deuren voor het al snel erg populaire project, dat elk schooljaar duizenden kinderen bereikte. Later volgden danscursussen, nog later urban-dancekampen. Na enige tijd mochten ook allochtone meisjes op kamp blijven slapen, wat als een groot succes werd gezien: ‘Al die enthousiaste, dansende jongeren, zonder onderscheid van geslacht, afkomst of inkomen: dat was socialisme zoals socialisme moet zijn.’ Een eerste door LGU gecoacht massaoptreden in zaal Soeverein in Lommel was een daverend succes, en dat straalde af op Coonen. Maar er hing ook een stevig prijskaartje aan vast: 550.000 euro per jaar. Dat bedrag diende onder meer om een vijftal fulltime LGU-trainers te betalen: in het begin volgde El Kaouakibi de Limburgse bezigheden persoonlijk op, na een tijdje liet ze de operationele leiding over aan haar personeel. Het gerecht zoekt nu uit of die betalingen (on)wettig waren, of er eventueel tussen Antwerpen en Hasselt met bepaalde bedragen ook onder tafel heen en weer geschoven is.
Over geld besliste Tony Coonen het liefst zelf. Bij Limburgse socialisten spelen informele, vaak familiale netwerken een belangrijke rol. Coonen (her)trouwde met en scheidde weer van SP.A-politica Hilde Claes, de dochter van Willy. Dirk Meynen, de boekhouder van De Voorzorg die onlangs samen met Coonen werd gearresteerd, is de zoon van de broer van Suzanne Meynen, de ex-vrouw van Willy Claes. Hij is dus een volle neef van Hilde. Ook met ex-schoonvader Willy is Coonen on speaking terms gebleven. Claes senior van zijn kant waardeert het politieke en organisatorische werk van Coonen voor De Voorzorg en de partij, ‘zijn’ erfenis leek in goede handen. Omgekeerd zou Coonen ook Hilde Claes blijven steunen, ook toen ze zich in 2016 als burgemeester van Hasselt in de problemen had gewerkt. John Crombez kwam naar Hasselt om Claes tot ontslag te dwingen, maar op de bewuste vergadering plakte Coonen de SP.A-voorzitter bijna tegen de muur, zó boos was hij om het kaltstellen van zijn ex-echtgenote. Uiteindelijk werd Nadja Vananroye (CD&V) de nieuwe burgemeester. Dat zette de tanende macht van de Limburgse socialisten extra in de verf.
Want ondanks de relatief hoge scores bij verkiezingen zijn er maar weinig Vooruit-provincies die zo’n leegloop hebben gekend als Limburg. In het begin van deze eeuw moesten de Limburgse socialisten nog politiek talent ‘op overschot’ exporteren naar steden in andere provincies die daarom verlegen zaten: dat verklaarde bijvoorbeeld de transfer van Caroline Gennez van Sint-Truiden naar Mechelen. Vandaag is de situatie totaal veranderd. Steve Stevaert is niet meer. Herman Reynders, zijn opvolger als burgemeester en gouverneur, heeft zijn pensioenleeftijd niet afgewacht om vaarwel te zeggen aan de provinciale politiek. Ook diens opvolger Hilde Claes is politica af. Na een merkwaardige verkiezingsnederlaag werd het stil rond de Lommelse ex-burgemeester Peter Vanvelthoven. Ex-minister Ingrid Lieten, Pukkelpop- organisator Chokri Mahassine, ex-ondervoorzitter Joke Quintens, ex-parlementslid Rob Beenders, de Hasseltse ex-schepen Valerie Del Re, haar Genkse ex-collega Angelo Bruno, … allemaal belangrijke Limburgse socialisten, vaak ook stemmentrekkers, die de voorbije tijd de politiek voor bekeken hielden, en meestal vroeger dan verwacht.
Alleen in Sint-Truiden heeft ex-burgemeester Ludwig Vandenhove zichzelf weer op de kaart gezet met zijn onthullingen over de voortijdige coronavaccins waarop zijn opvolgster Veerle Heeren (CD&V) zichzelf, haar familie, buren en medewerkers heeft menen te mogen trakteren. Maar eigenlijk gaapt na Meryame Kitir de absolute leegte. En Kitir zelf kent haar eigen beperkingen beter dan wie ook: als voormalige arbeidster van Ford Genk mist ze de scholing om zonder hulp haar weg te vinden in complexe financieel-zakelijke dossiers. Hoe dan ook heeft Stevaert niet gezorgd voor een deugdelijke politieke opvolging. Dat komt ook omdat hij te uitzonderlijk was als politicus, te succesrijk als stemmenkoning. Zo’n figuur opvolgen is haast onmogelijk. Er was bij de Open VLD ook geen opvolger voor Guy Verhofstadt, en bij de N-VA lijkt niemand klaar te staan om de schoenen van Bart De Wever te vullen. Maar een en ander heeft ertoe geleid dat de Limburgse erfenis van Stevaert veel weg heeft van een zinkput, zo’n kolossaal, op het eerste gezicht bodemloos zwart gat. Dergelijke zinkputten ontstaan altijd ónder de oppervlakte. Eerst erodeert het steunmateriaal, de ondergrond. Pas op het einde barst de bovenlaag. Dat is zo in de natuur, maar ook in de politiek.
Niemand wil uitleggen wat ze ‘hadden zien aankomen’. In een ander land heeft die politieke zwijgcultuur een naam: omertà.
Champagne
Zo kon Tony Coonen in 2019 niet anders dan zelf op een SP.A-lijst gaan staan. Zeker na het afscheid van Peter Vanvelthoven zaten de Limburgse socialisten met de handen in het haar. Samen met Alain Yzermans, de provinciale voorzitter van Vooruit, en Jean Vrancken, de voorzitter van het Limburgse ABVV, heeft Coonen als sterke man van De Voorzorg beslist om de rangen opnieuw te sluiten. Vanaf dat jaar organiseerden de drie takken van de Limburgse socialistische beweging – partij, vakbond en ziekenfonds – opnieuw samen hun nieuwjaarsreceptie. Coonen werd lijstduwer bij de Kamerverkiezingen van 2019. Hij behaalde ‘maar’ 7839 stemmen. Voor iemand die in heel Limburg bekendstaat als hét zwaargewicht van zijn politieke familie, was die uitslag een blamage, zelfs een vernedering. Het leek een signaal dat gewone leden hem niet echt op handen droegen en dat het middenkader geen moeite deed om hem te steunen. Sommigen wijzen erop dat die verkiezingen mogelijk een mentaal kantelpunt waren. Bovendien had Paul Butenaerts al een paar jaar eerder afscheid genomen. Butenaerts, voormalig vertrouweling van Claes en Stevaert en de ‘beste onderhandelaar die de Limburgse socialisten ooit hadden’, beschikte nog over het gezag om Coonen in de pas te doen lopen. En: hij kende zijn dossiers en hij doorzag de boekhouding. Sommige nieuwe bestuurders van De Voorzorg hebben de naam vooral op de vergaderingen aanwezig te zijn om achteraf samen te kunnen tafelen in de betere Hasseltse restaurants.
Ook hier volgt het voetvolk de baas. Coonen was de laatste jaren niet vies van een opzichtige levensstijl. Niemand ontging zijn omgang met nieuwe vrienden als projectontwikkelaar Daan Mullens. Mullens zette zelf een filmpje op het internet met beelden van zijn huwelijksfeest aan het Italiaanse Comomeer. Gasten werden per helikopter aangevlogen, dure champagne Ruinart vloeide rijkelijk. De legendarische trouwpartij in The Godfather was een veredelde boerenbruiloft vergeleken met de openlijk geëtaleerde luxe waarop de 41-jarige zakenman zijn gasten trakteerde. Onder hen ook Tony Coonen.
Die opzichtige stijl etaleerden ze ook in Hasselt. Net als Stevaert was Coonen een gourmand die graag tweemaal per dag een restaurant bezocht, ’s middags en ’s avonds. Het Italiaanse eethuis Pocomatto staat bekend als ‘de bedrijfskantine van De Voorzorg’. Mullens van zijn kant liet weleens een volledige voorraad van de betere wijnen in één keer ontkurken. Coonen is meer dan eens gewezen op de risico’s van zulk opzichtig gedrag: ‘Zo maak je vijanden.’ Het mocht niet baten. Als baas van een ziekenfonds gedroeg Coonen zich steeds openlijker als een partner van een vastgoedkantoor. Een pand van De Voorzorg aan de Guldensporenlaan in Hasselt werd verkocht aan vriend Mullens. Die vestigde er de kantoren van zijn eigen Immo Top Invest, plus een aantal luxueuze lofts. Partijgenoten zeggen vandaag haast unaniem dat ze ‘het’ hadden zien aankomen, dat er al lang ‘verhalen’ circuleerden. Maar niemand die met naam en toenaam wil uitleggen wat hij zag. In een ander land heeft die politieke zwijgcultuur een naam: omertà.
Waar men niet openlijk spreekt, wordt des te meer geroddeld. Het is een feit dat het gerecht in actie is gekomen na klachten over de verkoop (en de afbraak) van Le Petit Rouge, een gewezen hotel van De Voorzorg in belle- époquestijl aan de Blankenbergse Zeedijk. Het is echter onzin dat dit een ‘luxehotel’ was, zoals sommige media hebben bericht: een ‘veredelde Ibis’ benadert al dichter de waarheid. Blankenberge is geen plaats waar gefortuneerden hun vakantie willen doorbrengen. Dus niet de accommodatie of het gebouw, maar wel de ligging maakte het pand uitzonderlijk begeerd. Het gaat om een ‘AAA-locatie’: een absolute topligging zoals er maar eens om de tien jaar eentje vrijkomt aan de Belgische kust. Maar wanneer de grote spelers in de vastgoedsector bij De Voorzorg informeerden naar de verkoopsprijs van Le Petit Rouge, kwam er niet eens een ernstig antwoord. Tot ineens bleek dat, jawel, een kleine garnaal als Daan Mullens de begunstigde was. De onderlinge concurrentie tussen de grootste bouwheren is sowieso al op het scherp van de snee, laat staan dat ze zo’n megadossier zomaar zouden overlaten aan spelertjes uit Limburg die nogal opzichtig de gangbare regels aan hun laars lapten. Het gerecht zoekt nu uit hoe de zaken in elkaar zitten, en of Tony Coonen zich heeft bezondigd aan een foute interpretatie van die befaamde regel uit De Internationale: ‘Begeerte heeft ons aangeraakt.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier